Op de weg van gunst blijven
1. (a) Wat is het doel van Christus’ wederkomst in tegenstelling met dat van zijn eerste tegenwoordigheid? (b) Hoe zal hij zijn tegenwoordigheid kenbaar maken?
GEEN mens kan God zien en leven. Dit is zo omdat God geest is en ver boven het natuurlijke gezichtsvermogen van de mens uitgaat. Na Jezus’ dood als een menselijk schepsel werd hij tot onsterfelijkheid opgewekt als een geest in het uitgedrukte beeld van God, zodat het nu eveneens onmogelijk is dat de mens de verheerlijkte Christus Jezus ziet. Toch beloofde hij dat hij zou wederkeren en zich aan de wereld der mensheid zou openbaren. Dit zal hij niet doen door in het vlees te verschijnen, aangezien hij daardoor het doel van zijn bezoek niet zou kunnen verwezenlijken, maar hij zal eerst zijn tegenwoordigheid aan de mensheid bekendmaken door de vele bewijzen die volgens de voorzegging zijn wederkomst zouden kenmerken. Niet alle personen zullen echter deze bewijzen aanvaarden als een teken dat Christus zijn onzichtbare positie met betrekking tot de aarde heeft aanvaard of dat hij werkelijk in Koninkrijksmacht is uitgezonden om zijn regering te beginnen. Maar daar het doel van zijn eerste tegenwoordigheid was, zijn recht op het Koninkrijk te bewijzen, is het doel van zijn wederkomst, dat koninkrijk in volle macht en heerlijkheid op te richten en alle personen, natiën en zelfs Satan zelf, aan die rechtvaardige regering onderdanig te maken. Daarom moeten zij die weigeren deze koninklijke vertegenwoordiger van Jehovah’s souvereiniteit te aanvaarden door zijn heerschappij te erkennen door middel van het teken dat door God is voorzegd en gemanifesteerd, worden gedwongen zijn tegenwoordigheid te erkennen door middel van de openbaring van de vurige oordeelsvoltrekking tegen hen.
2. Waarom werd het begin van Jezus’ tegenwoordigheid in 1914 niet door een „openbaring” gekenmerkt?
2 Jehovah schept geen behagen in de terechtstelling van de goddelozen (Ezech. 18:23). Daarom openbaarde Christus, toen hij in 1914 wederkwam, zich niet „in een vlammend vuur” om verdiende bestraffing te brengen over hen die God niet kennen. Nadat de oorlog in de hemel een succesvol voornemen ten uitvoer had gebracht en Satan met al zijn demonen uit de hemel was verdreven en naar beneden naar de aarde was geworpen, deed Christus Jezus deze eerste uitoefening van Koninkrijksmacht ophouden (Openb. 12:7-9). Toen Jezus het teken van zijn wederkomst en van het einde van Satans samenstel van dingen gaf, zeide hij: „Indien die dagen niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar wegens de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort” (Matth. 24:22, NW). Hij maakte dus tijdelijk een einde aan de hete oorlog tegen Satan opdat hij nog een voornemen van God zou kunnen volbrengen (Openb. 7:1-3). Het is een tijd van oordeel, een tijd waarin gunst wordt betoond aan hen die door God worden goedgekeurd.
DE TIJD DER BESLISSING
3. (a) Welke illustratie gaf Jezus om aan te tonen dat zijn manifestatie aan zijn openbaring moet voorafgaan? (b) Wat wordt er door te kennen gegeven dat sommigen worden „meegenomen”?
3 Nadat Jezus de voorbeelden van Noach en Lot had aangehaald om de aard van zijn tegenwoordigheid en openbaring aan te tonen, gaf hij vervolgens het bewijs waardoor wordt aangetoond dat zijn manifestatie aan de voltrekking van het ongunstige oordeel moet voorafgaan. Hij zeide: „Dan zullen er twee mensen op het veld zijn; de een zal worden meegenomen en de ander zal worden verlaten; twee vrouwen zullen aan de handmolen malen; de een zal worden meegenomen en de ander zal worden verlaten. Blijft daarom waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Meester komt” (Matth. 24:40-42; Luk. 17:34, 35, NW). Het woord dat hier in het Grieks is gebruikt voor de uitdrukking „meegenomen,” wordt eveneens gebruikt wanneer er van Jozef wordt gezegd dat hij zijn vrouw naar huis heeft genomen. Het wordt ook gebruikt wanneer er wordt gezegd dat Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich heeft genomen op de berg waarop de transfiguratie is geschied. Jezus gebruikte het woord toen hij zeide: „Ik zal wederkomen en zal u thuis bij mij ontvangen, opdat gij ook moogt zijn waar ik ben” (Joh. 14:3; Matth. 1:20, 24; 17:1, NW). Aldus ontvangen zij die worden „meegenomen,” een gunstige positie voor het aangezicht van de Heer en worden op een weg van redding gebracht. Dit komt overeen met de gebeurtenis dat Noach op de dag van de vloed in de ark werd opgenomen, en met het feit dat Lot bij de hand werd genomen en uit de stad werd geleid, en het gaat daarom vooraf aan de voltrekking van het oordeel.
4. (a) Wanneer en hoe geschiedde de manifestatie van Christus’ eerste tegenwoordigheid? (b) Tot welke positie van gunst werden die goedgekeurden meegenomen?
4 Deze toestand wordt verder geïllustreerd door het gunstige oordeel dat door Jezus werd geveld gedurende de dagen van zijn eerste tegenwoordigheid. Gedurende zijn drie en een half jaar van prediking genas Jezus niet alleen hen die physiek ziek waren, maar hij opende eveneens de weg tot geestelijk herstel. Toen Jezus derhalve op 10 Nisan van het jaar 33 n. Chr. onverwachts Jeruzalem binnenreed om zich als koning aan te bieden, geschiedde er een scheiding onder de mensen. De scharen die zich hadden voorbereid door naar hem te luisteren, begroetten hem als koning. De overpriesters daarentegen, die zijn werken hadden verworpen, maakten nu hun houding kenbaar door te weigeren hem te erkennen en hem met heilige olie te zalven op de wijze waarop koningen in Israël werden aanvaard. Op Pinksteren, kort na Jezus’ dood en opstanding, werd deze scheiding zelfs nog meer in het oog vallend toen Christus zijn gunst manifesteerde jegens hen die hem volgden, door Gods werkzame kracht op hen uit te storten. Het was in deze tijd dat hun het rentmeesterschap van Gods dienst werd toevertrouwd en dat zij met zijn geest werden gezalfd om het goede nieuws van de opstanding van Jezus te prediken, het teken van de eerste tegenwoordigheid van de beloofde Messias. Over hen sprekend als „rentmeesters van heilige geheimen Gods,” bespreekt Paulus deze scheiding met de woorden: „Oordeelt daarom niets voor de bestemde tijd, totdat de Here komt, die zowel de verborgen dingen der duisternis aan het licht zal brengen als de raadslagen van het hart openbaar zal maken, en dan zal elk zijn lof van God ontvangen” (1 Kor. 4:1-5, NW). Alhoewel Paulus vooruitzag naar Christus’ komst tot het oordeel in de geestelijke tempel in 1918, had hij als een voorbeeld die plotselinge verschijning van Christus in Jehovah’s letterlijke tempel te Jeruzalem op 10 Nisan van het jaar 33 n. Chr.
5. In welk opzicht werden de religieuze leiders „verlaten”?
5 In dat oordeel over Israël maakte Jezus de hartetoestand openbaar van de religieuze leiders die een positie van tempeldienst bekleedden, en verwierp hen volledig, terwijl hij hen aan hun eigen hardheid des harten overliet. Dit wordt aangetoond in de woorden welke Jezus tot de vleselijke natie Israël sprak, toen hij Jehovah’s officiële echtscheidingsvonnis over hen uitsprak: „Ziet! uw huis wordt u verlaten achtergelaten.” Het schijnt dat Jezus hier de tempel te Jeruzalem bedoelde, want later zeide hij betreffende de tempel het volgende tot zijn discipelen: „Hier zal geenszins een steen op een steen worden gelaten en niet worden nedergeworpen” (Matth. 23:38; 24:2, NW). Van die tijd af onttrok Jehovah zijn tegenwoordigheid aan het huis van Israëls aanbidding, evenals hij het huis van de aanbidding der Christenheid verlaten heeft achtergelaten.
6. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat zij die worden meegenomen, niet letterlijk van de aarde worden opgenomen?
6 Sommige religieuze uitleggers van de Bijbel hebben uit Jezus’ woorden betreffende hen die worden meegenomen en hen die worden verlaten, de gevolgtrekking gemaakt dat hij, wanneer hij terugkomt, sommigen die hij heeft goedgekeurd, in een „geestvervoering” plotseling van de aarde zal opnemen terwijl anderen achtergelaten en door vuur vernietigd zullen worden. Dit is een eigen uitlegging en een verdraaiing van de Schrift. Overeenkomstig de miniatuurvervulling van Jezus’ woorden tot zijn discipelen, werden zij slechts in die zin van het overige gedeelte van Israël afgescheiden dat zij in een gunstige positie voor het aangezicht van Jehovah en in een gunstige verhouding tot hem stonden. De religieuze leiders en degenen die hen volgden, werden daarentegen verstoken van Gods gunst achtergelaten en mochten gedurende bijna veertig jaren blijven voortbestaan om te horen dat in de gehele natie de opstanding van Christus werd gepredikt. Israëls tijd van beslissing duurde dus voort tot het jaar 70 n. Chr., terwijl zij die waren „meegenomen,” bleven bestaan naast hen die waren „verlaten.” Deze miniatuurvoorschaduwing vindt een parallel in de tijd van Christus’ tweede manifestatie en openbaring.
7. Hoe werd er gunst betoond tijdens de manifestatie van Christus’ tweede tegenwoordigheid, en wat gebeurde er met hen die ontrouw werden bevonden?
7 In 1918 verscheen de Heer plotseling in de geestelijke tempel voor het oordeel. In die tijd betoonde hij gunst aan de getrouwe overwinnaars die in de doodsslaap waren, door hen tot onsterfelijkheid op te wekken. Zij die op aarde getrouw werden bevonden, werden door de Heer meegenomen naar tempeldienst en hun werden de belangen van Gods koninkrijk toevertrouwd (Luk. 12:42-44; 1 Thess. 4:16, 17). Sedertdien, vooral sedert 1919, zijn zij vol vreugde voortgegaan de tegenwoordigheid van de Koning aan te kondigen en over de gehele bewoonde aarde het goede nieuws van zijn opgerichte koninkrijk bekend te maken, terwijl zij de aandacht vestigen op het teken van Christus’ tweede tegenwoordigheid, het teken van de Zoon des mensen. Terzelfder tijd werden zij die luie slaven werden bevonden, die niet hebben gelet op de nadering van het teken van Christus’ tegenwoordigheid, verlaten of overgelaten aan hun boze verbeeldingen en uitgeworpen tezamen met de klasse der wetteloze religieuze leiders, degenen die „huichelaars” worden genoemd en die nimmer trouw zijn geweest aan hun stilzwijgende verbond om tempeldienst te verrichten. Daar wachten zij het volbrachte einde af wanneer Christus geopenbaard zal worden. — Matth. 24:48-51; Luk. 12:45, 46.
EVENWICHTIG BLIJVEN
8. Door middel van welke activiteit is Christus er mede voortgegaan zich te manifesteren?
8 Christus manifesteerde niet alleen in 1919 gunst aan hen die hem ernstig zochten, maar sinds die tijd is hij er mee voortgegaan zich ook bekend te maken aan hen die zijn tegenwoordigheid door middel van de prediking van dezen, erkennen. Deze toenemende activiteit van de zijde van hen die zijn meegenomen, is ondanks hevige vervolging door degenen die zijn verlaten en aan de vernietiging zijn prijsgegeven, doorgezet. De getrouwen vatten echter moed, wetend dat juist hun prediking een deel is van het teken en dat hun vrijmoedigheid een bewijs is van de ophanden zijnde vernietiging van hen die tegenstaan (Fil. 1:27, 28). Maar zij beseffen dat er nog steeds vele valstrikken zijn die hen van de tijd van de openbaring van Jezus Christus scheiden. Zij weten dat er gedurende de voleinding van dit samenstel van dingen elke dag een beroep op Jehovah’s getrouwe getuigen wordt gedaan, beslissingen te nemen die van invloed zouden kunnen zijn op hun positie voor het aangezicht van de Heer. Zij herinneren zich dat het grootste gedeelte van de Christelijke Griekse Geschriften, waarin Christenen tot getrouwheid worden aangemaand, werd geschreven toen er een speciale behoefte aan was, namelijk, destijds gedurende de voleinding van het Joodse samenstel van dingen en vóór het hoogtepunt van het oordeel. Daarom blijven zij die worden meegenomen en die hun geest tot activiteit hebben versterkt, in deze tijd acht slaan op de waarschuwing van Petrus om „volledig evenwichtig te blijven.”
9. Welke Schriftuurlijke vermaning wordt er gegeven aan hen die zich op de weg van gunst bevinden?
9 Het gezegde „Eens gered, altijd gered,” is niet in overeenstemming met de leer van de Bijbel. Jezus gaf de waarschuwing: „Niemand die de hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar dat wat achter is, is goed bekwaam voor het koninkrijk Gods” (Luk. 9:62, NW). Vervolgens vermaande hij hen verder: „Op die dag kome de persoon die op het dak is maar wiens roerende bezittingen in het huis zijn, niet naar beneden om ze op te halen, en de persoon die buiten op het veld is, kere eveneens niet terug naar dat wat achter is. Gedenkt de vrouw van Lot” (Luk. 17:31, 32, NW). Daarom moeten zij die zijn meegenomen, ’rechte paden voor hun voeten blijven maken’ en zich alleen door Gods Woord laten leiden (Hebr. 12:13; Spr. 3:5, 6). Het begin van een compromis is het begin van afval; zij moeten dus weigeren zich door schoonklinkende redeneringen van mensen, te laten afwenden, en dit doen zij ook (Kol. 2:8). Jezus zeide: „Past op dat niemand u misleidt; want velen zullen op de basis van mijn naam komen, zeggende: ’Ik ben de Christus,’ en zullen velen misleiden” (Matth. 24:4, 5, NW). Zij die zich in deze tijd in de begunstigde positie bevinden, gaan er zorgvuldig en onder gebed mede voort Gods Woord te bestuderen zoals het door de „getrouwe en beleidvolle slaaf” wordt geopenbaard, terwijl zij erkennen dat zij persoonlijk slechts een deel zijn van de organisatie waarmee Jehovah zich bezighoudt en die hij in overeenstemming met zijn wil zegevierend naar de overwinning leidt.
10. Welke waarschuwing zullen zij die goed evenwichtig zijn, ter harte nemen?
10 Evenwichtig blijven, betekent een duidelijk begrip blijven behouden van de theocratie en van de betrekking waarin men tot haar staat. Een onevenwichtig persoon is grillig, veranderlijk, onbetrouwbaar. Wanneer men ten prooi valt aan de verraderlijke onrechtvaardigheid van de wereld, zou het kunnen zijn dat men zijn beslissingen en zijn handelwijze overeenkomstig de „aanvaarde” maatstaven van de oude-wereldmaatschappij begint te vormen. Zulk een handelwijze is gevaarlijk en leidt tot vele pijnlijke ervaringen (1 Tim. 6:10). Men dient altijd te bedenken dat menige ervaren reiziger totaal de weg is kwijtgeraakt wanneer hij via een bijzonder moeilijke omweg reisde. En zij die Jehovah en zijn Nieuwe-Wereldmaatschappij oprecht en van ganser harte liefhebben, wensen niets wat van ernstig belang is te maken te hebben met hen die worden verlaten en bij de openbaring van Jezus Christus aan zijn gramschap worden prijsgegeven.
11. (a) Hoe wordt iemands evenwicht geschokt door het opwerpen van bijkomstige geschilpunten? (b) Hoe wordt dit door het rassenprobleem geïllustreerd?
11 Evenmin zullen zij die een juist evenwicht bewaren, zich door het een of andere bijkomstige geschilpunt laten aftrekken en dat tot de drijfkracht in hun leven maken. In de dagen van de vroege Christenen wilden velen bijvoorbeeld de aangelegenheid van de besnijdenis tot een groot geschilpunt maken, en zij waren er de oorzaak van dat het predikingswerk werd onderbroken. Pas toen het besturende lichaam de noodzakelijke stappen had gedaan, werd de kwestie opgelost en werden de gemoederen tot bedaren gebracht (Hand. 15:1-29). In vele landen van de wereld wordt tegenwoordig het rassenvraagstuk een van de belangrijkste problemen in het Koninkrijkswerk. Maar zij die tot de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse behoren, erkennen dat het niet hun opdracht is zulke problemen definitief op te lossen. Zoals duidelijk staat vermeld, is het hun opdracht te prediken en de aandacht te vestigen op het bestaande teken van de naderende openbaring van Christus en de voltrekking van zijn oordeel. Zij weigeren een deel te worden van de kibbelende partijen en scheuringen, die te Armageddon vernietigd zullen worden. Zij weten dat er in Jehovah’s dienstorganisatie geen verdeeldheid of klasseonderscheid bestaat, ook al kan het in sommige plaatsen noodzakelijk of raadzaam zijn, zich aan Caesars wet te houden door gescheiden vergaderingen te houden. Wij weten echter dat wij voornamelijk bijeenkomen om te studeren, terwijl ons hoofddoel het getuigenisgeven in het veld is. Zij wier oog oprecht is, zullen dus terecht volledig evenwichtig blijven door welke handelwijze of welke wettelijke methoden ook te volgen die het meest praktisch zijn om het vooroordeel van de mensen in hun gebied te niet te doen. Waarom zouden wij de mensen te midden van wie wij leven, niet de enige weg naar werkelijke vrijheid tonen, de vrijheid in het bezit waarvan wij ons reeds verheugen? Waarom zouden wij een geschilpunt, dat reeds zo gespannen is, doordrijven en de problemen van het getuigenisgeven nog groter maken? Liefde voor onze naaste is een van Jehovah’s rechtvaardige vereisten. Zij die volledig evenwichtig blijven, zullen zich er van vergewissen dat hun liefde niet ten opzichte van hen zelf tot uitdrukking wordt gebracht, noch in het verheffen van de een of andere bijzondere groep in de ogen van mensen, maar dat zij van hun liefde blijk geven door de „andere schapen” op de juiste wijze naar de liefde van God te leiden, waar werkelijke hulp en bijstand zijn te vinden.
12. In welk juiste licht dient de openbaring van Jezus Christus te worden beschouwd?
12 Alleen de onbarmhartigen zien uit naar Armageddon enkel als de tijd van Gods gramschap en de voltrekking van zijn oordeel tegen de goddelozen. Paulus zegt: „Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij u zelf; aangezien gij die oordeelt, dezelfde dingen bedrijft. Wij nu weten dat het oordeel van God, in overeenstemming met waarheid, tegen degenen is die zulke dingen bedrijven. Maar hebt gij dit idee, o mens, dat gij, terwijl gij hen oordeelt die zulke dingen bedrijven, en ze nochtans zelf doet, het oordeel van God zult ontkomen? Of veracht gij de rijkdommen van zijn goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, omdat gij niet weet dat de welwillende hoedanigheid van God u tot berouw tracht te leiden? Maar overeenkomstig uw hardheid en onberouwvol hart legt gij voor u zelf gramschap weg op de dag der gramschap en der openbaring van Gods rechtvaardige oordeel” (Rom. 2:1-5, NW). Zij die in deze tijd geneigd zijn te critiseren of aanmerkingen te maken, brengen hun positie voor het aangezicht van de Heer in gevaar en zij stellen zijn barmhartigheid en lankmoedigheid misschien tot het uiterste op de proef. Daarom vermaande Petrus ons: „Stelt uw hoop op de onverdiende goedgunstigheid die u ten deel zal vallen bij de openbaring van Jezus Christus” (1 Petr. 1:13, NW). Aangezien Jehovah deze dag van gramschap die tegen Satan tot uitdrukking wordt gebracht, in zijn barmhartigheid heeft verkort door een tijd toe te staan waarin de mensen naar veiligheid kunnen vluchten, maken zij die de liefde voor God en hun naaste hebben, er met grote haast volledig gebruik van, terwijl zij hun geest op veilige wijze sterk maken in de nauwkeurige kennis van Gods Woord en het goede nieuws actief aan alle anderen die willen horen, bekendmaken.
DE DAG VERBEIDEN
13. Hoe legt Petrus er de nadruk op dat het belangrijk is, druk bezig te blijven?
13 Petrus legt de aangelegenheid in zijn tweede brief verder uit en wederom legt hij er de nadruk op dat het belangrijk is, druk bezig te blijven. Terwijl hij ons er aan herinnert dat er vele spotters zouden komen die aanmatigend zeggen dat God de toestand van de mensen is vergeten, zegt hij: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommige mensen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u omdat hij niet wenst dat er ook maar een wordt vernietigd, maar wenst dat allen tot berouw geraken. Toch zal Jehovah’s dag komen als een dief, in welke de hemelen met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen, intens heet zijnde, zullen worden opgelost, en de aarde en de werken die er in zijn, zullen worden ontdekt. Daar al deze dingen aldus zullen worden opgelost, wat voor mensen dient gij te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verbeidend en goed in gedachten houdend de tegenwoordigheid van de dag Jehovah’s!” — 2 Petr. 3:9-12. NW.
14. Op welke verschillende manieren worden het begin van Christus’ tweede tegenwoordigheid en dat van zijn manifestatie gekenmerkt?
14 Dat Petrus er gewag van maakt dat de dag als een dief komt, doet nog een vraag oprijzen. Sommigen, die niet in de Schrift zijn onderlegd, vestigen hierop de aandacht als een voorbeeld van een tegenstrijdigheid in de Bijbel. „Hoe,” zo zeggen zij, „kunnen jullie de verklaringen met elkaar in overeenstemming brengen dat hij met macht en grote heerlijkheid zou komen en ook als een dief in de nacht?” Het antwoord is natuurlijk eenvoudig, zoals reeds in onze bespreking is uiteengezet. Deze spotters hebben de verschillende aspecten van Christus’ tegenwoordigheid niet ingezien en zij hebben niet ingezien wat er door elke phase van zijn komst tot stand gebracht moet worden. Hoewel het begin van zijn tegenwoordigheid, toen hij met macht en heerlijkheid kwam, over de gehele wereld werd aangekondigd, kwam de volgende phase van zijn tegenwoordigheid, namelijk, zijn verschijning of manifestatie in de tempel voor het oordeel, even onverwachts als een dief in de nacht. Zelfs zij die hem zochten, waren zich niet van deze activiteit bewust tot nadat ze was begonnen. — Mal. 3:1, 2; Matth. 25:1-13.
15. (a) Op welke wijze is de openbaring van Jezus Christus gelijk een dief? (b) Hoe is ze in dit opzicht verschillend van zijn manifestatie?
15 De dag van Jehovah, waarnaar hierboven door Petrus wordt verwezen, is de dag voor het tot uitdrukking brengen van Gods gramschap bij de openbaring van Jezus Christus. Hier wordt over de tijd wederom gezegd dat ze als een dief zal komen. Hoe zullen dan zelfs de goddelozen weten dat hij tegenwoordig is? Het is het begin van die „dag” dat onverwachts komt en hen overvalt terwijl zij onvoorbereid voortgaan, maar naarmate die „dag” voortschrijdt, zal het allen steeds duidelijker worden dat het einde van dit samenstel van dingen is gekomen (Ezech. 7:6-9; Luk. 21:34-36). Maar anders als bij Christus’ manifestatie in 1918, zullen zij die hem thans zoeken, niet slapende worden overvallen. Dit wordt ons verzekerd door de woorden van Paulus: „Gij weet zelf zeer goed dat Jehovah’s dag komt precies als een dief in de nacht. Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’ zal terstond een plotselinge vernietiging over hen komen zoals de barenswee een zwangere vrouw overvalt, en zij zullen het geenszins ontvlieden. Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, zodat die dag u zou overvallen gelijk dieven er door overvallen zouden worden, want gij zijt allen zonen des lichts en zonen van de dag” (1 Thess. 5:2-5, NW). Daar zij zich in het licht bevinden, hebben zij een nauwkeurig onderscheid leren maken tussen het begin van Christus’ tegenwoordigheid, zijn manifestatie en zijn openbaring. Daardoor ’hanteren’ zij ’het woord der waarheid goed.’
16. Hoe zal het begin van de openbaring van Jezus Christus worden herkend?
16 Hoe zullen wij weten dat de tijd van de openbaring van Jezus Christus is gekomen en is begonnen? Let op het teken dat door Paulus aan de Thessalonicenzen werd gegeven in zijn brief welke in de voorgaande paragraaf is aangehaald. Wanneer zij zeggen „Vrede en zekerheid!” is de tijd gekomen. En hoe zal dit zo zijn? Het is zeker dat de vervolging van hen die in Gods gunst zijn meegenomen, zal voortduren en zal toenemen van de zijde van hen die zijn verlaten en van Gods tegenwoordigheid zijn verstoken (Openb. 12:17; 13:7). Deze verlatenen zullen op aandrijven van Satan al hun strijdmachten monsteren in een laatste wanhopige oorlog tegen Jehovah’s op de troon geplaatste Koning en zij zullen trachten de nieuwe natie van het geestelijke Israël, dat door Christus als een deel van de nieuwe wereld wordt gebouwd, weg te vagen. Het is mogelijk dat zij het zullen doen voorkomen alsof zij hun doel hebben bereikt en om die reden roepen: „Vrede en zekerheid!” Dan is het ogenblik aangebroken waarop Christus zich met alle majesteit en macht van zijn grote onzichtbare tegenwoordigheid, aan de natiën openbaart. — Ezech. 38:18, 19, 21-23.
17, 18. Waar begint de voltrekking van het oordeel, en wie alleen zullen worden bevrijd?
17 „Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het rechtvaardig is van Gods zijde verdrukking terug te betalen aan hen die verdrukking voor u veroorzaken, maar, voor u die verdrukking lijdt, verademing tezamen met ons bij de openbaring van de Here Jezus uit de hemel met zijn machtige engelen in een vlammend vuur, wanneer hij verdiende bestraffing brengt over hen die God niet kennen en hen die het goede nieuws over onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen de straf betalen van eeuwige vernietiging, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte” (2 Thess. 1:6-9, NW). De bijl treft het eerst de wortels van de afvallige Christenheid (Jer. 25:34, 35; Luk. 3:9) en, wanneer deze geldzuchtige herders vluchten en dekking trachten te vinden, zullen alleen die Christenen blijven leven wier geloof in het vuur is beproefd, en zij zullen er mee voortgaan het komende oordeel aan het heidendom en het gehele overige gedeelte van Satans organisatie bekend te maken.
18 Vat daarom moed, getrouwe slaven van Jehovah! „Laten wij dus niet doorslapen gelijk de overigen, maar laten wij waken en onze zinnen bij elkaar houden” (1 Thess. 5:6, NW). De weg waarop wij in de begunstigde positie kunnen blijven, is duidelijk voor ons afgebakend en het feest der overwinning is zeker. Gaat dus voort in het toenemende licht van de manifestatie van Christus’ tegenwoordigheid totdat hij ten volle wordt geopenbaard en de definitieve en volledige bevrijding is volbracht!