Blijf de juiste kijk behouden op de Koninkrijksprediking
„Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14.
1. Welk standpunt namen de eerste christenen ten aanzien van hun geloof in, en waartoe werden zij derhalve aangezet?
DE EERSTE christenen beschouwden hun religie niet slechts als een van de vele religies, een religie waaraan zij toevallig persoonlijk de voorkeur gaven. Helemaal niet! Zij waren er vast van overtuigd dat zij de waarheid bezaten over Jehovah God en zijn voornemens en dat anderen deze kennis nodig hadden om gered te kunnen worden (Joh. 17:3). Hun overtuiging zette hen tot een energieke predikingsactiviteit aan. Het geïnspireerde bijbelse verslag vermeldt: „Zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken” (Hand. 5:42). Belijdt ook u een christen te zijn? Indien ja, spreidt u dan deze zelfde ijver en dit zelfde enthousiasme om aan het predikingswerk deel te nemen, ten toon? Is de Koninkrijksprediking werkelijk een vereiste activiteit voor ware christenen?
2, 3. Hoe gaf Jezus te kennen op welke wijze hij het predikingswerk bezag?
2 De stichter van het christendom, Jezus Christus, bezag het predikingswerk aldus; het vormde zelfs de voornaamste reden waarom hij naar de aarde was gekomen. Hij zei tot zijn volgelingen: „Laten wij ergens anders heen gaan, naar de naburige dorpen, opdat ik ook daar kan prediken, want met dat doel ben ik uitgegaan” (Mark. 1:38). En duidelijk aantonend wat voor soort van boodschap hij kwam prediken, zei hij: „Ik moet . . . het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden.” — Luk. 4:43; 8:1.
3 Ja, de Koninkrijksprediking was Jezus’ voornaamste werk; het was Gods voornemen dat hij deze hemelse regering, die de aarde uiteindelijk van alle onrechtvaardigheid zal bevrijden en erop zal toezien dat Gods wil hier wordt gedaan, zou aankondigen (Matth. 6:9, 10). En Jezus heeft er altijd blijk van gegeven de juiste kijk te hebben op het werk dat zijn Vader hem had opgedragen te doen. Bij een zekere gelegenheid illustreerde Jezus hoe belangrijk dit werk voor hem was, door te zeggen: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig.” — Joh. 4:34.
4, 5. (a) Hoe toonde Jezus duidelijk aan dat ook zijn volgelingen Koninkrijkspredikers moesten zijn? (b) Hoe doeltreffend was de prediking van de eerste christenen?
4 Jezus’ werk omvatte tevens de opleiding van zijn volgelingen, opdat ook zij aan de Koninkrijksprediking konden deelnemen. Dit zou ook hun voornaamste werk moeten zijn. Jezus gaf dit te kennen toen hij twaalf van degenen die hij een speciale opleiding had gegeven, onderrichtte: „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’” Er kon gezegd worden dat het Koninkrijk was „nabijgekomen” aangezien de aangestelde koning van Gods hemelse koninkrijk, Jezus Christus, toen in hun midden was. Jezus droeg zijn discipelen derhalve op rechtstreeks naar de huizen van de mensen te gaan ten einde hun deze belangrijke boodschap mee te delen. Hij legde hun zelfs uit hoe zij de bewoners moesten begroeten en de Koninkrijksboodschap moesten aanbieden. Later zond hij zeventig opgeleide discipelen met overeenkomstige instructies uit (Matth. 10:5-7, 11-14; Luk. 10:1-11). Zelfs na zijn dood en opstanding verscheen Jezus aan zijn volgelingen om hen ertoe aan te sporen de prediking voort te zetten.
5 Tot „meer dan vijfhonderd broeders”, die klaarblijkelijk waren bijeengekomen op een vergadering in Galiléa, alwaar Jezus na zijn opstanding aan hen verscheen, zei Jezus: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (1 Kor. 15:6; Matth. 28:10, 19, 20). En ten slotte zei hij tot de discipelen die er getuige van waren dat hij ten hemel voer: „Gij zult getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Wat waren die eerste christenen, nadat zij door de uit de doden opgewekte Christus waren aangemoedigd, met een vuur en enthousiasme vervuld! Zij bezagen het werk op de juiste wijze, en hun ijverige Koninkrijksprediking leverde opmerkelijke resultaten op. De geschiedschrijver E. Gibbon, geen vriend van het christendom, gaf toe: De „ijver van de christenen . . . had hen in elke provincie en in bijna elke stad van het [Romeinse] rijk doen doordringen.”a
DE KONINKRIJKSPREDIKING IN DEZE TIJD
6. Welke vragen rijzen er in verband met een hedendaags predikingswerk?
6 Maar wat valt er over deze tijd te zeggen? Zijn christenen die thans leven ook verplicht Koninkrijkspredikers te zijn? Zijn er voorzieningen voor getroffen om hen ervoor op te leiden het predikingswerk ten uitvoer te brengen, zoals dit in de eerste eeuw het geval was? Zal Gods koninkrijk werkelijk rechtvaardige toestanden op aarde brengen?
7. Wat zijn sommige van de bewijzen waardoor Christus’ komst in Koninkrijksheerlijkheid gekenmerkt zou worden?
7 Negentien eeuwen geleden maakte Jezus Christus reeds melding van zijn onzichtbare tweede tegenwoordigheid in Koninkrijksheerlijkheid en het „besluit van het samenstel van dingen”. Hij voorzei onder andere: „Natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen in de ene plaats na de andere voedseltekorten en aardbevingen zijn. Al deze dingen zijn een begin van weeën der benauwdheid” (Matth. 24:3-13). Een oorlog die weergaloos was in afmetingen en belangrijkheid, en de voedseltekorten, aardbevingen, toenemende wetteloosheid, enzovoort, die erop volgden, behoorden tot de bewijzen die Christus’ hemelse tweede tegenwoordigheid en de tijd van het einde van dit samenstel van dingen duidelijk zouden kenmerken.
8. (a) Welk bewijs is er dat wij de tijd van Christus’ tweede tegenwoordigheid en de „laatste dagen” van dit samenstel zijn binnengegaan? (b) Welk belangrijke werk moet er gedaan worden voordat „het einde” komt?
8 Zijn wij de veelbewogen tijd in de geschiedenis waarover Jezus sprak binnengegaan? Hebben wij in onze tijd de dingen zien gebeuren die volgens zijn voorzegging zijn tweede tegenwoordigheid in Koninkrijksheerlijkheid zouden kenmerken? Ja, inderdaad! De gebeurtenissen die de afgelopen generatie sinds 1914 heeft meegemaakt, zijn precies de gebeurtenissen die zich volgens de voorzegging van Jezus en zijn discipelen zouden voordoen. Dat dit alles in zo’n weergaloze mate is geschied, bewijst ongetwijfeld dat wij thans gedurende Christus’ tweede tegenwoordigheid en in de „laatste dagen” van dit samenstel van dingen leven (2 Tim. 3:1-5; 2 Petr. 3:3, 4). Daarom moet er thans een belangrijke boodschap betreffende Gods koninkrijk worden gepredikt, zoals Jezus voorzei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” En „dit goede nieuws” wordt gepredikt. — Matth. 24:14.
9. Wat houdt het „goede nieuws” betreffende Gods koninkrijk, dat thans gepredikt moet worden, in?
9 Het huidige „goede nieuws” betreffende Gods koninkrijk houdt in dat het in dit geslacht in de hemel is opgericht; ja, dat Jezus Christus daar op de troon is geplaatst en te midden van zijn vijanden regeert. Dit betekent dat Satan de Duivel uit de hemel naar de omgeving van de aarde is geworpen en dat hij spoedig in de afgrond zal worden geworpen terwijl zijn gehele goddeloze samenstel van dingen zal worden vernietigd. Wat een goed nieuws! (Ps. 110:1, 2; Openb. 12:7-12; 20:1-3). Het „goede nieuws” houdt tevens in dat degenen die God dienen, het einde van dit samenstel zullen overleven en onder de Koninkrijksregering eeuwig leven en eeuwige vrede zullen genieten (1 Joh. 2:17; Ps. 37:9-11, 29). Gelukkig hebben wij de tijd bereikt waarvan de bijbelse profetie zegt: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. . . . Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” — Dan. 2:44.
10. (a) Wat is de juiste kijk op de Koninkrijksprediking? (b) Hoe hebben Jehovah’s getuigen van deze juiste kijk blijk gegeven?
10 Gelooft u dat wij de tijd voor de vervulling van deze bijbelse profetieën hebben bereikt? Gelooft u werkelijk dat het einde van goddeloosheid en het inluiden van een nieuw samenstel van dingen onder Gods koninkrijk zeer nabij is? Ziet u vol vertrouwen uit naar de vervulling van de bijbelse beloften betreffende het einde van ziekte, lijden en de dood? (Openb. 21:3, 4). Gelooft u dit heus? Welnu, dan zult u „dit goede nieuws” stellig aan anderen willen vertellen! De juiste kijk is zelfs dat er geen belangrijker werk op aarde is dat iemand zou kunnen doen. De Koninkrijksprediking is het werk dat volgens het bevel van Jehovah God, ’s mensen Schepper, gedaan moet worden. Om deze reden houden Jehovah’s getuigen zich toegewijd met deze activiteit bezig; meer dan 1.250.000 van hen nemen thans in 203 landen geregeld deel aan het bekendmaken van „dit goede nieuws”. En net zoals de eerste christenen zijn zij gereed en bereid om anderen voor de prediking van de Koninkrijksboodschap op te leiden en hen erbij te helpen. Hun gemeentevergaderingen zijn speciaal met het oog hierop belegd.
BELEMMERINGEN VOOR HET BEHOUDEN VAN EEN JUISTE KIJK
11, 12. (a) Waarom hebben sommigen het moeilijk gevonden het predikingswerk te blijven verrichten? (b) Dienen wij, nadat wij de reactie van velen op Jezus’ prediking hebben beschouwd, ontmoedigd te zijn wanneer men ongeïnteresseerd op onze boodschap reageert?
11 Sommigen van degenen die met de Koninkrijksprediking zijn begonnen, hebben het echter moeilijk gevonden ermee door te gaan. Er zijn belemmeringen op hun weg gekomen waardoor zij werden verhinderd een juiste kijk te behouden. ’Wat heeft het voor nut?’ hebben sommigen gedacht. ’Niemand wil naar de boodschap van Gods koninkrijk luisteren.’ De onverschilligheid die de mensen tegenover het „goede nieuws” aan de dag leggen, ontmoedigt hen. Bent ook u ooit ontmoedigd geraakt doordat huisbewoners niet positief op de Koninkrijksboodschap reageren? Maar dient u, goed beschouwd, wel iets anders te verwachten? Is het gebruikelijk dat de meerderheid van de mensen gunstig op de door Gods dienstknechten gebrachte boodschap reageert?
12 Welke houding legden de mensen bijvoorbeeld in Jezus’ tijd tegenover de Koninkrijksboodschap aan de dag? Welnu, de overgrote meerderheid was ongeïnteresseerd, ook al bracht Jezus zelf het goede nieuws aan hen. Jezus zei zelfs: „Want het hart van dit volk is dik geworden, en met hun oren hebben zij met ergernis gehoord, en zij hebben hun ogen gesloten, opdat zij nimmer met hun ogen zouden zien en met hun oren horen en met hun hart begrip ervan krijgen en terugkeren, en ik hen gezond zou maken” (Matth. 13:15). Ondanks het feit dat de meesten ongeïnteresseerd op zijn boodschap reageerden, behield Jezus evenwel zijn ijver voor het werk dat zijn Vader hem had toegewezen. Het was Gods wil dat hij de Koninkrijksboodschap predikte; Jezus was dus vastbesloten hiermee door te gaan, ongeacht hoe de mensen erop reageerden. Wij dienen dezelfde juiste kijk te ontwikkelen die Jezus ten toon spreidde. Ook al wordt niemand tot wie wij prediken een ware discipel, dan betekent dit nog niet dat onze bediening een mislukking is of dat God niet met ons is ingenomen.
13. Hoe gaf Jeremia er blijk van de juiste kijk op zijn predikingstoewijzing te bezitten, en wat kunnen wij van zijn voorbeeld leren?
13 Beschouw de bediening van de profeet Jeremia eens. Jehovah God had hem opgedragen tot zijn opstandige, hardnekkige landgenoten, die zich van de ware aanbidding van God hadden afgekeerd, te prediken. Jehovah zei: „Gij moet al deze woorden tot hen spreken, maar zij zullen niet naar u luisteren; en gij moet tot hen roepen, maar zij zullen u niet antwoorden” (Jer. 7:27). Werkelijk, zouden mensen tot wie wij prediken, nog onontvankelijker kunnen zijn? Ook al stonden die Israëlieten buitengewoon afwijzend tegenover God, toch bleef Jeremia ongeveer veertig jaar lang tot hen prediken. Zeker, hij raakte wel ontmoedigd (Jer. 20:9). Toch behield hij een juiste kijk op de belangrijkheid van de prediking, en Jehovah was met zijn getrouwe volharding ingenomen. Jehovah God heeft zich thans voorgenomen „een getuigenis voor alle natiën” te geven voordat het einde komt, en daarom is Hij er ook mee ingenomen als wij in gehoorzaamheid aan Zijn opdracht blijven prediken.
14, 15. (a) Welke andere belemmering kan verhinderen dat men de juiste kijk op de Koninkrijksprediking behoudt, en wat zou iemand als gevolg hiervan ten onrechte kunnen denken over de wijze waarop God zijn dienst beziet? (b) Wat eist God van zijn dienstknechten, en wat is derhalve de juiste kijk?
14 Een koele, ongeïnteresseerde reactie is echter niet het enige als gevolg waarvan sommigen die met het werk zijn begonnen, het langzamer aan zouden kunnen gaan doen of zelfs met de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” zouden kunnen ophouden. Er zijn nog andere belemmeringen waardoor men kan worden verhinderd de juiste kijk op de belangrijkheid van de Koninkrijksprediking te behouden. Eén hiervan kan eenvoudig de toegenomen last zijn van wat Jezus de „zorgen des levens” noemde. — Luk. 21:34.
15 In de sterk concurrerende maatschappij van thans zijn u misschien grotere verantwoordelijkheden te dragen gegeven, terwijl er steeds meer beslag op uw tijd wordt gelegd. Misschien heeft uw werkgever ook meer druk op u uitgeoefend. Bovendien kwam u misschien tegenover onverwachte uitgaven te staan en de zorg hoe u alle rekeningen kon voldoen. Misschien wordt de druk nog beklemtoond door een achteruitgang in uw gezondheid en energie. Met het oog op dit alles denkt u misschien dat God niet is ingenomen met het beetje tijd dat u voor Gods dienst hebt overgehouden en de beperkte krachtsinspanningen die u eraan kunt geven. Dit is echter niet het geval. Jehovah God eist niet meer van zijn dienstknechten dan zij kunnen geven. Hij is bijzonder ingenomen met ’het penningske van de weduwe’, wanneer dit alles is wat men kan geven (Luk. 21:1-4; Matth. 11:28, 29). De juiste kijk is derhalve dat een christen in het predikingswerk doet wat hij kan. Dit is alles wat God verlangt.
16. Wat zijn nog meer belemmeringen waardoor personen worden verhinderd de juiste kijk op de Koninkrijksprediking te behouden?
16 De Koninkrijksprediking is het allerbelangrijkste werk dat thans op aarde wordt verricht, maar toch zijn er nog meer belemmeringen waardoor men kan worden verhinderd deze juiste kijk te behouden. Materialistische verlangens of bezigheden kunnen een werkelijke hinderpaal blijken te zijn. Dit was het geval met Paulus’ zendingsmetgezel Demas, die Paulus verliet „omdat hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad” (2 Tim. 4:10). Misschien is er ook in uw leven iets of iemand gekomen met zo’n sterke aantrekkingskracht, dat u het gevoel hebt dat u gewoon geen weerstand kunt bieden (1 Joh. 2:15-17). Aan de andere kant kan de belemmering om een juiste kijk te behouden, in tegenstand van de zijde van familieleden of vrienden bestaan doordat zij u bespotten of doodverklaren (Matth. 10:33-38). Of misschien veroorzaakt de bedreiging van zware fysieke mishandeling en vervolging dat u de belangrijkheid uit het oog verliest om getrouw met het predikingswerk door te gaan (2 Tim. 3:12). Ook kan men worden belemmerd een juiste kijk te behouden doordat men persoonlijk aanstoot heeft genomen aan wat iemand heeft gezegd of gedaan. In plaats dat de beledigde persoon het probleem op de schriftuurlijk voorgeschreven wijze uit de weg ruimt, laat hij toe dat de kwestie zulke grote afmetingen in zijn geest aanneemt dat hij in gebreke blijft de juiste kijk op de Koninkrijksprediking te behouden. — Matth. 18:15-17; Ps. 119:165.
WAARDOOR EEN VERKEERDE KIJK WORDT VEROORZAAKT
17. Waarom is het zo moeilijk de juiste kijk op het predikingswerk te behouden?
17 Waarom zijn er zoveel hinderpalen waardoor wij worden belemmerd de juiste kijk op dit uiterst belangrijke werk op aarde te hebben? Een belangrijke factor wordt gevormd door onze aangeboren onvolmaaktheden en zwakheden. Deze belemmeren ons gehoorzaam Gods wil te doen (Ps. 51:5; Rom. 7:18-21). Ook zijn er evenwel bijzonder werkelijke en sterke strijdkrachten die zich ten doel hebben gesteld ons ertoe te brengen een verkeerde kijk te ontwikkelen en met de prediking van Gods koninkrijk op te houden. Deze vijanden beschrijvend schreef de apostel Paulus aan christenen: Staat „pal . . . tegen de kuiperijen van de Duivel; want wij hebben geen strijd tegen bloed en vlees, maar tegen . . . de wereldheersers van deze duisternis, tegen de goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten” (Ef. 6:11, 12). Dit zijn werkelijk bestaande geestelijke personen! En wat meer is, zij zijn in dit geslacht sinds 1914 door Gods koning Jezus Christus uit de hemel geworpen en zijn nu zo in het nauw gedreven dat zij in hun wraakgierige strijd tegen ons, alles op alles zetten. In de bijbelse profetie wordt op dit geslacht gedoeld wanneer er wordt gezegd: „Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.” — Openb. 12:9, 12.
18. Welke houding dienen wij terecht aan de dag te leggen tegenover de pogingen van de Duivel ons met de prediking te doen ophouden?
18 Wat zult u dus doen? De moed opgeven en met Gods werk ophouden? Zult u zwichten voor de pogingen van de Duivel en zijn demonen om u met de prediking te doen ophouden? Of zult u hen met alles wat u hebt bestrijden en zult u zich er door niets van laten weerhouden aan het allerbelangrijkste werk dat thans op aarde wordt verricht, te blijven deelnemen? De apostel Paulus zei dat christenen een inspannende geestelijke oorlog moeten voeren waarbij zij „redeneringen [omverwerpen] en elke hoogte die wordt opgericht tegen de kennis van God” (2 Kor. 10:3-5). Wij kunnen niet toelaten dat een verkeerde kijk die van de Duivel afkomstig is, ons ertoe brengt het langzamer aan te gaan doen of met het doen van Gods wil op te houden.
19. Welke uitwerking dient het op ons te hebben te weten dat onze broeders ondanks alles wat de Duivel over hen brengt, getrouw blijven?
19 De apostel Petrus wees de Duivel eveneens als een werkelijke vijand aan toen hij zei: „Neemt uw standpunt tegen hem in, vast in het geloof, wetend dat dezelfde dingen in de vorm van lijden, in de gehele gemeenschap van uw broeders in de wereld worden volbracht” (1 Petr. 5:8, 9). Welke uitwerking heeft het op u te weten dat uw broeders over de gehele wereld voor precies dezelfde moeilijkheden als u staan en getrouw blijven? Vormt dit niet een werkelijke aanmoediging? Geeft dit u niet een extra verzekering dat ook u getrouw kunt blijven prediken, ondanks de belemmeringen waarmee u misschien wordt geconfronteerd? Ja, als zij onder beproeving getrouw kunnen blijven, kunt u dit ook!
HOE DE JUISTE KIJK TE BEHOUDEN
20, 21. Hoe zal een juiste kijk op de opdracht aan God iemand helpen geluk te vinden in de prediking, ook al ondervindt hij beproevingen en moeilijkheden?
20 Maar, zo zou u kunnen vragen, hoe kan men geluk en tevredenheid in het predikingswerk vinden als men beproevingen en moeilijkheden ondervindt? O, misschien is er helemaal geen werkelijke tegenstand, maar alleen maar veel onverschilligheid in het gebied waarin u werkt, en u voelt u ontmoedigd. Hoe kan men onder zulke omstandigheden de juiste kijk behouden?
21 Het zal u helpen wanneer u beschouwt waarom u de prediking verricht. Hebt u uw leven aan een werk opgedragen, terwijl u de waterdoop onderging als een symbool van uw opdracht aan het Koninkrijkspredikingswerk? Of hebt u uw leven veeleer aan een persoon opgedragen, aan De Persoon, Jehovah God, om zijn wil te doen, ongeacht waarin deze zou blijken te bestaan? Welnu, natuurlijk hebt u uw leven aan Jehovah opgedragen, en u predikt omdat het Gods wil is dat de boodschap van zijn opgerichte koninkrijk thans over de gehele aarde wordt bekendgemaakt (Matth. 24:14). Helpt dit u niet de kwestie in een juist licht te bezien? Ja, want als wij goed in gedachten houden in welk een kostbare verhouding wij tot Jehovah staan, kunnen wij werkelijk behagen scheppen in het doen van alles wat Hij zegt. Het is natuurlijk er vreugde in te scheppen iets te doen wat een persoon die ons dierbaar is, behaagt en hem tot voordeel strekt, en aangezien Jehovah God degene is die wij innig liefhebben, kunnen wij er behagen in scheppen over het koninkrijk te prediken dat zijn naam en voornemens zal rechtvaardigen.
22. Wat is, behalve getrouw prediken van het goede nieuws van het Koninkrijk, nog meer noodzakelijk om Jehovah’s goedkeuring te verwerven?
22 Wanneer wij onze opdracht aan Jehovah beschouwen, herinnert dit ons er ook aan dat er veel meer bij is betrokken dan alleen maar prediken om Hem te behagen. Het is eveneens noodzakelijk dat wij ons leven dusdanig omvormen dat het met Gods volmaakte voorbeeld in overeenstemming is. Dit betekent dat wij de vruchten van Zijn geest moeten aankweken, met inbegrip van liefde, vriendelijkheid, zachtaardigheid en zelfbeheersing, terwijl wij deze altijd in onze omgang met anderen aan de dag moeten leggen (Gal. 5:22, 23). Ook moeten wij een moreel zuiver leven leiden en geen hoererij of overspel bedrijven, niet dronken worden en ook niet liegen of stelen, omdat Jehovah al zulke praktijken haat (1 Kor. 6:9, 10). Hoewel de Koninkrijksprediking dus het allerbelangrijkste werk is dat op aarde wordt gedaan, beseffen wij, als gevolg van een juiste kijk op onze opdracht, dat ons aandeel hieraan waardeloos is in Gods ogen wanneer wij onze intieme, persoonlijke verhouding tot hem niet in stand houden door eveneens zijn andere vereisten gehoorzaam op te volgen.
23, 24. Hoe kan een beschouwing van de huwelijksverhouding ons helpen inzien welk evenredige verband er bestaat tussen het Koninkrijkspredikingswerk en de opgedragen verhouding waarin wij tot Jehovah God staan?
23 Het is derhalve van het grootste belang het predikingswerk en de kostbare opgedragen verhouding waarin wij tot Jehovah God staan, in een juist licht te blijven bezien. Een illustratie kan ons helpen inzien welk evenredige verband er bestaat tussen verhouding en werk. Beschouw het volgende eens: Als een emotioneel rijpe vrouw in het huwelijk treedt, weet zij dat zij met het oog op de zorg voor het huis en de opvoeding van de kinderen belangrijk en veel werk te doen krijgt. Zij schept echter behagen in het werk, niet noodzakelijkerwijs wegens het werk zelf, maar omdat zij beseft dat het getrouw volbrengen ervan een belangrijke rol speelt in het handhaven en verstevigen van de nauwe band tussen haar en haar echtgenoot.
24 Ook wij kunnen, om een overeenkomstige reden, uit de Koninkrijksprediking vreugde putten. De vreugde komt vanzelfsprekend niet als gevolg van de apathische, onvriendelijke of kwaadaardige reactie die wij soms in de bediening ontmoeten. Het is veeleer omdat wij weten dat gehoorzaamheid aan Jehovah’s gebod om te prediken, de intieme verhouding waarin wij tot Hem staan, opbouwt en versterkt. Door dus altijd de kostbare opgedragen verhouding waarin wij tot Jehovah staan dierbaar te achten, zullen wij een rijpe kijk op het predikingswerk behouden. Wij zullen er ijverig en met de juiste beweegreden aan deelnemen, omdat wij Jehovah werkelijk liefhebben en zijn naam willen verhogen. — 1 Joh. 5:2, 3.
25. (a) Hoe kwam het dat Jezus in het doen van Gods wil behagen kon scheppen, ook al hield dit verschrikkelijk lijden voor hem in? (b) Welk grootse voorrecht hebben wij in deze tijd?
25 Ja, wij zullen worden geholpen een juiste kijk op de Koninkrijksprediking te hebben wanneer wij dit werk als een gelegenheid beschouwen waardoor wij onze liefde en toewijding voor Jehovah God kunnen bewijzen. Dit is de wijze waarop Jezus deze aangelegenheid bezag. Hij zei: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept” (Ps. 40:7, 8; Hebr. 10:5-10). Jezus zei dit, ook al betekende het doen van Gods wil voor hem spot, smaad en uiteindelijk de dood aan een martelpaal (Ps. 22:7, 8, 16; Jes. 53:5, 7). Hij schepte behagen in het predikingswerk omdat het hem in de gelegenheid stelde zijn onverbrekelijke liefde voor God te bewijzen en ook omdat hij, door dit werk getrouw te verrichten, zijn Vader een antwoord kon verschaffen op Satans uitdaging dat mensen God niet bereidwillig zullen dienen omdat zij Hem liefhebben (Spr. 27:11; Job, de hoofdstukken 1 en 2). Ook wij kunnen, wegens dezelfde redenen, behagen scheppen in het doen van Gods wil. Het is beslist een voorrecht aan de rechtvaardiging van Gods naam een aandeel te hebben en aan werk deel te nemen waardoor zijn hart werkelijk blij wordt gemaakt!
26. Hoe kan ware liefde voor medemensen ons helpen de juiste kijk op de Koninkrijksprediking te hebben?
26 Ook zullen wij worden geholpen een juiste kijk op de Koninkrijksprediking te hebben wanneer wij een oprechte liefde voor onze medemensen blijven bezitten en in gedachten houden hoe zij door ons werk geholpen kunnen worden. Sta hier eens bij stil! Door getrouw te prediken kunnen wij erbij behulpzaam zijn mensen te redden die anders een zekere dood tegemoet zouden gaan in het snel naderende einde van dit samenstel van dingen. In de bijbelse spreuk worden wij hier ook toe aangemoedigd: „Bevrijd hen die worden weggevoerd naar de dood; en zij die wankelen naar de slachting — o moogt gij hen tegenhouden” (Spr. 24:11). De apostel Paulus legde eveneens de nadruk op de levenreddende aard van ons werk, zeggende: „Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs. Blijf bij deze dingen, want door dit te doen, zult gij zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren” ( 1 Tim. 4:16). Erbij behulpzaam zijn medemensen te redden, is stellig een wonderbaarlijke manier waardoor men liefde ten toon kan spreiden!
27. Welke voordelen ontvangen wij, zowel thans als in de toekomst, als wij God getrouw dienen en het goede nieuws van Zijn koninkrijk prediken?
27 Dat wij aan de Koninkrijksprediking kunnen deelnemen, is werkelijk het meest verheven voorrecht dat wij in deze tijd kunnen genieten. Wanneer wij er druk mee bezig blijven, zal het een werkelijke bescherming voor ons betekenen. Onze geest zal gericht zijn op God en op het doen van zijn wil en zal derhalve niet worden afgeleid tot het verrichten van activiteiten die door God worden veroordeeld (Gal. 5:19-21). Bovendien zullen wij nauw met God in Zijn werk samenwerken, en wat is dit een voorrecht! (1 Kor. 3:5-9). En houd ook de grootse beloning in gedachten waarmee Jehovah God al zijn getrouwe dienstknechten zal zegenen. Zijn beloofde zegen is dat wij dwars door het einde van dit samenstel van dingen heen in leven zullen blijven en eeuwig leven in volmaakte gezondheid in Zijn rechtvaardige nieuwe ordening zullen ontvangen (1 Joh. 2:17; 2 Petr. 3:13; Openb. 21:3, 4). Er bestaat werkelijk alle reden toe het verlangen te bezitten Jehovah te dienen en zijn wil ten uitvoer te brengen door dit goede nieuws van Zijn koninkrijk te prediken voordat „het einde” komt. — Matth. 24:14.
[Voetnoten]
a The Decline and Fall of the Roman Empire, E. Gibbon, uitgave van de Modern Library, Deel I, h. 16, b. 451.
[Illustratie op blz. 366]
In 203 landen prediken Jehovah’s getuigen het goede nieuws van Gods koninkrijk