Wat het goede nieuws dat gepredikt moet worden thans onderscheidt
1, 2. (a) Wat is er aan het goede nieuws dat door Jezus en zijn apostelen werd gepredikt, toegevoegd dat van groot belang is voor de huidige tijd? (b) Hoe hebben, na de uitwerping van Satan de Duivel, de hemelen deze toevoeging aan het goede nieuws tot uitdrukking gebracht?
VAN het einde van de tijden der heidenen in 1914 af is er iets van groot belang voor de huidige tijd toegevoegd aan het ’goede nieuws van God’ dat Jezus Christus indertijd in het Midden-Oosten predikte, waarbij hij tot zoveel steden predikte als maar mogelijk was, zoals hij bij één gelegenheid zei: „Ik moet ook aan andere steden het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden” (Luk. 4:43; 8:1; 16:16). Na zijn dood en opstanding en zijn verheerlijking in de hemel predikten zijn apostelen en getrouwe discipelen het goede nieuws van het komende koninkrijk Gods (Hand. 20:24, 25; 28:30, 31). Wat voor belangrijks is er nu toegevoegd aan het goede nieuws van het koninkrijk Gods dat Jezus Christus en zijn ijverige apostelen negentienhonderd jaar geleden predikten? Dit, namelijk de geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk in de hemelen, aan het einde van de tijden der heidenen in 1914. En na de daaropvolgende oorlog in de onzichtbare hemelen en de uitwerping van Satan de Duivel en zijn demonen uit de hemel, naar beneden naar de aarde, weerklonk de volgende aankondiging die aan het goede nieuws toegevoegd moest worden en opgetekend staat in Openbaring 12:9-12:
2 „Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus, want de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht beschuldigt voor onze God, is neergeslingerd! . . . Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.”
3. (a) Sinds wanneer zijn deze wonderbare, aanvullende inlichtingen werkelijkheid gebleken? (b) Wat is dan „dit geslacht” gedurende welke het goede nieuws eerst gepredikt moest worden?
3 Wat een tot vreugde aansporende toevoeging aan of uitbreiding van het goede nieuws dat thans gepredikt moet worden! Nu is het zegevierende koninkrijk van onze God gekomen, samen met de autoriteit van zijn Christus, zijn Messías! Wat Satan de Duivel en zijn demonen betreft, zij hebben slechts een korte tijdsperiode tot zij gebonden worden en in de afgrond worden opgesloten, na de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon. Al deze aanvullende, wonderbare inlichtingen zijn waar gebleken sinds het einde van de „bestemde tijden der natiën” in 1914, en in het bijzonder sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918. Niet eerder dan toen de „bestemde tijden der natiën” in de herfst van 1914 eindigden, kon het goede nieuws van het pasgeboren, opgerichte hemelse koninkrijk van God en zijn Messías gepredikt worden. Dit moet daarom het goede nieuws zijn waarvan Jezus Christus in zijn profetie zei dat het eerst in alle natiën gepredikt moest worden (Mark. 13:10). Dit geslacht van de mensenmaatschappij dat de wereldgebeurtenissen sinds het ogenblik dat in 1914 de tijden der heidenen eindigden, heeft gezien en meegemaakt — dit is het „geslacht” dat niet zal voorbijgaan voordat al de dingen die voorzegd zijn ook gebeurd zijn, met inbegrip van de prediking van het goede nieuws in alle natiën, hetgeen eerst zou gebeuren.
4. Sinds wanneer is Markus 13:10 in vervulling gegaan, en wanneer begon men dit feit in te zien?
4 Jezus’ profetie in Markus 13:10: „Ook moet eerst in alle natiën het goede nieuws worden gepredikt”, is niet in vervulling gegaan gedurende de afgelopen negentien eeuwen. Pas sinds het tweede decennium van onze twintigste eeuw is deze profetie zich aan het vervullen. Vanaf het einde van het tweede decennium in onze eeuw begonnen de International Bible Students Association en de Watch Tower Bible & Tract Society dit in te zien. In de uitgave van 1 juli 1920 van het tijdschrift The Watch Tower and Herald of Christ’s Presence werd een artikel gepubliceerd dat getiteld was „Het evangelie van het Koninkrijk” en gebaseerd was op de thematekst: „’En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.’ — Matthéüs 24:14.” In de laatste zes paragrafen werd daar gezegd:
5-7. Hoe gaf die uitgave van The Watch Tower dat nieuwe begrip van Matthéüs 24:14 weer?
5 „Er zij opgemerkt dat hij niet zegt dat het evangelie gepredikt zal worden dat tijdens het gehele Evangelietijdperk aan de zachtmoedigen gepredikt is. Welk evangelie zou hij dan kunnen bedoelen? Het evangelie betekent goed nieuws. Het goede nieuws waarover hier gesproken wordt, heeft betrekking op het einde van het oude samenstel van dingen en de oprichting van het Messiaanse koninkrijk. Het betekent dat de donkere nacht van zonde en smart bezig is te verdwijnen. Het betekent dat het rijk van Satan bezig is te vallen, om nooit weer opgericht te worden. Het betekent dat de zon van rechtvaardigheid snel stijgt, terwijl haar genezende stralen doordringen in de duisternis en datgene verdrijven wat de waarheid verduistert en de mensen iets brengen wat hen zal zegenen, troosten, sterken en opbeuren. . . .
6 Men merke op dat in de genoemde ordening deze boodschap gebracht moet worden in de tijd tussen de grote wereldoorlog en de tijd van de ’grote verdrukking’ die door de Meester in Matthéüs 24:21, 22 werd genoemd. Deze boodschap kon niet vóór het begin van de wereldoorlog worden gebracht. Het is dus duidelijk dat de Meester wilde dat wij zouden begrijpen dat er een tijd zou komen waarin de kerk aan de wereld als een getuigenis moest bekendmaken dat de oude ordening bezig is te eindigen en spoedig voor altijd zal verdwijnen. . . .
7 Welk een gezegend voorrecht heeft de kerk thans, de gezanten van het koninkrijk van de Heer te mogen zijn en er een aandeel aan te hebben het goede nieuws te brengen.” — Blz. 199, 200.
8. (a) Wat bevestigt de waarheidsgetrouwheid van dat „goede nieuws” van het koninkrijk? (b) Wie verdiende het een dergelijk „goed nieuws” te horen, en waarom?
8 Sinds het bekendmaken van dat nieuwe, moderne begrip van de profetische woorden van Jezus Christus heeft zich steeds meer bewijsmateriaal opgehoopt — in de wereldgebeurtenissen en -toestanden, en in de ervaringen van de International Bible Students — waardoor wordt bewezen dat Gods Messiaanse koninkrijk inderdaad op de bestemde tijd in 1914 in de hemel is geboren en dat „dit goede nieuws van het koninkrijk” de splinternieuwe inlichtingen inhoudt waardoor wordt aangekondigd dat Gods koninkrijk is opgericht. Geen actueel nieuws zou de ware kracht hiervan kunnen overtreffen. Om deze reden verdiende de hele wereld der mensheid het, dit goede nieuws, „dit evangelie van het Koninkrijk”, te horen (Matth. 24:14, NBG; NW). En volgens Jezus Christus zal de hele mensenwereld het moeten horen. Hij zei dat „in alle natiën het goede nieuws [moet] worden gepredikt”. — Mark. 13:10.
„IN ALLE NATIËN”
9, 10. (a) Wat werd er in gehoorzaamheid aan dat profetische gebod gedaan? (b) Hoe heeft dit werk zich sinds de tijd van de Tweede Wereldoorlog uitgebreid?
9 In gehoorzaamheid aan het profetische gebod aan Jezus’ discipelen, werd er een zeer ijverige poging gedaan tot alle natiën te prediken.
10 In het oorlogsjaar 1943, waarin de Wachttoren Bijbelschool Gilead voor de opleiding van zendelingen door Jehovah’s getuigen (voordien bekend als Internationale Bijbelonderzoekers) werd geopend, waren er vierenvijftig landen van waaruit de Watch Tower Bible & Tract Society of Pennsylvania berichten over de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” ontving. Er zijn meer nieuwe politieke natiën geboren op deze aarde, en thans heeft de organisatie van de Verenigde Naties 119 lidstaten, waaronder Pakistan, Burma, Indonesië, Jordanië, Israël, Zambia, Malawi, Ghana, enzovoort. Maar thans berichten Jehovah’s getuigen dat zij in 197 landen „dit goede nieuws van het koninkrijk” prediken. Dit betekent dat zij zelfs achter het communistische IJzeren Gordijn, onder fascistisch dictatorschap, en ondanks religieuze vervolging, nationalisme en militarisme prediken.
11. (a) Waarom is het passend te proberen alle natiën met het „goede nieuws” te bereiken? (b) Wat valt er te zeggen over de vervulling van Markus 13:10?
11 Nu er nog tijd voor is, zijn Jehovah’s christelijke getuigen vastbesloten en stellen zij oprechte en moedige pogingen in het werk om met „dit goede nieuws van het koninkrijk” alle andere landen binnen te komen. Jezus Christus heeft er niet één land van buitengesloten het goede nieuws van Gods opgerichte koninkrijk te horen; hij heeft gezegd: „in alle natiën”. Het is daarom juist en passend te proberen alle natiën te bereiken, steeds meer natiën naarmate tijd en gelegenheid dit toelaten. Maar wie kan er thans, met het oog op het aantal natiën en landen dat het goede nieuws door Jehovah’s getuigen reeds heeft horen prediken, nog zeggen dat de profetie van Jezus Christus thans niet in vervulling gaat, of niet razend snel het hoogtepunt van haar vervulling nadert? Geen enkel oprecht, welingelicht mens kan zeggen dat dit niet het geval is!
12. (a) Van welk bewijs is deze prediking van het „goede nieuws” in zoveel landen, een onderdeel? (b) Welk deel van de benauwdheid moeten wij nu spoedig bereiken?
12 Juist deze prediking door Christus’ getrouwe volgelingen in reeds 197 landen is een in het oog lopend onderdeel van het „teken” waardoor wordt bewezen dat wij in de „tijd van het einde” leven, de tijd waarin alle dingen vervuld zullen worden die door Jezus zijn voorzegd (Dan. 12:1-4, NW). Wij bewegen ons onweerstaanbaar naar het besluit van deze „tijd van het einde” van „alle natiën”. De „weeën der benauwdheid”, waarvan wij het „begin” hebben meegemaakt in de Eerste Wereldoorlog en de nasleep daarvan in de vorm van voedseltekorten, pestilenties en aardbevingen, de Tweede Wereldoorlog en de verbreiding van wetteloosheid en gewelddaad, moeten spoedig hun einde bereiken. Dit zal een verdrukking zijn die zó verbreid en zó hevig zal zijn als de mensheid nooit tevoren ondergaan heeft en ook nooit meer zal ondergaan. Hiervóór „moet eerst in alle natiën het goede nieuws worden gepredikt”.
„EERST” — WAARAAN VOORAF?
13. Wat is onverbrekelijk verbonden met dat woord „eerst”, en waarom thans?
13 Er is een grote dringendheid met dat woord „eerst” verbonden. Waarom? Omdat sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914 en sinds de aanvaarding van de Volkenbond en later van de Verenigde Naties voor wereldvrede en veiligheid in plaats van vreedzaam Gods koninkrijk te aanvaarden, „alle natiën” opmarcheren naar de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”, te Armageddon. — Openb. 16:13-17.
14. (a) Welke aankondiging moet de natiën gedaan worden? (b) Wie heeft de tijd hiervoor beperkt, en waarom moet het gedaan worden voordat hij handelend optreedt?
14 In overeenstemming met de wijze waarop God gewoonlijk met de oude natiën in bijbelse tijden handelde, moet de wereldse natiën een aankondiging verstrekt worden van de naderende oorlog en van hun stellige vernietiging door middel van Gods gezalfde Oordeelsvoltrekker, Jezus Christus. Daarom móet het goede nieuws in alle natiën gepredikt worden. De natiën moeten geconfronteerd worden met het feit dat het koninkrijk Gods, de rechtmatige regering voor de hele aarde, is opgericht. De natiën moeten van tevoren niet alleen bekendgemaakt worden met de komende vernietiging, maar ook met de richting waaruit en het middel waardoor de eeuwige vernietiging te Armageddon over alle politieke natiën zal komen. De tijd waarin deze aankondiging verstrekt kan worden, is door de Grote Tijdbepaler, Jehovah God, beperkt, en dit feit maakt het werk dat bestaat in het bekendmaken van de aankondiging, heel dringend. God de Almachtige zal niet handelend optreden voordat dit werk „eerst” gedaan is. Hij zal zich niet blootstellen aan de beschuldiging zijn vijanden op ongepaste wijze overrompeld te hebben.
15. (a) Hoe weten wij of het „goede nieuws” voor alle mensen goed nieuws is? (b) Ten voordele van wie moet het „goede nieuws” dan eerst gepredikt worden?
15 De boodschap van het Messiaanse koninkrijk betekent geen „evangelie” of „goed nieuws” voor alle mensen op aarde. Voor hen die Gods koninkrijk afwijzen, is de boodschap die door Jehovah’s getuigen wordt gepredikt geen goed nieuws. Het is daarom niet vreemd dat velen deze boodschap niet serieus nemen of proberen haar te negeren, terwijl anderen haar tegenstaan en in een verkeerd daglicht stellen. Als zij zich in een politieke machtspositie bevinden, proberen zij het prediken te verbieden, ten einde te verhinderen dat anderen de boodschap horen terwijl zij die wellicht graag zouden willen horen. Voor personen die het vertrouwen in menselijke regeringen hebben verloren en die treuren over de wereldtoestanden op moreel, religieus sociaal en politiek gebied, is de boodschap van Gods opgerichte Messiaanse koninkrijk het goede nieuws waarnaar zij verlangd hebben. Zij zijn degenen die voordeel trekken van de prediking van het goede nieuws. Zij aanvaarden het, handelen dienovereenkomstig en bevinden zich in een gunstige positie om te ontsnappen aan de zekere vernietiging die de tegenstanders van het Koninkrijk zal overkomen. Het is voor het eeuwige welzijn van dergelijke personen die geneigd zijn de boodschap als goed nieuws te aanvaarden dat de Koninkrijksboodschap eerst gepredikt moet worden, opdat zij thans handelend kunnen optreden ten einde aan de vernietiging te ontkomen.
PREDIKEN EN ONDERWIJZEN
16. Wat zei Jezus dat er met betrekking tot het „goede nieuws” gedaan moest worden, en wat dienen wij toch niet te denken?
16 Hebt u echter opgemerkt dat Jezus Christus zei dat het goede nieuws „in alle natiën [moet] worden gepredikt”? Hij zei niet dat het goede nieuws ’in alle natiën moest worden onderwezen’. Wat is het verschil? Of welk verschil bestaat daartussen? Dat woord „prediken” dient ons niet noodzakelijkerwijs meteen te doen denken aan een priester of een geestelijke, die in een bij zijn beroep behorend gewaad de preekstoel in de kerk bestijgt om tot de kerkgangers een religieuze preek te houden. Waarom niet?
17. (a) Wat is in de oorspronkelijke Griekse tekst de grondbetekenis van het woord „gepredikt”? (b) Wat zouden de predikers niet noodzakelijkerwijs behoeven te doen?
17 Het Griekse werkwoord dat met „prediken” is vertaald, is kerýssein. Dit Griekse werkwoord, dat vele malen in de geïnspireerde Griekse christelijke Geschriften voorkomt, heeft als grondbetekenis „als een heraut bekendmaking doen; een heraut zijn, dienst doen als een heraut; aankondiger zijn; door middel van een heraut oproepen; uitroepen (tot overwinnaar).” Het daarmee in verband staande zelfstandige naamwoord is keryx en betekent „heraut; openbare boodschapper; afgezant; omroeper (die bekendmakingen deed en op vergaderingen de orde handhaafde, enz.).” Nog een daarmee verband houdend zelfstandig naamwoord is kerygma, hetgeen betekent „dat wat door een heraut wordt uitgeroepen; bekendmaking; aankondiging (van overwinning in spelen); bevel; bijeenroeping.” Het is daarom niet verkeerd dat Markus 13:10 in de Sint-Willibrordvertaling luidt: „Eerst moet onder alle volkeren de Blijde Boodschap verkondigd worden” (zie ook LV). Dit betekent dat de verkondigers ervan als herauten zouden optreden. Zij zouden niet noodzakelijkerwijs als onderwijzers optreden en bijbelstudies leiden.
18. Wat profeteerde Jezus dus in Markus 13:10 dat er gedaan zou worden?
18 Jezus profeteerde dus dat, na de oprichting van het Messiaanse koninkrijk, het goede nieuws aangekondigd, bekendgemaakt en afgekondigd zou worden, en dat op deze wijze aan alle natiën de aankondiging gedaan zou worden. Het goede nieuws zou op zijn minst aangekondigd worden, onverschillig wie er gehoor aan wil geven en het wil aanvaarden, of wie er ook maar zijn oren voor wil sluiten of het wil verwerpen. Op zijn minst zal aan alle natiën het getuigenis gegeven zijn. Zij zullen nooit kunnen zeggen dat het „goede nieuws” nooit bij hen is geweest in deze „tijd van het einde”, vóór Armageddon.
19. Waartoe zou „dit evangelie van het rijk” volgens Jezus’ woorden in Matthéüs 24:14 gepredikt worden?
19 Daarom luidt de verklaring in Matthéüs 24:14, welke overeenkomt met die in Markus 13:10, als volgt: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (NW). „En dit evangelie van het rijk zal verkondigd worden over gansch de wereld, tot getuigenis voor alle volkeren, en dan zal het einde komen” (Vertaling van Van Tichelen). Vooruitziende naar onze tijd, weerhield Jezus Christus zich ervan te profeteren dat de aankondiging, bekendmaking of prediking van dit goede nieuws van het koninkrijk tot alle natiën, ten doel zou hebben hen allemaal tot het christendom te bekeren zodat alle natiën aan de zijde van Gods koninkrijk opgesteld zouden worden.
20. (a) Wat kan er gezegd worden over wereldbekering als gevolg van de prediking door geestelijken en door Jehovah’s getuigen? (b) Wat zou dan een opmerkenswaardig deel van het „teken” betreffende het „einde” zijn?
20 De prediking die meer dan zestien eeuwen lang door alle religieuze geestelijken van de christenheid is verricht, heeft geen wereldbekering tot gevolg gehad, noch hebben de mensen hierdoor een juist begrip van Gods koninkrijk verkregen. De prediking van het goede nieuws van Gods thans opgerichte koninkrijk, zoals deze sinds 1919 door Jehovah’s getuigen is verricht, heeft geen wereldbekering ten gevolge gehad, noch hebben Jehovah’s christelijke getuigen gedacht dat dit zo zou zijn. Bovendien heeft Jezus Christus niet geprofeteerd dat wereldbekering tot het christendom, door middel van de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk”, een op de voorgrond tredend deel van het „teken” zou zijn waardoor zou worden aangetoond dat het volledige einde van dit samenstel van dingen binnen dit geslacht zou komen. Hij heeft geprofeteerd dat het getuigenisgeven over het opgerichte Messiaanse koninkrijk een opmerkenswaardig deel van het „teken” van het snel naderbijkomende „einde” zou zijn.
21. Wat zouden de predikers ermee willen doen omdat het het enige „goede nieuws” is?
21 Omdat dit het enige goede nieuws in die tijd zou zijn, zouden de aankondigers of bekendmakers of predikers van de Koninkrijksboodschap deze met zoveel mogelijk anderen „in alle natiën” willen delen, en voor althans sommige personen zou dit als „goed nieuws” komen.
22, 23. (a) Welk ander leerzaam werk voorzei Jezus, en wat deed hij zelf in overeenstemming hiermee? (b) Welk werk dat hierop leek gebood hij zijn apostelen op aarde te verrichten, voordat hij hen verliet?
22 De verslagen in het algemeen bevestigen het feit dat Jehovah’s getuigen niet slechts tot een getuigenis aankondigen, bekendmaken en prediken, maar eveneens al degenen die de Koninkrijksboodschap als goed nieuws aanvaarden, onderwijzen. Ook dit onderwijzingswerk was een werk dat Jezus voorzei, hoewel hij het niet uitdrukkelijk noemde in zijn profetie over het „besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 24:3 tot 25:46). Direct nadat hij deze profetie heeft gegeven, wordt er van hem gezegd: „Zo gaf hij dan overdag onderwijs in de tempel, maar ’s nachts ging hij naar buiten en overnachtte op de berg die de Olijfberg wordt genoemd” (Luk. 21:37). Hij werd vaak Leraar genoemd, en veel van zijn tijd wijdde hij aan het geven van onderwijs (Matth. 8:19; Mark. 4:38; Luk. 9:38; Joh. 13:13, 14). Hij predikte en onderwees (Matth. 4:23). Twee weken of langer nadat hij zijn profetie over het „besluit van het samenstel van dingen” had gegeven, verscheen hij aan zijn discipelen op een berg in de provincie Galiléa, en gaf hun geboden voor een toekomstig onderwijzingswerk, zeggende:
23 „Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hen onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! Ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matth. 28:18-20.
24. Hoe verschilt het werk van een onderwijzer of leraar van dat van een heraut?
24 Iemand die onderwijst (didáskein) verschilt van een heraut, die slechts aankondigt of bekendmaakt. Een leraar of onderwijzer (didáskolos in het Grieks) onderricht, verklaart, toont dingen aan door te redeneren, en geeft bewijzen, precies wat het Griekse woord didáskein betekent. Onderwijzen betekent dus, dit alles te doen en ook de boodschap die gepredikt is, te gebruiken. Dit onderwijzingswerk heeft niet slechts ten doel een getuigenis te geven, zoals dat bij een heraut of aankondiger het geval is, maar veeleer discipelen te maken en hen, nadat deze discipelen van Jezus Christus gedoopt zijn, te helpen zijn discipelen of leerlingen te blijven.
25. (a) Waarom is dit onderwijzingswerk iets dat altijd gestadig voortgang heeft gevonden? (b) Waarom moet dit onderwijzingswerk voortgaan?
25 Alle eeuwen door, sinds de dagen van Jezus en zijn apostelen, is het maken van discipelen tot in dit „besluit van het samenstel van dingen” doorgegaan, en het is daarom iets dat gestadig voortgang vindt. Het christelijke onderwijzingswerk aan de hand van de bijbel moet voortgaan, opdat er nog meer discipelen gemaakt kunnen worden voordat het religieuze Babylon de Grote (met inbegrip van het tegenbeeldige Jeruzalem, de christenheid) wordt vernietigd en de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon wordt gestreden. Tijdens dit onderwijzingswerk hebben Jehovah’s getuigen in het afgelopen dienstjaar 1967 wekelijks in particuliere huizen 867.009 bijbelstudies met de mensen gehouden.
26. (a) Waarom is de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” een verbazingwekkend kenmerk van het werk van thans geweest? (b) Hoe zal Jezus’ profetie in Markus 13:10 waarachtig bevonden worden, en wie zijn thans de gelukkige personen?
26 Aan de andere kant is het prediken, aankondigen, bekendmaken en afkondigen van „dit goede nieuws van het koninkrijk” een verbazingwekkend kenmerk van alleen maar deze twintigste eeuw, daar het opgerichte koninkrijk Gods door bemiddeling van zijn Messías slechts sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914 een roemrijk feit is. Dit hoopgevende goede nieuws moet „eerst” (NW), „vóór het einde” (Het Nieuwe Testament, door Anne de Vries) worden gepredikt; tot dusverre is het door Jehovah’s getuigen in steeds groter wordende omvang en met toenemende kracht gepredikt, en als een bewijs van de waarachtigheid van Jezus’ profetie zullen zij ermee voortgaan het te prediken, tot het einde. Het einde zal spoedig komen, en de prediking van het Koninkrijk is een betrouwbare aanwijzing van de nadering hiervan. Gelukkig bent u, u allen die vóór die tijd deelnemen aan het prediken van dit goede nieuws!