Medeoverwinnaars over de wereld
1. Voor wie vormde Jezus’ zegepraal over de wereld een voorbeeld, en hoe werd dit in het geval van de bejaarde apostel Johannes geïllustreerd?
JEZUS’ zegepraal over de wereld zonder met de wereld in conflict te raken door het gebruik van militaire wapens, vormt een voorbeeld voor zijn discipelen. Zijn getrouwe apostelen uit de eerste eeuw G.T. volgden dat voorbeeld na. Al de haat van de wereld gedurende tientallen jaren kon hun onverbreekbare toewijding aan Gods Messiaanse koninkrijk niet verbreken en hun prediking ervan over de gehele wereld niet tot zwijgen brengen. Slechts enkele jaren vóór het einde van die eeuw schreef de christelijke apostel Johannes, die klaarblijkelijk als de laatste van de apostelen in leven was gebleven, het volgende aan medechristenen: „Ik, Johannes, uw broeder en een deelhebber met u aan de verdrukking en het koninkrijk en de volharding in gezelschap van Jezus, kwam wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus, op het eiland terecht dat Patmos wordt genoemd” (Openb. 1:9). Net als die getrouwe apostelen volgen de ware discipelen van Jezus zijn voorbeeld na om de zegepraal over deze twintigste-eeuwse wereld te behalen.
2. Op welke wijze is Jezus, volgens zijn profetie betreffende de moeilijkheden die zijn volgelingen zouden overkomen, een voorwerp van haat van de zijde van de wereld?
2 Hoewel Jezus Christus zich niet langer op het aardse toneel bevindt, is hij zelfs heden ten dage een voorwerp van haat van de zijde van de wereld. Misschien zullen de bijna één miljard kerkleden van de christenheid bezwaren maken tegen deze bewering en nadrukkelijk verklaren: „Wij haten hem niet!” En toch is er een toets waardoor wij kunnen weten of wij Jezus thans haten. In een profetie betreffende datgene wat zijn discipelen zouden ondergaan, sprak Jezus bij voorbaat de volgende waarschuwende woorden tot hen: „Gij zult om mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen; wie echter heeft volhard tot het einde, die zal gered worden.” „Dan zal men u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voor alle natiën voorwerpen van haat zijn” (Matth. 10:22; 24:9). Het haten van de discipelen van Christus om zijns naams wil betekent dus logischerwijs dat men terzelfder tijd Christus zelf haat.
3. Welke zegepraal moet men, om een ware volgeling van Jezus te blijven, eveneens behalen, en hoe wordt men daarvoor beloond?
3 Wij kunnen de naakte waarheid niet ontwijken: de ware discipelen van Jezus Christus moeten net als hij de haat van de wereld onder de ogen zien en verduren. Wil iemand dus een discipel blijven in de ware betekenis van het woord, dan betekent dit dat hij de zegepraal over de wereld moet behalen. Niet op de een of andere gewelddadige wijze, maar zonder gewapend conflict, net als in Jezus’ geval. De vraag voor een discipel is: Zal de wereld hem overwinnen, of zal hij de wereld overwinnen? Als de wereld hem overwint, moet hij ook de droevige gevolgen daarvan dragen. Overwint hij echter de wereld, dan zal hij door God beloond worden met de grootse beloning van zegepraal.
4. Wat bewijst dat wanneer men thans door alle natiën en mensen om Christus’ naam wordt gehaat, dit niet wil zeggen dat men louter wordt gehaat omdat men een christen wordt genoemd?
4 Wat wil dit gehaat worden door alle mensen en natiën om Christus’ naam zeggen? Betekent het door mensen en natiën gehaat te worden louter omdat men een christen wordt genoemd? Neen, niet in deze tijd. Er zijn thans honderden miljoenen religieuze mensen die „christelijk” worden genoemd en die in goed aanzien bij de rest van de mensenwereld staan en vriendschappelijke betrekkingen met hen onderhouden. Wie zijn deze zogenoemde christenen die de vriendschap van de wereld genieten en niet door de wereld worden gehaat? Volgens alle waarnemingen zijn dit de leden van de religieuze sekten van de christenheid. Zij ondergaan als klasse geen vervolging, niet waar? Zij worden als klasse niet verboden of verbannen en ondergronds gedreven, niet waar? O ja, zij strijden wel onderling, niet vanwege het feit dat zij christelijk worden genoemd, maar vanwege het feit dat zij tot verschillende religieuze sekten van de christenheid behoren. De kwestie door welke religieuze autoriteit zij overheerst willen worden, is erbij betrokken.
5. Wat betekenen Jezus’ woorden „om mijn naam” dus?
5 Jezus’ woorden „om mijn naam” betekenen: om het feit dat men aan Jezus vasthoudt wegens datgene wat hij officieel is, de door Jehovah God aangestelde Messiaanse Koning. Ja, om het feit dat wij hem als een werkelijke Heer, onze hemelse Heer, wiens geboden wij boven die van enige aardse heerser ten uitvoer brengen, belijden en gehoorzamen. Het betekent trouw te zijn aan de Messiaanse regering die hij vertegenwoordigt en onze loyaliteit niet te verdelen door ons in de aangelegenheden van enige aardse, door mensen gemaakte regering te mengen. Het betekent zichzelf te bezien en te gedragen als de slaaf van Jezus Christus, niet een slaaf die zichzelf toebehoort, maar Jezus Christus, gekocht door diens eigen levensbloed. Ja, het betekent ook een getuige te zijn van de God en Vader van Jezus Christus, namelijk Jehovah, de Bron van het Messiaanse koninkrijk.
6. Wat betekent het derhalve naar Christus’ naam te zijn genoemd, en welke verplichting legt het een discipel op overeenkomstig zijn naam te leven?
6 Naar Christus’ naam te zijn genoemd, betekent derhalve veel meer dan slechts een rein leven te leiden. Het vereist dat men zich identificeert als iemand die niet tot het wereldomvattende samenstel van dingen behoort waarvan de christenheid het belangrijkste en krachtigste deel vormt, maar dat men tot Gods reine, nieuwe samenstel behoort dat hij voor de bewoners der aarde heeft weggelegd. Het plaatst iemand in de positie dat hij een inwonende vreemdeling en tijdelijke inwoner in dit voorbijgaande wereldse samenstel van dingen is (1 Petr. 2:11). Dit weerhoudt een ware christen ervan één te zijn met de mensen van de wereld en zich naar hun wegen te voegen door in emotioneel opzicht door werelds nationalisme en trots ten aanzien van een aards land, beroerd en beheerst te worden. Over zichzelf zei Jezus tot de nationalistisch gezinde joden: „Gij zijt van de rijken beneden; ik ben van de rijken boven. Gij zijt van deze wereld; ik ben niet van deze wereld” (Joh. 8:23). Jezus maakte zich aldus niet tot een deel van deze wereld met haar zelfzuchtige aspiraties. Overeenkomstig zijn naam te leven, legt zijn discipel de verplichting op insgelijks geen deel van deze wereld te zijn. — Joh. 17:14, 16.
7. Wat is de normale reactie van wereldlingen op het niet-deelnemen van ware christenen aan geliefkoosde wereldse aangelegenheden, en hoe legde Jezus dit uit?
7 Wekt het innemen van zo’n standpunt bij een persoon die deze wereld vriendelijk gezind is, verbolgenheid op of doet het heftige verontwaardiging in hem opwellen? Dit vijandige gevoelen is een normale reactie op het niet-deelnemen van een ware discipel van Christus aan de geliefkoosde aangelegenheden van deze wereld. Wereldlingen zijn niet bijster ingenomen met een dergelijk christelijk standpunt. Jezus zei dan ook tot zijn apostelen: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u” (Joh. 15:19). Christus’ naam staat voor afgescheidenheid van deze wereld. Gehaat worden wegens Christus’ naam betekent gehaat worden omdat men geen integrerend deel van deze wereld is, aangezien Christus zo iemand uit deze wereld heeft uitgekozen.
GEHAAT OM WAT ER WORDT GEPREDIKT
8. Tot welke houding jegens de Koninkrijksverkondiger zal de prediking van Gods Messiaanse koninkrijk de wereld brengen, en waarom?
8 In tegenwoordigheid van de bestuurder Pontius Pilatus zei Jezus: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. . . . Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron” (Joh. 18:36). Hoe zou iemand die een werkelijke christen is dan een deel van deze wereld kunnen zijn en terzelfder tijd vóór Gods Messiaanse koninkrijk kunnen zijn, dat geen deel van deze wereld is en niet uit deze wereld voortspruit? Voor een ware christen zou dit onmogelijk zijn, want Jezus zei dat Satan de Duivel de „heerser van deze wereld” is (Joh. 12:31; 14:30; 16:11). Om deze reden zal de prediking van het niet-wereldse koninkrijk van Jezus de Messías de haat van de wereld over de prediker brengen en zal de wereld zich tegen de prediker opstellen. Dit was zo in het geval van Jezus zelf en het is ook zo geweest en zal zo zijn in het geval van zijn ware discipelen.
9. Om welke reden moet de Koninkrijksverkondiger tot het einde volharden ten einde de zegepraal over de wereld te behalen?
9 En toch zei Jezus nadat hij had verteld hoe de haat van de wereld over zijn discipelen zou komen: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden. En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën” (Matth. 24:13, 14). De prediking van dit koninkrijk zal, hoewel het goed nieuws is, de haat van de wereld teweegbrengen. Waarom? Omdat Gods Messiaanse koninkrijk en de politieke koninkrijken van de wereld vijanden van elkaar zijn. Wil Gods Messiaanse koninkrijk de volledige heerschappij over de aarde overnemen, dan moeten de door mensen gemaakte koninkrijken van deze wereld tot hun eeuwige einde worden gebracht (Dan. 2:44). Op dit punt nu moeten de onvervalste christenen de zegepraal over de wereld behalen.
10. Ten einde wat te doen moet een christen — wil hij de zegepraal behalen — de haat van de wereld trotseren, en wiens voorbeeld moet hij navolgen?
10 Hoe? Niet door een bijbel in de ene hand en een zwaard, granaat of snelvuurgeweer in de andere hand te dragen! Maar door de haat van de wereld te trotseren en er op vreedzame wijze, ongewapend, mee voort te gaan „dit goede nieuws van het koninkrijk” over de gehele wereld tot alle natiën zonder uitzondering te prediken voordat het einde van dit samenstel van dingen komt. De Koninkrijksprediker moet zich niet door de haat, vijandigheid en oppositie van de wereld laten overwinnen. Hij staat onder de superieure bevelen van degene die hem gemachtigd heeft dit goede nieuws te prediken, namelijk Jezus Christus, die zijn Heer is. Hij moet als zijn Heer en Meester zijn. Deze Jezus Christus was de grootste Prediker van het goede nieuws van God die ooit op aarde is geweest. Degenen die naar zijn naam zijn genoemd, doen hetzelfde als hij heeft gedaan; zij moeten hetzelfde doen als hij zowel gezegd als gedaan heeft. Pas toen hij zijn Koninkrijksprediking in weerwil van de haat en oppositie van de wereld had geëindigd, zei hij: „Ik heb de zegepraal over de wereld behaald” (Joh. 16:33, Weymouth). Hierin heeft hij ons het voorbeeld gesteld.
11. Welk werk moet er nog worden verricht, en wanneer alleen kan iemand zeggen dat hij de zegepraal ten volle heeft behaald?
11 Er moet nog mee voortgegaan worden „dit goede nieuws van het koninkrijk” over de gehele wereld te prediken. Vanaf het naoorlogse jaar 1919 is dit goede nieuws door Jehovah’s christelijke getuigen ononderbroken dwars door de Tweede Wereldoorlog heen en tot nu toe gepredikt. Zij hebben door bemiddeling van Christus het goddelijke gebod ontvangen er niet mee op te houden aldus over de gehele wereld getuigenis van Gods Messiaanse koninkrijk af te leggen totdat het einde van dit samenstel van dingen komt. Pas wanneer zij „dit goede nieuws” tot het einde hebben gepredikt en het zegepralende Koninkrijk dit wereldse samenstel tot zijn volledige einde heeft gebracht, zullen zij ieder voor zich kunnen zeggen: „Ik heb de zegepraal over de wereld behaald.”
12. Wat voor soort van moed is er, zoals de apostel Johannes verklaart, voor nodig om zulk een zegepraal te behalen?
12 Zo’n zegepraal kunnen wij behalen! Jezus Christus zal medeoverwinnaars over deze wereld hebben. Hoewel het moeilijk zal zijn de zegepraal te behalen, kan deze, zoals Jezus’ eigen zegepraal ons bewijst, niettemin behaald worden. „Schept moed”, zei Jezus. En het behalen van de zegepraal zal moed vereisen. Het moet een moed zijn die geworteld is in geloof in de Almachtige God. Hierover zei de apostel Johannes, die de triomferende woorden van Jezus optekende, kort voordat hij zelf de zegepraal behaalde toen hij de dood stierf: „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden; en toch zijn zijn geboden geen drukkende last, want alles wat uit God is geboren, overwint de wereld. En dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen, ons geloof. Wie is het die de wereld overwint dan hij die geloof heeft dat Jezus de Zoon van God is?” — 1 Joh. 5:3-5.
13. Wie in deze tijd bezitten het „zegevierende beginsel” van geloof, en hoe wordt dit ten aanzien van Jezus, de zoon van Maria, getoond?
13 Het is noodzakelijk die geestelijke hoedanigheid van geloof te bezitten. De Weymouth-vertaling van 1902 vertolkt Johannes’ woorden als volgt: „Want ieder kind van God overwint de wereld; en het zegevierende beginsel dat de wereld heeft overwonnen, is ons geloof. Wie anders toch overwint de wereld dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is?” (1 Joh. 5:4, 5) Zo’n zegevierend beginsel van geloof is de innerlijke kracht die Jehovah’s christelijke getuigen in deze tijd aandrijft en hen trouw aan de Zoon van God doet blijven. Zij geloven niet dat hij slechts een mens was die verwekt was door louter een man die met een vrouw gehuwd was, maar dat hij geboren werd uit een joodse maagd naar wier schoot de Almachtige God het leven van zijn eniggeboren Zoon vanuit de hemel had overgebracht opdat hij als een menselijke Zoon van God geboren zou worden. Zij geloven dat hij onmiddellijk na zijn doop in de rivier de Jordaan door Gods heilige geest werd verwekt en als de Messías werd gezalfd, maar dat hij op de derde dag van zijn offerandelijke dood „naar de geest van heiligheid door middel van de opstanding uit de doden met kracht werd verklaard Gods Zoon te zijn”. — Rom. 1:3, 4; Hand. 13:32, 33.
14. Hoe tonen Jehovah’s christelijke getuigen dat zij de waarschuwing van Johannes met betrekking tot antichristen ter harte nemen?
14 Door acht te slaan op de waarschuwingen die de apostel Johannes gaf betreffende antichristen die zouden opstaan, laten Jehovah’s christelijke getuigen zich gedurende dit „besluit van het samenstel van dingen” niet misleid worden en overhalen tot het volgen van valse Christussen, antichristen die zich voordoen in de christenheid of onder protectie van de christenheid, zoals de organisatie voor wereldvrede en veiligheid die als de Verenigde Naties bekendstaat. Zij hebben de ware Messías, de ware Christus, geïdentificeerd en zij blijven hem en het door God geschonken Koninkrijk dat hij vertegenwoordigt, trouw. Zij geloven dat dit Messiaanse koninkrijk in het jaar 1914 G.T., aan het einde van de tijden der heidenen, in de hemel werd opgericht. Daarom kunnen zij niet het symbolische „wilde beest”, dat wil zeggen het wereldomvattende stelsel van politieke heerschappij van de Duivel, als de rechtmatige regering van de aarde aanvaarden en aanbidden. Ook kunnen zij hun aanbidding niet schenken aan en hun hoop niet vestigen op het politieke „beeld” van dat „wilde beest”, namelijk de organisatie der Verenigde Naties, die door de christenheid is voorgestaan ten einde de onvolmaakte menselijke heerschappij over de gehele mensheid tot onbepaalde tijd te bestendigen.
15. Op welke wijze scharen zij zich aan de zijde van degenen die in Openbaring 15:2-4 worden beschreven?
15 Nimmer, neen, nimmer kunnen zij zo iets afgodisch doen. Met een geloof dat zegeviert over de misleidingen van deze wereld scharen zij zich aan de zijde van degenen die in het vijftiende hoofdstuk van de aan Johannes gegeven Openbaring, 15 de verzen twee tot en met vier, worden afgebeeld, waar de apostel Johannes zegt: „Ik zag wat leek op een glazen zee, met vuur vermengd, en degenen die de overwinning behalen over het wilde beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam, stonden aan de glazen zee en hadden harpen van God. En zij zingen het lied van Mozes, de slaaf van God, en het lied van het Lam, zeggende: ’Groot en wonderbaarlijk zijn uw werken, Jehovah God, de Almachtige. Rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning der eeuwigheid. Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehovah, en uw naam verheerlijken, omdat gij alleen loyaal zijt? Want alle natiën zullen komen en voor u aanbidden, omdat uw rechtvaardige besluiten openbaar zijn gemaakt.’”
16. Waarover hebben Jehovah’s christelijke getuigen tot dusverre de overwinning behaald, en pas wanneer zullen zij de zegepraal ten volle hebben behaald?
16 Door in overeenstemming met hun geloof in Jehovah God, de Almachtige, en in zijn Zoon Jezus Christus te handelen, hebben de christelijke getuigen van Jehovah tot dusver ’de overwinning behaald over het wilde beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam’. Deze overwinning of zegepraal hebben zij behaald zelfs in weerwil van het feit dat dit politieke „wilde beest” oorlog tegen hen heeft gevoerd en hen tijdens de Eerste Wereldoorlog tijdelijk heeft overwonnen (Openb. 13:7). Maar de zegepraal over het wereldomvattende politieke stelsel van heerschappij van de Duivel en het daartoe behorende politieke beeld (de Verenigde Naties) is nog niet ten volle behaald zolang de Soevereine Here God het ze nog vergunt op aarde te blijven bestaan. Wij zullen pas de volledige zegepraal hebben behaald wanneer dat politieke „wilde beest” met het oneervolle getal 666 verslagen op het slagveld van Har–mágedon ligt (Openb. 13:18). Als wij met Jezus Christus, de Zoon van God, medeoverwinnaars over die vijandelijke organisatie wensen te zijn, moeten wij ervoor blijven zorgen dat wij niet als een slaaf met de numerieke naam van het „wilde beest” gekentekend worden en niet op afgodische wijze het politieke beeld van dat beest aanbidden.
17. Als wij zo’n zegevierend geloof hebben, van welk werk zullen wij ons dan nooit laten weerhouden, en wat zijn wij dus vastbesloten te doen?
17 Bezitten wij het zegevierende geloof dat hiervoor nodig is? Zo ja, dan zullen wij ons er nimmer door het „wilde beest” van laten weerhouden „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken totdat het Koninkrijksgetuigenis op de gehele bewoonde aarde is geëindigd. Wij dienen niet slechts de zegepraal over het „wilde beest” en zijn „beeld” te behalen, maar, net als Jezus Christus, over de wereld. Wij zullen ons dus niet door de haat van de wereld en de verdrukking die ze over ons brengt, laten overweldigen en tot opstand tegen God laten aanzetten. Totdat hij zelf zijn eigen persoonlijke zegepraal te Har–mágedon behaalt, zullen wij zijn lof blijven zingen, opdat mensen uit alle natiën mogen komen en voor hem mogen aanbidden door bemiddeling van de zegevierende Zoon van God, Jezus Christus.