De grote God die ’wonderbaarlijke dingen doet’
„Want gij zijt groot en doet wonderbaarlijke dingen; gij zijt God, gij alleen. Onderricht mij, o Jehovah, over uw weg. Ik zal in uw waarheid wandelen. Verenig mijn hart om uw naam te vrezen”. — Ps. 86:10, 11, NW.
1. Met welke betekenis is de zesentachtigste psalm thans voor hen die rechtvaardigheid liefhebben, geladen?
DE ZESENTACHTIGSTE psalm is een gebed van David. Hoewel het oorspronkelijk drieduizend jaar geleden werd opgezonden, bevat het voor allen die in deze tijd rechtvaardigheid liefhebben, een rijkdom aan betekenis. De Enige die de oplossing heeft voor de beangstigende problemen van deze ruimtevaarteeuw wordt erin verheerlijkt. Luister eens naar Davids smeekbede wanneer hij bij de grote God, die alle lof waardig is, zijn hart uitstort: „Want gij, o Jehovah, zijt goed en snel vergevend, en de liefderijke goedgunstigheid jegens allen die zich tot u wenden, is overvloedig. Ten dage van mijn benauwdheid zal ik mij tot u wenden, want gij zult mij antwoorden. Ik loof u, o Jehovah mijn God, met geheel mijn hart, en ik zal uw naam tot in onbepaalde tijd verheerlijken, want uw liefderijke goedgunstigheid is groot jegens mij” „Gij, o Jehovah, zijt een barmhartig en genadig God, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedgunstigheid en waarachtigheid. . . . Want gij, o Jehovah, hebt mij zelf geholpen en getroost”. — Ps. 86:5, 7, 12-17, NW.
2. In welk opzicht verschilt Davids gebed van de gebeden van vele hedendaagse religieaanhangers?
2 Welke andere God heeft ooit tot zulk een uit het hart komende lof aanleiding gegeven als Jehovah, de God van David? Laten katholieken en boeddhisten hun rozenkrans maar ter hand nemen en tot duizendmaal aan toe het Ave Maria of het O-Kyo zingen. Laten protestantse geestelijken hun stem maar op huichelachtige wijze tot een God verheffen wiens naam zij niet kennen. Laten de duizenden religieuze sekten welke de wereld kent elk maar overeenkomstig hun eigen geloofsbelijdenis smeekbeden opzenden. Kunnen deze gebeden het in het vertolken van de diepte van waardering ook maar halen bij de waardering welke David voor zijn God bezat? David kende zijn God. Zijn religie bruiste van leven en was betekenisvol. Ze was geconcentreerd op de dienst van Jehovah, de Schepper van hemel en aarde en de Bron des levens, waaraan David zich had opgedragen. — Ps. 36:7-9.
3. Welke „wonderbaarlijke dingen” verrichtte Jehovah met betrekking tot David?
3 Toen Jehovah David als een jeugdige knaap uitkoos om als koning in Israël gezalfd te worden, begon hij uit de overvloed van zijn liefderijke goedgunstigheid „wonderbaarlijke dingen” voor David te doen. „En van die dag af begon de geest van Jehovah op David in te werken” (1 Sam. 16:7, 11-13, NW). Zie eens hoe David op Jehovah’s macht vertrouwt wanneer hij zich, met slinger en stenen toegerust, voortspoedt om Goliath te overwinnen! Zie Jehovah’s wonderbaarlijke daden als David jaren van achtervolging door koning Saul overleeft om ten slotte tot koning op Jehovah’s troon te Sion, de berg „schoon door zijn verhevenheid, een vreugde voor de ganse aarde”, verhoogd te worden! (Ps. 48:3) Zie hem in latere jaren, als hij Jehovah voor de wonderbaarlijke belofte looft in de koninklijke lijn van David een eeuwig koninkrijk te zullen oprichten, een koninkrijk dat aan alle bewoners van de natiën dezer aarde nog onnoemelijk veel vrede en vreugde zal brengen! — 1 Sam. 17:38-51; 26:18-20; 2 Sam. 7:16, 18-24.
4. Waarom kon David verklaren: „Onder de goden is niemand U gelijk, o Here”?
4 ’Met geheel zijn hart’ kon David verklaren: „Er is niemand als u onder de goden, o Jehovah, ook zijn er geen werken als de uwe” (Ps. 86:8, NW). In Davids dagen was de aarde evenals thans met een menigte van goden vervuld. Hoewel Boeddha, Brahma, Confucius en de drieënige „God” van de christenheid nog niet waren verschenen om de verwarring op het religieuze toneel te vergroten, werden er in de gebieden van Filistéa, Assyrië, Babylon en andere Israël omringende natiën, vele goden aanbeden. Wanneer deze natiën ten oorlog trokken, droegen zij hun goden op stokken, waaraan ook hun nationale wimpels wapperden, met zich mee. Sommige van deze goden, zoals Moloch van Ammon en Kamos van Moab, stonden als „vuurgoden” bekend die menselijke slachtoffers eisten. Baäl-Peor werd door middel van ontuchtige seksuele riten aanbeden. David hield zich niet alleen afzijdig van deze wrede, immorele wereld van verwarde religieaanhangers, maar verwijderde hun verontreinigende invloed door hen zonder pardon uit het door God geschonken land — Israël — te verdrijven. — Deut. 11:22-25; 2 Sam. 8:1-3, 14.
5. Wegens welke andere wonderbaarlijke werken kon David Jehovah verheerlijken?
5 David verheerlijkte Jehovah wegens al Zijn machtige scheppingswerken: „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen” (Ps. 19:1). Bovendien loofde hij Jehovah om al Zijn wonderbaarlijke daden die in Zijn „boek”, het bijbelse bericht dat tot op die tijd was voltooid, stonden opgetekend. De goden der wereldse natiën hadden niet zulk een bericht nagelaten; zij hadden zelfs in het geheel niet iets gepresteerd wat enige lof of optekening in een bericht waard was. Alleen Jehovah, „de grootse Koning” ’die groot is en zeer geprezen moet worden’ heeft ervoor gezorgd dat het bericht van zijn wonderbaarlijke werken en eeuwige voornemens werd opgetekend (Ex. 17:14). David bejubelde niet alleen de goddelijke belofte van een eeuwig Koninkrijk, maar alle andere glorierijke profetieën die op onze tijd betrekking hebben.
6. (a) Welke wonderbaarlijke Koninkrijksvoornemens heeft Jehovah sinds 1914 ten uitvoer gebracht? (b) Hoe hebben mensen van goede wil Gods „tekenen en wonderen” herkend?
6 In deze dag van Jehovah verricht de grote God des hemels zulke „wonderbaarlijke dingen”, dat ze in de gehele geschiedenis nimmer zijn overtroffen! Het is de dag waarnaar David met vreugde verlangde, de dag waarin de ene profetie na de andere een grootse vervulling vindt. In het recente jaar 1914 richtte Jehovah het eeuwige koninkrijk des hemels op door het degene in handen te geven die groter is dan David, zijn Zoon Jezus Christus, en in 1919 bracht hij op deze aarde een Nieuwe-Wereldmaatschappij voort om „dit evangelie van het Koninkrijk . . . tot een getuigenis voor alle volken” te prediken (Matth. 24:14). Als de kern van deze Nieuwe-Wereldmaatschappij dienen de leden van het getrouwe overblijfsel van Jehovah’s getuigen „tot tekenen en wonderen” die door alle mensen worden gezien (Jes. 8:18, NW). Thans stromen de mensen van goede wil, „de kostbaarheden van alle volken”, met honderdduizenden tegelijk naar de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen, daar zij in deze maatschappij een vrede en vreugde zien die scherp tegen de verdeeldheid en haat van de oude wereld afsteken (Hag. 2:8; Jes. 2:2-4). Wat een wonderbaarlijk gezicht! Het is zoals David zelf heeft geprofeteerd: „Alle natiën die Gij hebt gemaakt, zullen komen en zich voor u nederbuigen, o Jehovah, en uw naam verheerlijken”. — Ps. 86:9.
7. Welke wonderbaarlijke werken staan ons in de onmiddellijke toekomst te wachten?
7 Er staan ons nog meer wonderbaarlijke werken te wachten. Wanneer Jehovah binnenkort te Armageddon — waar hij „het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen” met zijn politiek en militarisme, zijn tempels en goden, zal wegvagen — Zijn oorlog gaat strijden, zal hij „verbazingwekkende dingen op aarde tot stand [brengen]” (Ps. 46:8, 9, NW; vs. 9, 10, NBG; Job 38:22, 23). De wonderen die Jehovah dan zal verrichten door deze aarde met paradijsachtige schoonheid en vrede te bekleden, zullen zonder weerga zijn (Ps. 37:9, 11; 104:24). Jehovah’s talloze werken zijn inderdaad „wonderbaarlijk in onze ogen”, waardoor alle hedendaagse ’mensen van liefderijke goedgunstigheid’ uitroepen: „Er is niemand als u onder de goden, o Jehovah, ook zijn er geen werken als de uwe”! — Ps. 118:23, 24; 86:8, NW.
MIJD DE VALSE GODEN
8. (a) Wat betekent het tot Jehovah te komen door zich aan hem op te dragen? (b) Waarom wordt Jehovah thans niet door de religiën der christenheid en die van het heidendom geëerd?
8 De grote God, Jehovah, zal ten aanzien van allen die tot hem komen door zich aan hem op te dragen, wonderbaarlijke dingen blijven doen. Als „een God die exclusieve toewijding eist”, verlangt hij van allen die van zijn liefderijke goedgunstigheid ontvangen, dat zij zich aldus aan hem opdragen (Deut. 6:14, 15). Zij moeten zich van de verwarde veelheid van goden van zowel het heidendom als de christenheid afzijdig houden. Bovendien moeten zij evenals Jehovah’s gezalfde Zoon Jezus toen hij op aarde was, en evenals David, die Jezus voorschaduwde toen hij zei: „Want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd”, Jehovah’s aanbidding positief ondersteunen (Ps. 69:10; Joh. 2:17). Zij moeten er goed van doordrongen zijn door welk een grote kloof Jehovah van alle valse goden gescheiden is. „De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt, en laat Zich ook niet door mensenhanden dienen, alsof Hij nog iets nodig had, daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft” (Hand. 17:24, 25). God wordt niet door de kolossale tempels der christenheid geëerd. Hij heeft niets uitstaande met de lelijke afgoden van het heidendom, die met hun vreesaanjagende gezichten de weerspiegeling vormen van goden die door middel van vrees en bijgeloof slachtoffers maken. Jehovah doet door middel van de bijbelse waarheid en zijn grote liefde, waarvan hij zijn gehele Nieuwe-Wereldmaatschappij op aarde heeft doortrokken, een beroep op menselijke harten. De apostel zegt dan ook: „Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad”. — 1 Joh. 4:19.
9. Wat betekent het ’in uw waarheid te wandelen’?
9 „Ik zal in uw waarheid wandelen”, verklaarde David (Ps. 86:11). Hoe kan men thans op deze wijze wandelen? Door Jehovah’s geopenbaarde waarheid het absolute middelpunt, als het ware de spil, van zijn gehele leven te maken. Dit betekent dat men persoonlijk moet studeren. Het betekent dat men geregeld met de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen moet samenkomen, en dit niet voor het bijwonen van formalistische godsdienstoefeningen, maar voor een oprechte bijbelstudie, ten einde ’elkaar op te bouwen in het allerheiligst geloof’ (Jud. 20, 21). Het betekent dat men Jezus’ bevel moet gehoorzamen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende . . ., en onderwijst hun al wat ik u heb geboden, na te komen” (Matth. 28:19, 20, NW). Het betekent dat men hen die door de goddeloosheid van deze wereld beangstigd zijn, moet troosten. „De vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit rein en onbesmet is, is deze: voor wezen en weduwen zorgen in hun verdrukking en zichzelf vlekkeloos van de wereld bewaren”. — Jak. 1:27, NW.
10. (a) Wat houdt het onder andere in om zich „vlekkeloos van de wereld” te bewaren? (b) In welk opzicht druisen het confucianisme en de bijbel wat leer en voortgebrachte vruchten betreft, tegen elkaar in?
10 Hoe kan men zich „vlekkeloos van de wereld” bewaren? Door er onder andere voor te zorgen dat men niet door wereldse religie wordt besmet. Sinds Davids tijd zijn er vele nieuwe goden en religiën opgestaan om de geest en het leven van de mensheid in gevangenschap te houden. Neem bijvoorbeeld de religie van Confucius, die bij de Chinezen in hoog aanzien is, eens. Confucius sprak het negatieve beginsel uit: „Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”, en bracht dit nauw met een formele ordening van alle levenshandelingen en -gewoonten in verband. Als gevolg hiervan is er gedurende een periode van twee en een half duizend jaar weinig vooruitgang in China geweest. Hoe verschilt dit van de in de bijbel voorgeschreven positieve liefde voor God en de mensen — een liefde die levend en vooruitstrevend is en goede vruchten voortbrengt! — Matth. 22:36-40; Joh. 15:8-10.
11. Heeft het hindoeïsme zijn aanhangers zegeningen gebracht, en in welke opzichten verschilt het van de bijbel?
11 Dan is er het hindoeïsme, met zijn 330.000.000 goden en godinnen en met zijn tempelriten die voor hen die er fatsoenlijke en morele maatstaven op na houden, in vele gevallen afstotelijk zijn. Bovendien getuigt India’s achterlijke toestand, met inbegrip van de schadepost welke zijn miljoenen, van honger omkomende heilige koeien vormen, ervan dat het hindoeïsme als religie geen geestelijke of materiële zegeningen aan zijn aanhangers schenkt. Zelfs premier Nehroe „heeft zijn landgenoten . . . hun handelwijze ten opzichte van hun koeien verweten”.a Het hindoeïsme verschilt totaal van de aanbidding van de ene God en Schepper Jehovah, die de eigenaar is van „de beesten [het vee, AS] op duizend bergen” en die zowel in de geestelijke als in de materiële behoeften van de gehele schepping welke in overeenstemming met zijn voornemens handelt, kan voorzien! — Ps. 50:10, SV; 104:27, 28.
12. Wat kan er ten gunste van de shinto-godsdienst en het Japanse boeddhisme worden gezegd?
12 Door de shinto-godsdienst werd in de tweede Wereldoorlog het fanatisme van de Japanners dusdanig aangewakkerd dat zij tot de aanval op het overige gedeelte van Azië en de gebieden van de Stille Zuidzee overgingen, en tot op de huidige dag worden de traditionele spiegel, het juweel en het zwaard van Dzjimoe Tenno, Japans eerste keizer van 2600 jaar geleden, die als de achterkleinzoon van de zonnegodin zelf wordt beschreven, in vele Japanse tempels vereerd. De shinto-gebeden brachten echter net zomin de overwinning aan Japan als de katholieke of protestantse gebeden dit ten aanzien van zijn Italiaanse en Duitse As-bondgenoten deden. Ook Boeddha ondersteunde de zaak van de As-mogendheden niet. Hoewel de gebeden van Nitchiren, een boeddhistische ijveraar uit de dertiende eeuw, volgens zeggen de tyfoon hebben teweeggebracht waardoor een Mongoolse invasie in Japan werd afgeweerd, konden de gebeden van Japans vele boeddhistische sekten niet voorkomen dat Japan in de tweede Wereldoorlog een aanval vanuit de lucht kreeg te verwerken. Geen wonder dat vele Japanners het geloof in hun voormalige oorlogs-„goden” hebben verloren! Japan vormt thans een veld dat rijp is voor de prediking van Gods koninkrijk van vrede. — Joh. 4:35, 36.
13. (a) Waarom verkeert de christenheid ten aanzien van zijn „God” in verwarring? (b) Stel de handelwijze der christenheid tegenover die van David.
13 Hoe staat het echter met de „God” van de christenheid? Op de Amerikaanse rijksmunt staat de inscriptie: „In God we trust” (Op God vertrouwen wij). Op welke „God”? De God van „de kerk uwer keuze”? De tweehonderd en meer katholieke, protestantse en joodse sekten in de Verenigde Staten kunnen stellig niet te zamen met de vele aanverwante sekten in de gehele Westerse wereld een en dezelfde God aanbidden. Hun leerstellingen zijn alle verward en met elkaar in strijd. Ze konden de ene, logische, „gezonde leer” van de bijbel niet verdragen en zijn in plaats daarvan menselijke leerstellingen gaan volgen (2 Tim. 4:3, 4). De lidmaten van al deze richtingen hebben niet evenals David ’met hun gehele hart’ gebeden: „Onderricht mij, o Jehovah, over uw weg. Ik zal in uw waarheid wandelen” (Ps. 86:11, 12, NW). Als gevolg hiervan lopen zij in een doolhof van verwarde leerstellingen rond. Zij bespotten niet alleen de zuivere leer van Jehovah, maar hebben zelfs zijn naam van de plaats welke deze in hun moderne bijbelvertalingen rechtmatig toekomt, verwijderd en door een uitdrukkingsloos „Here” vervangen.
14. (a) Wat zijn de vruchten van de religieuze verwarring der christenheid? (b) Welk lot wacht de christenheid, en waarom?
14 De vruchten van de religieuze verwarring in de christenheid treden in haar stijgende misdaadcijfer, in de misdadigheid van haar jeugd en in de verontrustende toename van echtscheidingen en goddeloosheid in haar gebied, aan de dag. Jehovah had voorzegd dat de goddeloze christenheid in deze „laatste dagen” door al deze dingen gekenmerkt zou worden (Matth. 7:15-23; 2 Tim. 3:1-7; Jer. 5:29-31). De christenheid loochent Christus zowel in haar leerstellingen als in haar levenswijze. Dat zij de Verenigde Naties als de hoop der wereld aanprijst of met de communistische „koning van het noorden” wedijvert in het opslaan van kernwapens, zal haar te Armageddon niet van de vernietiging welke haar door Jehovah en zijn thans regerende Koning, de Christus die zij belijdt te dienen, redden. — Dan. 11:38; Luk. 6:46-49.
HOOG TIJD OM TE VLUCHTEN
15. Op welke waarschuwing moeten allen die rechtvaardigheid liefhebben, thans acht slaan?
15 Deze wereld en haar vele tegenstrijdige religiën nemen voor Jehovah en zijn Oordeelsvoltrekker Christus Jezus een veroordeelde positie in. Hoe moeten mensen die evenals David ’naar Jehovah’s hart’ zijn, in deze tijd handelen? (Hand. 13:22) Onder het symbool „Babylon” zegt de profeet Jeremia over deze religieuze wereld: „Vlucht uit het midden van Babylon en laat een ieder voor zich ontkoming zoeken. Wordt tengevolge van haar dwaling niet levenloos gemaakt. Want het is de tijd van wraak die Jehovah toekomt. Er is een behandeling die hij haar terugbetaalt. Babylon . . . [maakte] de gehele aarde dronken. . . . Daarom blijven de natiën uitzinnig handelen”. — Jer. 51:6, 7, NW.
16, 17. (a) Wat is bij het vluchten uit het hedendaagse Babylon betrokken? (b) Hoe legt Jeremia er de nadruk op dat wij de ’leugens’ van de hedendaagse religie hoognodig moeten ontvluchten?
16 Ziet u dat de hedendaagse natiën „uitzinnig handelen”? Vlucht dan! zegt de profeet. Hoe moeten wij echter vluchten? Door ons van hun luidruchtige politiek, hun harteloze militarisme, hun ontaarde zeden en hun afstompende religie af te scheiden. Dronken van de valse religie — of dit nu louter kerkgang, de verheerlijking van militaire macht of de aanbidding van de communistische staat betreft — hebben de natiën Gods waarschuwing genegeerd. Door het gekletter van hun sabels zijn zij niet alleen aan de rand van een „hete” atoomoorlog, maar wat erger is, aan de rand van de verschrikkelijke en verbazingwekkende vernietiging door de grote God Jehovah gekomen. In die natiën bevinden zich echter vredelievende mensen van goede wil die de leegheid van de nationalistische goden van hun voorvaderen beginnen op te merken. Daar zij inzien dat de religiën van de christenheid en het heidendom op ’enkel leugens’ zijn gebaseerd, onttrekken zij zich met spoed aan het ondersteunen van deze leugens en dragen zij zich aan Jehovah, de ware God en Schepper van de blijvende nieuwe wereld van geestelijke gezondheid en vrede, op.
17 Dit zijn de mensen van goede wil die David in Psalm 86:9 voorzag en die ook in Jeremia 16:19 en 20 worden beschreven: „HERE, mijn sterkte en mijn burcht, mijn toevlucht ten dage der benauwdheid, tot U zullen volken komen van de einden der aarde en zeggen: Enkel leugen hebben onze vaderen bezeten, nietigheid, waaronder niet één, die baat kon brengen. Zou een mens zich goden maken? Maar dat zijn geen goden!” Jehovah’s toorn zal echter spoedig tegen de valse goden der natiën ontbranden, en hij verklaart hierover: „Ditmaal zal ik hen mijn hand en mijn macht laten kennen, en zij zullen moeten weten dat mijn naam Jehovah is”. — Jer. 16:21, NW.
18. Waarom zal Jehovah de natiën en hun religiën verderven of te gronde richten?
18 Is het niet een verschrikkelijke daad van Jehovah wanneer hij alle natiën en hun religiën uitwist? Het zou een verschrikkelijke daad zijn wanneer Jehovah de pocherige natiën zou toestaan het werk zijner handen, de aarde, te blijven ontheiligen totdat zij met hun atoomuitvindingen zelfs alle leven zouden vernietigen. Gelukkig is hij voornemens hen eerst te verderven (Openb. 11:18). Aangezien het in zijn voornemen besloten ligt een reine aarde en voor de gehele mensheid één ware en reine religie te hebben, zal hij bovendien ook alle valse goden en religiën vernietigen (Zef. 2:11, AS). Vlucht thans uit de Babylonische religie. Zoek ontkoming voor uw ziel door alle smetten van de valse religie te verwijderen en u voortaan rein van haar smetten te bewaren!
19. Wat betekent het wanneer men zegt: „Onderricht mij, o Jehovah, over uw weg”?
19 Zegt u evenals David ’met geheel uw hart’: „Onderricht mij, o Jehovah, over uw weg”? Besluit u ook: „Ik zal in uw waarheid wandelen”? Wanneer dit het geval is, betekent dit dat u zich aan Jehovah moet opdragen en voortdurend moet studeren en in zijn leer moet wandelen. U moet hiertoe voortdurend vorderingen maken. De religiën der christenheid zitten reeds eeuwenlang in het moeras van formalistische geloofsbelijdenissen vast. In Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij staat men echter geen ogenblik stil. Paulus zei: „Laten wij . . ., nu wij de elementaire leer omtrent de Christus hebben verlaten, voortgaan tot rijpheid” (Hebr. 6:1, NW). Evenals er van koning David werd verlangd dat hij ’al de dagen zijns levens in het boek van Gods wet zou lezen, opdat hij den HERE, zijn God, lere vrezen’, moet de mens Gods in deze tijd Gods Woord dagelijks bestuderen, opdat hij „volledig bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk”. — Deut. 17:19, SV; 2 Tim. 3:16, 17, NW.
20. (a) Welke fout hebben sommigen gemaakt? (b) Wat is noodzakelijk om volledig in de waarheid te kunnen wandelen?
20 Sommige mensen hebben zich er tevreden mee gesteld slechts een oppervlakkige kennis van Gods voornemens te bezitten. Zij hebben iets over de zegeningen van Gods nieuwe wereld geleerd of een persoonlijke sympathie gekregen voor de getuige van Jehovah die hen als bedienaar van het evangelie bezoekt. Een tijdlang sluiten zij zich ’met vleierijen’ bij de Nieuwe-Wereldmaatschappij aan (Dan. 11:34, SV). Zij zeggen: „Ik vind jullie prachtmensen”, maar gaan niet verder. Zij studeren de bijbel niet om de werkelijke betekenis en kracht ervan te onderscheiden. Zij laten de bijbel geen wortel in hun hart schieten zodat zij zich aan Jehovah kunnen opdragen en met volharding vruchten kunnen dragen (Luk. 8:15). Hoe belangrijk is het om niet alleen de „eerste beginselen” van Jehovah’s onderwijzingen te leren, maar ook ’dagelijks de Schriften te onderzoeken’ door met alle studiehulpmiddelen waarin is voorzien in de bijbel te graven! Op deze wijze zal men overtuigd raken van zijn geloof en toegerust worden om alle wonderbaarlijke facetten van de waarheid overtuigd aan anderen uit te leggen. Maak u de waarheid eigen en wandel er in. — Hand. 17:11, SV.
21. Tot op welke hoogte dient men de bijbel te kennen?
21 Ten einde het hart en de geest vrij te maken voor het dienen van de ware God, moet men de bijbel kennen. In zulke aangelegenheden als neutraliteit in tijd van vrede of oorlog, het eren van vlaggen, patriottische ceremoniën, politiek, de heiligheid van het bloed, het offeren aan afgoden en eerbetoon bij de graven van iemands voorouders, moet iedereen overeenkomstig datgene wat hij in Gods Woord heeft bestudeerd en waarvan hij weet dat het juist is, zijn persoonlijke standpunt innemen. Hij moet de beginselen die God in Zijn Woord heeft uiteengezet, kennen en er lust in hebben God zelfs ten koste van grote persoonlijke offers, te behagen door overeenkomstig deze beginselen te leven. Het gaat er niet slechts om afzonderlijke bijbelteksten te kennen op grond waarvan men zijn standpunt kan bewijzen. Wie ’in Jehovah’s waarheid wandelt’, moet zo rijp zijn dat hij met het hele grootse thema van de bijbel, de diepe betekenis welke achter Jehovah’s Koninkrijksbeloften schuilt en de realiteit van een leven dat aan God is opgedragen, waarbij men zich van Satans wereld heeft afgescheiden, op de hoogte is. Hij moet een grondig onderscheidingsvermogen bezitten ten aanzien van wat Jehovah’s wil voor alle gelegenheden is, en hij moet die wil doen. — Hebr. 5:14; Kol. 1:9, 10.
22. (a) Licht toe hoe men bijbelse beginselen kan toepassen. (b) Welke krachtige aanmoediging geeft de bijbel aan hen die aan hun rechtschapenheid vasthouden?
22 In een gezin zou van de kinderen geëist kunnen worden dat zij elke dag voedsel en drank voor een afgod neerzetten of op gezette tijden pelgrimstochten naar de graven van de voorouders maken. Mag iemand die in Jehovah’s waarheid wandelt, zoiets doen? Waarschijnlijk zal hij zich de schriftuurplaats in 2 Kor. 6:16 (PC) herinneren, waarin staat: „Wat heeft een tempel Gods met afgoden uit te staan? Welnu, wíj zijn een tempel van den levenden God! Daarom heeft God gesproken: ’Ik zal onder hen wonen en wandelen, Ik zal hun God zijn, zij mijn volk’”. Verheugd over het voorrecht met de levende God te mogen wandelen, zal hij de Schrift ijverig onderzoeken ten einde Gods beginselen met betrekking tot afgoderij in zijn hart vast te leggen. Als het gezin hier echter bezwaar tegen maakt en bij de geboden tegenstand zelfs eisen gaat stellen, welke handelwijze zal hij dan volgen? Hij zal er vanzelfsprekend blijk van geven dat hij in alle gewone aangelegenheden van het leven graag met de andere gezinsleden wil samenwerken. Op een liefdevolle, vriendelijke en aangename wijze zal hij een levend getuigenis vormen van de verandering die zich sinds hij zich aan de waarachtige God heeft opgedragen, in hem heeft voltrokken. In aangelegenheden die de aanbidding betreffen, moet zijn standpunt echter onwrikbaar in overeenstemming zijn met de beginselen die Jehovah in Zijn Woord tot uitdrukking heeft gebracht. Mocht dit op een bittere vervolging uitlopen, dan zal hij moed putten uit Jezus’ woorden waarin deze situatie was voorzegd: „Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn” (Matth. 10:34-36). Wees moedig! Hoewel iemand zijn vrienden in deze oude wereld kan verliezen, zal hij door zijn rechtschapen handelwijze vele oprechte vrienden krijgen in Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij en ook de vriendschap winnen van Jehovah en zijn Koning, hetgeen tot verkwikkende vrede en eeuwig leven in de nieuwe wereld leidt! — Matth. 19:29.
23. Hoe kunnen Jehovah’s aanbidders de wereld overwinnen? Licht dit toe.
23 Hij die gebedsvol aan theocratische beginselen vasthoudt, zal „de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat” verwerven en een innerlijke kracht ontwikkelen waardoor hij de wereld overwint (Fil. 4:6, 7). Gedurende de tweede Wereldoorlog brachten Jehovah’s getuigen in Duitsland door hun weigering het Nazi-hakenkruis te groeten of de Hitlergroet te brengen en door hun neutraliteit met betrekking tot Hitlers aanvalsoorlog een van de wreedste vervolgingen der geschiedenis over zich. Dit wordt door een auteur als volgt beschreven: „Toen de getuigen de strijd voor hun religieuze overtuiging niet opgaven, werd er een terreuractie tegen hen ingezet welke alles wat tegen andere slachtoffers van het nazisme in Duitsland werd ondernomen, overtrof. . . . Het lijden dat in de kampen over Jehovah’s getuigen werd gebracht, was zelfs nog erger dan dat wat joden, pacifisten of communisten te verduren hadden. De sekte mag dan weinig aanhangers hebben, maar ieder lid schijnt een vesting te zijn welke wel vernietigd maar nooit ingenomen kan worden”.b Door met God in zijn ware leer te wandelen, kunt u ook zo’n vesting worden!
24. Hoe kan men door overeenkomstig bijbelse beginselen te leven, anderen een getuigenis geven?
24 Zij die in overeenstemming met bijbelse beginselen leven, zullen bemerken dat de meeste tegenstanders in hun hart lafaards zijn. Wanneer zij iemand met een onwrikbaar standpunt voor juiste beginselen voor zich zien, zullen zij in vele gevallen de strijd opgeven. Zij zullen erkennen dat de christen de redelijke vrijheid bezit om de ware God te aanbidden. Wanneer zij in hun tegenstand oprecht zijn geweest, zal de grotere oprechtheid en de grotere overtuiging van de christen die zich aan God heeft opgedragen, hen er zelfs toe kunnen brengen belangstelling te krijgen en te zijner tijd hetzelfde kostbare geloof te aanvaarden (1 Petr. 3:1, 2). Verlies niet uit het oog dat de apostel Paulus, die door Jehovah werd gebruikt om vele goddelijke beginselen te verklaren, zelf eens een strijdlustige vervolger van Gods ware volk is geweest. — Gal. 1:13-16, 23, 24.
25. (a) Wanneer is een alles overwinnend geloof vooral noodzakelijk? (b) Welke krachtige verzekering geeft Jezus aan mensen des geloofs?
25 In sommige Oosterse landen is religie onafscheidelijk met bijna alle activiteiten van het leven verbonden. Wanneer iemand de nationale of door de stam beleden religie vaarwel zegt, wordt hij niet alleen door zijn religie, maar door de gehele maatschappij als een verstotene of uitgeworpene beschouwd. In sommige plaatsen wordt er van elke man verwacht dat hij gedurende een bepaalde periode van zijn leven een priester wordt. In Birma lichtte de voormalige premier Oe Noe dit met een voorbeeld toe door voor een periode van een maand het oranje gewaad van de boeddhistische priesterschap aan te trekken. Wanneer de wortels van een plaatselijke religie zo diep in het leven van de mensen zijn doorgedrongen, heeft men een sterk geloof, een alles overwinnend geloof, nodig om zich hiervan los te rukken ten einde Jehovah’s wegen der waarheid te bewandelen en dit standpunt te handhaven. Het kan echter gedaan worden en het wordt ook gedaan! Het is zoals de apostel zegt: „Dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof” (1 Joh. 5:4). Allen die dit geloof en het voorrecht van voortdurende omgang met Gods Nieuwe-Wereldmaatschappij in hoge mate op prijs stellen, zullen sterk worden! Hoewel zij door wereldse groepen van personen verstoten of uitgeworpen kunnen worden, geeft Jezus hun de verzekering: „Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe”. — Joh. 6:37, 40.
26. (a) Waar moet men met betrekking tot zijn gedachten en handelwijze zorgvuldig op toezien? (b) Welke gewoonten moet de christen in overeenstemming met de goddelijke wil vormen?
26 Allen die de vrijheid van Gods Nieuwe-Wereldmaatschappij verwerven, moeten er zorgvuldig op toezien dat hun pas verworven christelijke denkwijze niet door heidense gedachten en gewoonten of wegen wordt besmet. „Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des HEREN” (Jes. 55:8). In vele gevallen moet de nieuwe christen plaatselijke levensopvattingen uit zijn geest bannen. In verscheidene Oosterse landen is het niet de gewoonte voor religieus onderricht naar een tempel te gaan. Evenzo wordt in Westerse landen religie vaak als iets bijkomstigs in het leven beschouwd en alleen maar ter gelegenheid van bruiloften, begrafenissen, religieuze festiviteiten en dergelijke beoefend. Degene die zijn geest verandert ten einde hem met Jehovah’s gedachten te vullen, moet derhalve de in het begin voor hem wellicht vreemde gewoonte ontwikkelen verscheidene malen per week bijbelstudie-vergaderingen te bezoeken. Ten einde grondig in de wegen van de grote God der waarheid onderlegd te geraken, móet hij ze echter bijwonen. Zijn houding ten opzichte van nationale feestdagen, vakanties en vrije tijd moet veranderen. Dat het niet overeenkomstig Jehovah’s weg is in deze goddeloze dagen tijd te verknoeien, blijkt wel uit zijn woorden tot christenen dat zij als wijzen moeten wandelen, „de gelegen tijd uitkopend”, terwijl zij moeten blijven „vaststellen wat Jehovah’s wil is” (Ef. 5:15-17, NW). De uren zijn te kostbaar om ze aan de oude wereld te verspillen. Met „Kerstmis” of nieuwjaar, op feestdagen of op vrije weekeinden moet men ten behoeve van de Nieuwe Wereld tijd voor de dienst uitkopen. Gebruik deze tijd verstandig. — Ef. 4:22; Kol. 4:5.
27. Waar en hoe kan men thans de ware en lofwaardige dingen vinden?
27 „Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat” (Fil. 4:8). Met deze dingen moeten wij onze geest en ons hart vullen. Waar kan men deze ware en lofwaardige dingen thans vinden? Nergens in Satans wereld! Men kan ze alleen in Gods Woord, de bijbel, ontdekken, terwijl men zich tijdens een beschouwing hiervan in de kostbare omgang met andere leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen kan verheugen. De belangrijkste uren van elke week zijn de uren die u op vergaderingen doorbrengt waar de wonderbaarlijke Koninkrijksbeloften van de grote God der waarheid worden beschouwd en de uren die u aan het prediken en onderwijzen van huis tot huis besteedt. Blijf Jehovah in geheel uw aan hem opgedragen leven met geheel uw hart verheerlijken, want hij doet „wonderbaarlijke dingen”. Jehovah — hij alleen — is DE GROTE GOD.
[Voetnoten]
a The New York Times van 5 augustus 1956.
b The Nazi State, door professor Ebenstein, Princeton-universiteit.