Kunt u trouw zijn aan God en toch de feiten verbergen?
WAT is het gevolg wanneer men een leugen zonder protest laat passeren? Draagt zwijgen er niet toe bij de leugen voor waar te laten doorgaan, waardoor ze vrijer baan heeft om velen, misschien tot grote schade van hen, te beïnvloeden?
Wat gebeurt er als men wangedrag en immoraliteit niet aan de kaak stelt en veroordeelt? Is dit niet hetzelfde als een infectie verbergen zonder één poging in het werk te stellen haar te genezen en te voorkomen dat ze zich uitbreidt?
Wanneer mensen in groot gevaar verkeren afkomstig uit een bron waarvan zij geen kwaad vermoeden, of als zij door degenen die zij als hun vrienden beschouwen worden misleid, is het dan onvriendelijk hen te waarschuwen? Zij verkiezen het misschien geen geloof aan de waarschuwing te hechten. Zij zijn er misschien zelfs wel gebelgd over. Ontheft dat iemand echter van de morele verantwoordelijkheid die waarschuwing te geven?
Als u tot degenen behoort die trouw aan God trachten te zijn, zijn de kwesties die door deze vragen worden opgeworpen thans van levensbelang voor u. Waarom? Omdat Gods dienstknechten in elke periode van de geschiedenis het hoofd hebben moeten bieden aan de uitdaging die deze kwesties vormen. Zij hebben onwaarheid en goddeloosheid aan de kaak moeten stellen en mensen moeten waarschuwen voor de gevaren van misleiding — niet slechts in het algemeen, maar op specifieke wijze, in het belang van de zuivere aanbidding. Het zou veel gemakkelijker voor hen zijn geweest hun mond te houden of alleen te zeggen wat de mensen graag wilden horen. Getrouwheid jegens God en liefde voor de naaste bewoog hen er echter toe te spreken. Zij beseften dat „een onthulde terechtwijzing [beter is] dan een verborgen liefde”. — Spr. 27:5.
HET ONVERANDERDE PATROON
Beschouwt u eens de situatie in het Israël uit de oudheid en het voorbeeld dat Gods profeten toen stelden. Goddeloosheid nam in die natie hand over hand toe. Oneerlijkheid, gewelddadigheid, immoraliteit en huichelarij onteerden de naam van de God die de Israëlieten beweerden te aanbidden. Juichten de mensen goddelijke terechtwijzing toe? Integendeel, de bijbel toont aan dat zij het volgende tot Gods profeten zeiden:
„’Gij moet niet zien’, en tot degenen die visioenen hebben: ’Gij moet voor ons niet schouwen wat recht is. Spreekt tot ons vleiende dingen; schouwt bedrieglijke dingen. Wijkt af van de weg; buigt af van het pad.’” — Jes. 30:9-11.
De meerderheid van de religieuze leiders trachtten dat nu juist te doen, in de hoop door goddeloosheid en het overtreden van Gods rechtvaardige maatstaven en wegen door de vingers te zien en te vergoelijken populair te worden. Gods instructies aan zijn ware profeten worden echter toegelicht door wat hij tot de profeet Ezechiël zei:
„Wat nu u betreft, o mensenzoon, tot een wachter heb ik u gemaakt voor het huis van Israël, en uit mijn mond moet gij het woord horen en hen mijnentwege waarschuwen. Wanneer ik tot een goddeloze zeg: ’O goddeloze, gij zult beslist sterven!’ maar gij werkelijk niet vrijuit spreekt om de goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, zal hijzelf als een goddeloze in zijn eigen dwaling sterven, maar zijn bloed zal ik van uw eigen hand terugeisen.” — Ezech. 33:7, 8.
Mettertijd bracht God de voorzegde vernietiging over die natie. Alleen degenen die zich getrouw aan zijn woord hadden gehouden, genoten toen zijn bescherming.
Was het ook maar enigszins anders in de dagen van Jezus’ aardse bediening? Gods Zoon beschrijft de stand van zaken die hij aantrof met de woorden:
„Licht [is] in de wereld . . . gekomen, maar de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, omdat hun werken goddeloos waren. Want hij die verachtelijke dingen beoefent, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet worden terechtgewezen. Maar hij die doet wat waar is, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden gemaakt als werken die in overeenstemming met God zijn gedaan.” — Joh. 3:19-21.
En wie maakten in de eerste plaats bezwaar tegen Jezus’ moedige bekendmaking van de waarheid waardoor aan de kaak werd gesteld hoe Gods maatstaven werden overtreden? Waren dat niet de religieuze leiders, de schriftgeleerden, de Farizeeën en de opperpriesters? Leest u voor uzelf maar eens wat de bijbel zegt in Matthéüs 16:21; 20:18, 19; 23:13.
Jezus wist welk een hoge vertrouwenspositie deze religieuze leiders in de ogen der mensen bekleedden. Was dit voor hem reden zijn mond te houden en anderen niet te waarschuwen? Neen, maar krachtig en openlijk stelde hij hen aan de kaak als verraders van God en de mens, als mensen die gesteld waren op populariteit en lof, als „huichelaars” en „blinde gidsen” die als „witgekalkte graven” waren, mooi van buiten maar van binnen vol onreinheid, als vervolgers van degenen die de waarheid van God spraken. — Lees Matthéüs 23:1-36.
Hoewel deze mannen vol haat Jezus’ dood beraamden, deed zijn getrouwheid jegens God hem voor het bestwil van allen die rechtvaardigheid liefhadden, de waarheid bekendmaken. Zijn apostelen volgden dezelfde getrouwe handelwijze en lieten zich niet de mond snoeren. — Hand. 5:27-32, 40-42.
Staan wij in onze tijd niet tegenover soortgelijke toestanden? De aarde wordt thans door een vloed van immoraliteit geteisterd. Nieuwsberichten weerspiegelen een ongekende stijging in oneerlijkheid en misdaad. Seksuele losbandigheid, perversiteit en homoseksualiteit worden steeds gewoner en steeds meer aanvaard. Bijbelse maatstaven op het gebied van een rein gedrag en een goede moraal worden genegeerd of zelfs belachelijk gemaakt. Toch noemen velen die deze dingen bedrijven zich „christenen” en beweren zij God te dienen. Hoe waar zijn de woorden in Titus 1:16: „Zij maken in het openbaar bekend dat zij God kennen, maar zij verloochenen hem door hun werken”!
Het opmerkelijkste van dit alles is dat steeds meer religieuze leiders van thans veel van dit wangedrag openlijk door de vingers zien en vergoelijken. Zij noemen de morele maatstaven van de bijbel „verouderd” en ’ontoereikend voor huidige moderne omstandigheden’. Zij trekken de authenticiteit van de bijbel als Gods geïnspireerde Woord in twijfel en verzwakken daardoor zijn kracht onder de mensen als een kracht ten goede. Zij aanvaarden de evolutietheorie in plaats van het bijbelverslag van ’s mensen schepping door een Alwijze en Almachtige Schepper.
Maar ondanks dit en ondanks het verslechterende morele beeld, de groeiende misdadigheid en ontaarding van de wereld en het duidelijk falen van menselijke krachtsinspanningen om deze problemen op te lossen, trachten de religieuze leiders de mensen te sussen met de verzekering dat zij niet bang behoeven te zijn dat God handelend tegen hen zal optreden of op gewelddadige wijze tussenbeide zal komen. Hoewel de bijbel er duidelijk op wijst dat de mensheid tegenover een wereldomvattende vernietiging staat, zwijgen de geestelijken van de christenheid hierover (Dan. 2:44; Openb. 19:11-15). Hoe goed zijn de woorden in Jeremia 6:13-15 op hen van toepassing:
„’Van de profeet tot de priester toe handelt ieder bedrieglijk. En zij trachten de breuk van mijn volk oppervlakkig te genezen door te zeggen: „Er is vrede! Er is vrede!” terwijl er geen vrede is. Voelden zij zich beschaamd omdat het iets verfoeilijks was wat zij hadden gedaan? . . . zij [zijn] niet eens te weten gekomen hoe zij zich te schande gemaakt moeten voelen. Daarom zullen zij vallen onder de vallenden; ten tijde dat ik hun rekenschap moet vragen, zullen zij struikelen’, heeft Jehovah gezegd”!
WAT GETROUWHEID VAN ONS EIST
Gelooft u dat men leugens zonder protest moet laten passeren? Hoe staat het dan met leugens die over God worden verteld en met het in een verkeerd daglicht stellen van zijn bekendgemaakte voornemen? Dit is zeker niet minder ernstig, maar ernstiger dan leugens van algemene aard. Misschien bent u het erover eens dat wangedrag aan de kaak gesteld dient te worden. Maar als religieuze mensen, misschien personen in uw eigen kerk, zich nu eens misdragen? Zal getrouwheid jegens God u dan doen opkomen voor wat juist is? En als wij ons van nature schuldig zouden voelen als wij in gebreke bleven onze buren voor de een of andere dreigende ramp — zoals een naderende overstroming of een hevige storm — te waarschuwen, dienen wij ons dan niet veel schuldiger te voelen als wij in gebreke bleven hen te waarschuwen voor de naderende vernietiging die, zoals Gods Woord positief aantoont, de mensen overal ter wereld thans bedreigt?
Christus Jezus heeft gezegd dat in deze tijd van het einde „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde [zal] worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Het beste nieuws voor hen die rechtvaardigheid liefhebben is dat Gods hemelse regering weldra het volledige bestuur van de aarde in handen zal nemen en dat ze zal maken dat Gods wil „gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” zal worden gedaan. — Matth. 6:9, 10.
Jezus zei echter dat na de prediking van dit goede nieuws ’het einde zou komen’. Vanzelfsprekend moeten degenen die het goede nieuws bekendmaken ook waarschuwen voor de vernietiging die een eind zal maken aan dit huidige wereldbestel. Het is ook logisch dat zij mensen moeten helpen inzien waarom die vernietiging komt, waarom God verplicht is handelend tegen een corrupte wereld op te treden en waarom de religies van de wereld in gebreke zijn gebleven de mensen in een vredige verhouding tot God te brengen, evenals de religieuze leiders van Israël in gebreke waren gebleven dit te doen.
Dit vereist van ware christenen dat zij vrijuit de valse leerstellingen en onschriftuurlijke gebruiken van de religieuze organisaties der christenheid aan de kaak stellen en hierin niet terughoudend zijn. Het vereist van hen de mensen te laten zien waarom en hoe het hele huidige wereldbestel tegenover God verantwoordelijk is voor de slechte toestanden op aarde en waarom hij het derhalve verafschuwt en het onveranderlijke besluit heeft genomen het voor altijd teniet te doen. Zij moeten hun aantonen waarom zij, door hun vertrouwen op dat wereldbestel te stellen, of het te ondersteunen, zich Gods toorn op de hals halen. Getrouwheid jegens God en liefde voor hun naaste eist dit.
In meer dan 200 landen, met inbegrip van eilanden in de wereldzeeën, nemen thans meer dan één miljoen achthonderdduizend getuigen van Jehovah deel aan het ten uitvoer brengen van de goddelijke opdracht om getuigenis af te leggen. In plaats van „vleiende dingen” te spreken die mensen een gevoel van zelfvoldaanheid geven, laten zij openlijk zien dat de bijbel duidelijk verklaart: „Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God” (Jak. 4:4). Dat deze moedige bekendmaking thans wereldomvattend wordt gedaan, vormt een krachtig bewijs dat de tijd voor dit huidige wereldbestel ten einde loopt. Naarmate het einde ervan dichterbij komt, wordt de noodzaak stappen te doen steeds dringender.
Als u meer te weten wilt komen omtrent de reine aanbidding — de bescherming die ze biedt en de zegeningen waartoe ze leidt — waarom zou u dan geen contact opnemen met Jehovah’s getuigen, misschien via hun plaatselijke Koninkrijkszaal? U zult hen van harte bereid vinden u te helpen in uw eigen huis, kosteloos bijbelkennis te verkrijgen. Gebruik de nog resterende tijd in getrouwheid jegens God verstandig. — Ef. 5:15-17.
[Illustraties op blz. 259]
HEBT U LIEVER DAT DE WAARHEID WORDT VERBORGEN . . .?
. . . OF WILT U DE FEITEN WETEN?