Wat mensen vragen over Jehovah’s Getuigen
Door Ontwaakt!-correspondent in Nigeria
Hoe bezien Jehovah’s Getuigen gehoorzaamheid aan de overheid? Zijn zij tegen een medische behandeling?
WAT weet u van Jehovah’s Getuigen? In principe kennen velen hen als mensen die met de bijbel van deur tot deur gaan, en in het algemeen weet men ook dat zij grote vergaderingen houden. Maar de eerste reactie van veel mensen is: „Zijn dat niet die mensen die bloedtransfusie weigeren en de vlag niet willen groeten?”
Door hun weigering bloedtransfusie te nemen of trouw te zweren aan de vlag, hebben Jehovah’s Getuigen op veel plaatsen heel wat stof doen opwaaien. ’Waarom nemen ze zo’n standpunt in?’ vragen velen zich af. ’Is het alleen maar om anders te zijn, om de aandacht op zichzelf te vestigen? Zijn ze tegen de overheid?’
Tot die overtuiging zijn grote groepen gekomen. De Nigeriaanse Sunday Punch gaf op 17 juli 1977 weer hoe mensen met uiteenlopende achtergronden over Jehovah’s Getuigen dachten. Een student: „Jehovah’s Getuigen zijn fanatiek, Nigeria moet voor ze oppassen.” Een accountant verklaarde: „Het is erg droevig wanneer een deel van de bevolking weigert de nationale eed van trouw af te leggen. . . . Jehovah[’s] Getuigen dienen gedwongen te worden die eed af te leggen.” Een secretaresse stemde hiermee in: „Het is niet juist wanneer welke groep van mensen maar ook onder het een of andere voorwendsel de nationale eed van trouw minacht. Het is een verachting van de nationale veiligheid.”
Vaak zijn religieuze leiders verantwoordelijk voor de vorming van de publieke opinie in die richting. In dezelfde uitgave van de Sunday Punch stond bijvoorbeeld: „Bij een aanval op de sekte verklaarde de Anglicaanse bisschop van Ibadan, Zijne Hoogwaardigheid Timothy Olufosoye, dat ’hun boeken en pamfletten gevuld zijn met haat . . . en verklaringen die in strijd zijn met de duidelijke leer en de liefde van God’.” Een andere religieuze leider verklaarde volgens deze krant: „Hun weigering om de nationale eed van trouw af te leggen, is een regelrechte zonde omdat het een minachting betekent voor wereldse normen.”
Wat valt er over dergelijke beschuldigingen te zeggen? Waarom weigeren Jehovah’s Getuigen de vlag te groeten of een bloedtransfusie te nemen? Handelen zij daarmee werkelijk ’in strijd met de duidelijke leer van God’?
De Sunday Punch stuurde een verslaggeefster, Dupe Olugunna, naar het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Lagos (Nigeria). Daar liet ze een aantal met de hand geschreven vragen achter bij A. N. Olih, een lid van de staf van het bijkantoor. Hij beantwoordde deze vragen en op 17 juli 1977 stonden de vragen en antwoorden ook inderdaad, gedeeltelijk, in de Sunday Punch, naast de zienswijzen die anderen omtrent Jehovah’s Getuigen hadden. Aangezien er met betrekking tot Jehovah’s Getuigen niet alleen in Nigeria, maar over de gehele wereld veel misvattingen bestaan, zal een beschouwing van dit interview voor veel mensen, waar ze ook vertoeven, erg verhelderend zijn.
Hieronder leest u de vragen van de Punch-verslaggeefster en de antwoorden van Albert Olih.
PUNCH: Waarom hebben jullie zo’n vervolgingscomplex?
DHR. OLIH: Als u daarmee wilt weten of Jehovah’s Getuigen graag vervolgd worden, dan kan ik u verzekeren dat Jehovah’s Getuigen niet graag vervolgd worden. Indien bepaalde mensen ons echter willen vervolgen omdat we er met betrekking tot bepaalde schriftuurlijke zaken een andere zienswijze op na houden, dan kunnen we hen daar niet van weerhouden. Dan hebben we die vervolging maar te dragen en te verduren. Wij trachten ons in al ons doen en laten in overeenstemming met de bijbel te gedragen, omdat onze organisatie op de bijbel is gebaseerd, en als mensen ons dan willen vervolgen omdat wij leven volgens hetgeen wij als bijbelse beginselen zien, dan moeten we de zaak slechts aan de handen van Jehovah God toevertrouwen. — Ps. 83:18.
De bijbel verklaart: „Behoudt een goed geweten, zodat zij die geringschattend over uw goede gedrag in verband met Christus spreken, juist in datgene waarin zij ten nadele van u spreken, beschaamd mogen worden. Want het is beter te lijden omdat gij goed doet, indien de wil van God het wenst, dan omdat gij kwaad doet” (1 Petr. 3:16, 17). En ook: „Denkt aan het woord dat ik tot u heb gezegd Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen.” — Joh. 15:20.
PUNCH: Waarom bent u zo gekant tegen de overheid? Jezus heeft toch gezegd dat we ’Caesar moeten geven wat van Caesar is, en God wat van God is’?
DHR. OLIH: Daar hebt u gelijk in. Als een van Jehovah’s Getuigen ben ik dan ook in het geheel niet tegen de autoriteit van de regering gekant, en ditzelfde kan ik namens alle getuigen van Jehovah verklaren. Wij handelen in overeenstemming met hetgeen in Titus 3:1 staat: „Blijf hen [christenen] eraan herinneren onderworpen en gehoorzaam te zijn aan regeringen en autoriteiten.” Het kan zijn dat sommigen voordat zij Jehovah’s Getuigen werden, zich aan wetteloze daden schuldig hebben gemaakt. Zij hebben misschien gestolen wat aan anderen toebehoorde. Misschien hebben ze bepaalde wetten alleen maar gehoorzaamd wanneer er politie in de buurt was. De bijbel heeft hun echter duidelijk gemaakt dat zij, wanneer zij ware aanbidders van Jehovah willen worden, een geheel andere kijk op het leven dienen te hebben.
De houding die een christen ten aanzien van de regering van „Caesar” dient te hebben, wordt onder woorden gebracht in Romeinen 13:1: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten, want er is geen autoriteit dan door God.” Dit betekent niet dat God deze regeringen in het leven heeft geroepen of hun werkwijze goedkeurt. Sommigen verklaren zelfs ronduit dat ze atheïstisch zijn. Niettemin laat God toe dat ze bestaan. Ze zouden in het geheel geen autoriteit kunnen uitoefenen als God hun dat niet toestond. „Jezus antwoordde [Pontius Pilatus]: ’Gij zoudt in het geheel geen autoriteit hebben om tegen mij aan te wenden als die u niet van boven verleend was. Daarom is de zonde van hem die mij aan u heeft overgeleverd, groter” (Joh. 19:11). Wij volgen daarom de leer die luidt: „Betaalt caesar . . . terug wat van caesar, maar God wat van God is.” — Matth. 22:21.
PUNCH: Maar hebt u zich in het geval van de schooljongen die weigerde de „nationale eed van trouw” af te leggen, niet al te provocerend tegenover de autoriteiten opgesteld? Waarom volgt u daarin niet de leer ’aan Caesar te geven wat van Caesar is’?
DHR. OLIH: Het is goed in gedachten te houden dat het gebod luidt: ’Betaalt caesar terug wat van caesar, maar God wat van God is.’ Het is daarom noodzakelijk vast te stellen wat van God is, opdat we niet aan Caesar geven wat God toebehoort.
Het is ook goed in gedachten te houden dat Jezus vragen beantwoordde over het betalen van belastingen. Wij zijn blij dat de „caesar”-regering waaronder wij leven, voorziet in wegen, scholen, brandbescherming, voedselinspectie en vele andere zaken, zoals gerechtshoven en bescherming tegen misdaad. Hoe betalen we Caesar voor dit alles wat hij verschaft?
Door belasting te betalen. De bijbel zegt: „Er is daarom een dwingende reden voor ulieden om in onderworpenheid te zijn, niet alleen vanwege die gramschap [door de straf die op wetsovertredingen staat], maar ook vanwege uw geweten. Want daarom betaalt gij ook belastingen; want zij zijn Gods openbare dienaren, die juist dit doel voortdurend dienen. Geeft aan allen wat hun toekomt, aan hem die vraagt om de belasting, de belasting; aan hem die vraagt om de schatting, de schatting” (Rom. 13:5-7). Jehovah’s Getuigen betalen hun belasting.
Aan de andere kant zei Jezus echter ook dat we aan God moeten geven wat God toebehoort. Wat behoort God toe? De bijbel verklaart in Psalm 36:9: „Want bij u is de bron van het leven; door licht van u kunnen wij licht zien.” Op een andere plaats lezen wij: „De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is, . . . [geeft] aan allen leven.” — Hand. 17:24, 25.
Wij hebben dus ons leven aan Jehovah God te danken en alleen hij heeft het recht te bepalen hoe we ons leven dienen te gebruiken. Wij zijn hem onze aanbidding verschuldigd en dit betekent dat wij zijn wetten superieur dienen te achten. Als daarom „Caesar” van ons vraagt de wetten van God ongehoorzaam te zijn, dan moet een christen het voorbeeld volgen van de apostel Petrus en zijn medeapostelen, die zeiden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Hand. 5:29.
Jehovah’s Getuigen „provoceren” de staatsautoriteiten niet. Zij volgen Jezus Christus en de apostelen na door respect te tonen voor degenen dia autoriteit uitoefenen, terwijl zij terzelfder tijd hun leven gebruiken om datgene te doen wat in overeenstemming is met Gods wil. Aldus betalen wij werkelijk aan God terug wat God toebehoort, en aan Caesar wat van Caesar is. — 1 Kor. 7:23
Wat het afleggen van de eed van trouw betreft, het volgende: Zoals uit de vele kranteverslagen over recente incidenten met kinderen van Jehovah’s Getuigen wel is gebleken, zeiden de erbij betrokken jongens niet dat iemand hun had verteld dat zij de woorden van de eed, niet mochten nazeggen. In alle gevallen verklaarden zij dat zij het niet met hun bijbelse geweten konden overeenbrengen de woorden van de eed na te zeggen.
Deze kinderen moeten in de bijbel het verslag hebben gelezen over de drie jonge Hebreeën: Sadrach, Mesach en Abednego, die weigerden aan een door de koning verordende ceremonie deel te nemen. Waarom weigerden zij dat? Omdat er aanbidding bij betrokken was en hun aanbidding Jehovah God toebehoorde. God keurde hetgeen zij deden, goed. Maar hoe reageerde de koning van Babylon? Eerst was hij woedend. Na enige tijd zag hij echter de hand van Jehovah God in de aangelegenheid. En in het besef dat zij geen gevaar voor de staat vormden, vaardigde hij een verordening uit om hun vrijheid zeker te stellen (Dan. 3:1-30). Hebt u geen bewondering voor hun loyaliteit jegens God? Wenst u niet even standvastig te zijn als zij waren door hun aanbidding uitsluitend en alleen aan God te schenken?
Deze kinderen moeten ook het verslag in Markus 12:29-31 hebben gelezen: „’Jehovah, onze God, is één Jehovah, en gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht.’ Het tweede is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.’ Er is geen ander gebod groter dan deze.”
Ja, wanneer kinderen zo worden grootgebracht dat zij Jehovah God met heel hun hart, ziel, verstand en kracht liefhebben, en hun naaste als zichzelf, zullen zij stellig geen gevaar voor het land opleveren. Zij zullen dan niet stelen, geen bedrog plegen en niet aan enige samenzwering deelnemen om de regering omver te werpen. Zij zullen eerlijk werk leveren en niets doen wat hun land of regering in een slecht daglicht zal stellen. Zou iemand willen zeggen dat mensen die bereid zijn om onder alle omstandigheden Gods wet te gehoorzamen, een gevaar voor het land vormen?
Als deze weigering om de vlag te groeten alleen in Nigeria voorkwam, zou men kunnen denken dat deze kinderen de regering van het land niet erkennen. Maar dit standpunt wordt door kinderen van Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld ingenomen, waar ze maar ook met soortgelijke kwesties worden geconfronteerd.
PUNCH: Gelooft u dat men kan zeggen dat de rituele aflegging van de eed van trouw een beslissend criterium vormt waaraan men de diepte van iemands toewijding en trouw aan de staat kan afmeten?
DHR. OLIH: Dat lijkt mij een zaak voor de autoriteiten om te overwegen. De bijbel bevat echter een illustratie die van nut kan zijn om hierop een antwoord te geven. Ze staat in Matthéüs 21:28, 29: „’Wat dunkt u? Een mens had twee kinderen. Hij ging naar het eerste en zei: „Kind, ga vandaag in de wijngaard werken.” Deze gaf ten antwoord: „Ik ga, heer”, maar ging niet. Toen ging hij naar het tweede kind en zei hetzelfde. Deze gaf ten antwoord: „Neen, ik ga niet.” Naderhand kreeg hij spijt en ging toch. Wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan?’ Zij zeiden: ’De laatste.’ Jezus zei tot hen: ’Voorwaar, ik zeg u dat de belastinginners en de hoeren u voorgaan in het koninkrijk Gods.’”
Dus wat wil men? Aan wie geeft men de voorkeur: aan degenen die praten of degenen die doen? Aan wie zou u de voorkeur geven? Aan degene die door zijn handelingen blijk geeft van trouw aan het land door de wetten te gehoorzamen, niet te stelen, niet te moorden, niet op de een of andere wijze mee te werken aan de omverwerping van de regering, niet te smokkelen of te hamsteren of andere dingen te doen die mensen in moeilijkheden of onnodig gevaar kunnen brengen, of geeft u de voorkeur aan iemand die wel deze praktijken beoefent, maar met zijn mond op welsprekende wijze getuigt van zijn trouw aan de natie?
PUNCH: Meent u niet dat de leden van uw sekte als burgers van Nigeria het land bepaalde algemene burgerlijke verplichtingen verschuldigd zijn?
DHR. OLIH: Zeker, de getuigen van Jehovah die burgers van Nigeria zijn, zijn zich terdege bewust van hun burgerlijke verplichting de wetten van dit land te gehoorzamen. Zoals reeds is verklaard, betalen zij ’caesar wat van caesar en God wat van God is’ (Matth. 22:21). In ons gesprek bracht u de kwestie van stemmen ter sprake. In een redactioneel artikel van de „New Nigerian” van 18 oktober 1976 stond hier naar aanleiding van plaatselijke verkiezingen een bijzonder toepasselijk commentaar over. Er werd in opgemerkt dat de democratie in een land vaak wordt afgemeten naar de mate waarin het recht op stemmen is gegarandeerd. Maar als burgers nu „worden gedwongen van dit recht gebruik te maken”?
De „New Nigerian” stelt: „De bewering van [die] maatschappij democratisch te zijn, komt dan op losse schroeven te staan. Daarom dat alle haarkloverij binnen sommige kringen over het feit dat de Jehovah[’s] Getuigen weigeren te stemmen . . . ons ongegrond lijkt.” Dit redactionele commentaar vervolgde dan: „Wij geloven dat de Jehovah[’s] Getuigen geen enkele misdaad hebben begaan. Zolang mensen . . . hun belasting betalen, niet meedoen aan enige onwettige activiteit en de vrede en openbare orde niet verstoren, eist de democratie dat zij met rust gelaten worden en de bescherming van de staat genieten — zelfs als zij verkiezen om niet te stemmen.”
PUNCH: Wat kan er gezegd worden over de zwangere vrouw in Emekuku die met haar ongeboren kind stierf omdat ze bloedtransfusie weigerde op grond van het feit dat ze „geen vertrouwen had in de medische wetenschap”? Waar staat in de bijbel dat we geen bloedtransfusie mogen hebben?
DHR. OLIH: Het is moeilijk te geloven dat deze vrouw geen vertrouwen had in de medische wetenschap. Waarom ging ze anders naar het ziekenhuis? Verwachtte ze daar een fles bier, whisky of brandewijn toegediend te krijgen? Ze ging naar het ziekenhuis om een medische behandeling te ondergaan, dat is zeker. Jehovah’s Getuigen verwerpen de medische wetenschap niet.
Nu wat uw rechtstreekse vraag betreft waarom Jehovah’s Getuigen bloedtransfusie weigeren. Gods wet verbiedt diefstal, moord, overspel en de aanbidding van afgoden; Jehovah’s Getuigen doen dergelijke dingen dus niet. Gods wet verbiedt echter ook het eten van bloed. In Genesis 9:3, 4 gebood Jehovah Noach „Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag u tot voedsel dienen. Zoals in het geval van de groene plantengroei, geef ik dit alles werkelijk aan u. Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten.” Bovendien zei Jehovah tot zijn volk, de Israëlieten: „’Geen ziel van u dient bloed te eten en geen inwonende vreemdeling, die in uw midden vertoeft, dient bloed te eten.’ . . . Dientengevolge heb ik tot de zonen van Israël gezegd: ’Gij moogt het bloed van geen enkele soort van vlees eten, want de ziel van elke soort van vlees is zijn bloed. Een ieder die het eet, zal worden afgesneden’” (Lev. 17:12-14). Volgens deze schriftplaatsen staat God het de mens dus niet toe bloed te eten.
Na de dood van Jezus Christus werden de apostelen met deze kwestie van bloed geconfronteerd toen niet-joden het christendom begonnen te aanvaarden. De kwestie werd voorgelegd aan het besturende lichaam van de christelijke gemeente in Jeruzalem en zij kwamen op grond van Gods Woord en met behulp van de heilige geest tot een beslissing. Wat was hun beslissing?
In Handelingen 15:28, 29 luidt het verslag: „Want het heeft de heilige geest en ons goedgedacht ulieden geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen u te onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij. Indien gij u nauwlettend voor deze dingen wacht, zult gij voorspoedig zijn. Wij wensen u een goede gezondheid toe!”
Daarom onthouden Jehovah’s Getuigen zich in gehoorzaamheid aan Gods gebod van bloed. In noodsituaties zullen ze zich plasma-vervangingsmiddelen laten toedienen, zoals een zoutoplossing, dextran, etc., die veel veiliger zijn dan transfusies met bloed. Jehovah’s Getuigen zijn niet tegen een medische behandeling; er zijn heel wat doktoren en tandartsen onder hen. U kunt er navraag naar doen dat hier in de ziekenhuizen van Lagos en in andere delen van het land vele getuigen van Jehovah als verpleegster of laborant werkzaam zijn, terwijl er ook zijn die een zaak bezitten waar ze verpakte geneesmiddelen verkopen. Zij willen echter niet de wet van God overtreden door aan het populaire gebruik van bloedtransfusies mee te doen.
Welke medicus kan eerlijk zeggen dat bloedtransfusies geen risico’s opleveren? Dat ik dit hier opmerk, wil niet zeggen dat Jehovah’s Getuigen voornamelijk om medische redenen tegen bloedtransfusies zijn. Nee, laat niemand die indruk krijgen. De fundamentele reden waarom wij geen bloedtransfusie kunnen en willen accepteren, is dat Gods Woord dit verbiedt. Ons bezwaar is van religieuze aard. Maar dat bloedtransfusies ook medisch gezien zoveel risico’s met zich brengen, onderstreept slechts de redelijkheid van ons standpunt.
Het is geweldig wanneer, zoals hier in de Sunday Punch, Jehovah’s Getuigen de gelegenheid krijgen hun standpunt uiteen te zetten. Zoals u kunt zien, zijn zij niet onredelijk of fanatiek, maar is hun zienswijze rechtstreeks op de leer van Gods Woord de bijbel gebaseerd.
Vanwege de verkeerde voorstelling van zaken die religieuze leiders hebben verbreid, is het een vergissing te denken dat men alleen van horen zeggen een nauwkeurig beeld kan krijgen van wat Jehovah’s Getuigen geloven en waarom zij dat geloven. Wij zouden toch ook niet verwachten van de schriftgeleerden en Farizeeën een juist beeld te krijgen van wat Jezus geloofde?
Indien u dus vragen hebt over Jehovah’s Getuigen of over hetgeen zij geloven, waarom zou u dan niet persoonlijk bij hen uw licht opsteken? Zij zullen met alle plezier al uw vragen beantwoorden.
[Illustratie op blz. 5]
Waarom?
[Illustratie op blz. 7]
Waarom?