Waarom een nieuwe wereld zeker is
ALS de nieuwe wereld van mensen afhankelijk zou zijn, zou de komst hiervan nooit zeker zijn. „De dode helden zullen tevergeefs zijn gestorven, tenzij uit de overwinning een nieuwe aarde, waarin rechtvaardigheid woont, zal voortkomen”, verklaarde het uitvoerende comité van de Federale raad van kerken van Christus in Amerika na de eerste Wereldoorlog. Het comité vroeg christenen te werken en te bidden „opdat uit de as van de oude beschaving de schone omtrekken van een nieuwe wereld mogen oprijzen”. De intrede van een tijdperk met waterstofbommen van vele megatonnen heeft de mensheid echter dichter bij de as van vernietiging en niet bij de ’schone omtrekken van een nieuwe wereld’ die zij hoopten te scheppen, gebracht. ’s Mensen krachtsinspanningen kunnen een nieuwe wereld niet zeker stellen.
Een nieuwe wereld zal echter niet door mensenhanden tot stand worden gebracht, maar wel door de Almachtige God, die „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” heeft beloofd, „waar gerechtigheid woont”. God zal altijd zijn voornemen ten uitvoer brengen. Hij zal zijn woord, dat hij op basis van zijn naam heeft gegeven, rechtvaardigen. Met een dergelijke goddelijke belofte zijn wij verzekerd van een nieuwe wereld, want het is „onmogelijk . . ., dat God liegen zou”. — 2 Petr. 3:13; Hebr. 6:18.
Bestaat er enige twijfel over of hij machtig genoeg is om een nieuwe wereld te verwezenlijken? Niet wanneer wij nadenken over de enorme daden die God in het verleden ten uitvoer heeft gebracht en die van zijn oneindige macht om een glorierijke nieuwe wereld te bevestigen, getuigen. Dat God Noach en zijn gezin door een vloed van reusachtige afmetingen heenbracht en hen op een gereinigde aarde plaatste, is slechts één van deze daden. God, zo zegt de apostel Petrus, heeft „de oude wereld niet . . . gespaard, maar Noach, den prediker der gerechtigheid, zijn achttal bewaard . . ., als Hij den zondvloed over de wereld der goddelozen” bracht (2 Petr. 2:5, SV). Een „wereld der goddelozen” vormt dus voor God geen hinderpaal voor het scheppen van een nieuwe wereld; hij vaagde eens een dergelijke wereld weg en kan dit weer doen. Het is dan ook geen wonder dat de Allerhoogste God ongeveer 400 jaar na de grote Vloed tot Abraham zei: „Is er voor Jehovah iets te buitengewoon?” — Gen. 18:14, NW.
Ja, zelfs de schepping van de hemellichamen en onze planeet de aarde was voor God niet te buitengewoon: „Door het woord des HEREN zijn de hemelen gemaakt, door den adem van zijn mond al hun heir. Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er.” „Hij maakt de aarde door zijn kracht. Hij bereidt de wereld toe door zijn wijsheid en breidt den hemel uit door zijn verstand” (Ps. 33:6, 9; Jer. 10:12). Waarom zou iemand dus een nieuwe wereld een onmogelijkheid vinden of zelfs ook maar aarzelen om geloof te stellen in de goddelijke belofte van de Nieuwe Wereld? „Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn”, zo bevestigde een engel uit de hemel. Bovendien verklaarde Jezus Christus op gezaghebbende wijze: „Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.” — Luk. 1:37, SV; 18:27.
In het begin schiep God een rechtvaardige wereld; kan hij er ook niet een herscheppen? De eerste rechtvaardige wereld eindigde met de opstand van een geestelijke zoon van God en van Adam en Eva, maar een rechtvaardige wereld zou hiermee niet voor eeuwig verloren gaan. Jezus Christus vertelde zijn apostelen eens: „Voorwaar, ik zeg u: gij die mij gevolgd zijt, gij zult, bij de herschepping, wanneer de zoon des menschen zich nederzet op den troon zijner heerlijkheid, ook zelf gezeten zijn op twaalf tronen.” — Matth. 19:28, OB.
Wat is de „herschepping”? Heel interessant geeft The Holy Bible, door G.M. Lamsa uit oude Oosterse manuscripten vertaald, Jezus’ woorden als volgt weer: „In de nieuwe wereld, wanneer de Zoon des mensen op de troon van zijn heerlijkheid zal zitten . . .” Waar Jezus naar verwijst, is de herschepping van een rechtvaardige wereld, en dat zal de nieuwe wereld van rechtvaardigheid zijn die God heeft beloofd. Zoals Jezus toonde, zou de herschepping hiervan plaatsvinden als hij als Koning op zijn troon van hemelse heerlijkheid tot daden zou overgaan. De „nieuwe hemelen”, Gods koninkrijk onder Jezus Christus, is de hemelse regering die de nieuwe wereld zal besturen.
Dat God in de hemel zijn koninkrijk onder Jezus Christus oprichtte, geeft ons speciaal de verzekering van een nieuwe wereld, en deze gebeurtenis werd profetisch door de profeet Daniël, aangeduid: „Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot den Oude van dagen, en men leidde hem voor dezen; en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn [Koninkrijk] is een, dat onverderfelijk is” (Dan. 7:13, 14; SV). Deze gebeurtenis stelt hen die Gods beloften liefhebben, zeker van de schepping van een nieuwe wereld van rechtvaardigheid.
Met een „heerschappij, die niet zal vergaan” en een koninkrijk „dat onverderfelijk is”, maakt Gods Koning, Jezus Christus, de vervulling van de Nieuwe-Wereldbelofte zeker. „Hoevele beloften Gods er ook zijn”, schreef de apostel Paulus, „in Hem [Jezus Christus] is het: Ja” (2 Kor. 1:20). Wat een zekerheid schenkende gedachte — ongeacht hoe veel beloften God heeft gedaan of hoe moeilijk ze in menselijke ogen zijn te verwezenlijken, ze worden Ja door bemiddeling van Gods Koning, Jezus Christus.
Wij hebben daarom de grootste zekerheid over een nieuwe wereld. Gods belofte van „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” is zeker, omdat hij niet kan liegen; zijn belofte is zeker vanwege zijn onbeperkte macht en uitingen hiervan in het verleden, zoals ten tijde van Noachs vloed; zijn belofte is betrouwbaar, doordat de Allerhoogste God zelf en zijn Zoon Jezus Christus er getuigenis van afleggen, dat niets voor God te buitengewoon is en dat de dingen die bij mensen onmogelijk zijn, bij God mogelijk zijn. Bovendien wordt de goddelijke Nieuwe-Wereldhoop met de onwrikbare verzekering bekroond, dat Gods koninkrijk regeert; tevens zal de regerende Koning hiervan die belofte spoedig verwezenlijken, tot eeuwig lof van Hem die de nieuwe wereld heeft beloofd.