De verwoesting van de christenheid door het „walgelijke ding”
1. Met het oog waarop rijst er twijfel over de verwoesting van de christenheid?
DE CHRISTENHEID wordt door haar honderden religieuze sekten vertegenwoordigd. Ze blijkt meer dan negenhonderd miljoen kerklidmaten te tellen. Hoe zou zo’n talrijke, machtige religieuze organisatie ooit verwoest en ten verderve gebracht kunnen worden? En toch zal dit gebeuren!
2. Wie heeft zoiets vrijwel ongeloofwaardigs geopperd, en hoe?
2 Wie heeft echter zoiets vrijwel ongeloofwaardigs geopperd? Het is Degene wiens profetieën tot nu toe in geen enkel opzicht hebben gefaald. Het is de Almachtige God, Jehovah God, de Auteur van de bijbel. Hij heeft het bij monde van een aantal van zijn profeten en zelfs door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus voorzegd. De vernietiging van de christenheid werd negentienhonderd jaar geleden profetisch afgebeeld. Die afbeelding zal binnenkort een ware profetie blijken te zijn. De lezer vraagt zich misschien af: Waarom? Hoe?
3. Wat was het eerste-eeuwse type van de hedendaagse christenheid, en hoe werd haar verwoesting afgeschaduwd?
3 De naam christenheid wordt in geen enkele profetie van de bijbel aangetroffen. Maar ze werd destijds in bijbelse tijden afgebeeld. Het ontrouwe Jeruzalem van de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening is haar type of profetische voorafschaduwing. Tot aan de vernietiging van Jeruzalem in 70 G.T. werd deze stad door de joden als heilig beschouwd, en ze was typologisch, een waarschuwend voorbeeld (1 Kor. 10:6, 11). De christenheid is het antitype of tegenbeeld van datgene wat zo lang geleden werd afgeschaduwd. Hoewel ze dus niet rechtstreeks in de bijbelse profetieën wordt genoemd, wordt ze zinnebeeldig voorgesteld of profetisch afgebeeld. De verwoesting van het ongelovige joodse Jeruzalem in het jaar 70 G.T. is een type of profetische afbeelding van de verwoesting van de hedendaagse christenheid, die eveneens ongelovig is met betrekking tot de bijbel en de Auteur ervan, Jehovah God.
4. Wat kwam bij Jeruzalems verwoesting in 70 G.T. volledig tot zijn besluit, en hoe kan dit worden aangetoond?
4 Jezus Christus heeft zijn profetie over de verwoesting van het joodse Jeruzalem, dat van zo’n ongeloof jegens hem als de Messías of Christus blijk gaf, in het voorjaar van het jaar 33 G.T. uitgesproken. Hij uitte die opmerkelijke profetie in verband met het voorzeggen van het „teken . . . van het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 24:3). Door de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 G.T. kwam er een einde aan een joods samenstel van dingen dat nooit meer is hersteld. De tempel die voor de aanbidding van Jehovah als God was gebouwd, is nooit meer herbouwd en zal ook nooit meer herbouwd worden. De priesterschap in het geslacht van Aäron, de broer van Mozes, welke de religieuze diensten in die tempel behartigde, bestaat niet meer. Geen enkele jood kan aantonen dat hij als een werkelijk lid van dat priesterlijke geslacht bevoegd is priesterdiensten te verrichten. Het nationale verbond met God, dat was gesloten op grond van gehoorzaamheid aan Gods wet zoals deze door bemiddeling van de profeet Mozes was gegeven, bestaat niet meer en is niet langer van kracht. Het joodse samenstel van dingen met die kenmerken is met de verwoesting van het Jeruzalem in de oudheid in 70 G.T. waarlijk volledig tot zijn besluit gekomen.
5, 6. (a) Binnen welke tijdsperiode moet de verwoesting van de christenheid komen ten einde met het type overeen te stemmen, en met het plaatsen waarvan verbindt Daniël die tijdsperiode? (b) In verband met het einde van welk samenstel moet de christenheid verwoest worden, en waarom?
5 Ten einde met het type overeen te stemmen, moet de verwoesting van de christenheid binnen de tijdsperiode komen waarin een „samenstel van dingen” volledig tot zijn besluit komt. Aangezien de „bestemde tijden der natiën” in het jaar 1914 G.T. eindigden, bevindt het huidige wereldomvattende „samenstel van dingen” zich in zijn „tijd van het einde” (Luk. 21:24). De profeet Daniël verbindt de „tijd van het einde” met het plaatsen van het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” wanneer hij schrijft: „Maak de woorden geheim en verzegel het boek, tot de tijd van het einde. Velen zullen her- en derwaarts gaan, en de ware kennis zal overvloedig worden. . . . het bestendige kenmerk [is] verwijderd . . . en het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt is geplaatst.” — Dan. 12:4-11; zie ook 11:40.
6 De huidige „tijd van het einde” is derhalve de tijdsperiode waarin de christenheid door het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” verwoest zal worden. Men houde in gedachten dat de christenheid het belangrijkste deel van het huidige wereldse „samenstel van dingen” is en er daarom onvermijdelijk mee zal moeten eindigen.
7. (a) Waarom is het „walgelijke ding” dat in deze „tijd van het einde” verwoesting veroorzaakt niet het militaire „volk” van het Romeinse Rijk? (b) Met welke machtsstrijd brengt Daniël 11:31 het „walgelijke ding” in verband, en wat is datgene wat is „geplaatst”?
7 Wat is evenwel het „walgelijke ding” waardoor de christenheid binnenkort volledig verwoest zal worden? Het heeft geen betrekking op het militaire „volk”, de legioenen van het heidense Romeinse Rijk. Dat rijk bestaat niet meer, terwijl Rome thans het centrum is van het volkrijkste en machtigste deel van de christenheid. Volgens Daniëls profetie, en wel vers eenendertig van hoofdstuk elf, is het „walgelijke ding” iets dat gedurende de strijd tussen de „koning van het noorden” en de „koning van het zuiden” wordt geplaatst. Wij lezen in dat vers: „En men zal stellig het walgelijke ding plaatsen dat verwoesting veroorzaakt.” In deze „tijd van het einde” voor zowel de democratische „koning van het zuiden” als de totalitaire „koning van het noorden” is dit „walgelijke ding”, dat is geplaatst de internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid.
8. Hoe werd de „gruwel die woest maakt” in Deel II van het boek Light, uitgegeven in het jaar 1930, geïdentificeerd?
8 Na de Eerste Wereldoorlog en tot aan de Tweede Wereldoorlog stond deze vrede bewarende organisatie bekend als de Volkenbond. In het jaar 1930 werd ze op de bladzijden 89 en 103 van het tweede deel van het boek „Light”, dat negen jaar vóór de Tweede Wereldoorlog werd gepubliceerd, openlijk „de gruwel die woest maakt” van Matthéüs 24:15 genoemd. Onder de titel „Volkenbond” heeft deze organisatie de christenheid evenwel niet vernietigd.
9. Waardoor werd de Volkenbond opgevolgd, wanneer, en wie was de belangrijkste promotor?
9 In deze tijd staat deze organisatie voor vrede en veiligheid bekend als de Verenigde Naties, welke organisatie in 1945 de opvolgster werd van de Volkenbond, die niet bij machte bleek te zijn de Tweede Wereldoorlog te voorkomen en die in werkelijkheid door dat wereldconflict werd geliquideerd. De belangrijkste promotor van deze internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid was de zevende wereldmacht, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht.
10. (a) Wat heeft die zevende wereldmacht in religieus opzicht beweerd te zijn, en welke vraag rijst er derhalve? (b) Welke reden heeft de bijbel er dus voor de internationale vredesorganisatie een „walgelijk ding” of een „gruwel” te noemen?
10 Meer dan twee eeuwen achtereen heeft deze zevende wereldmacht beweerd christelijk te zijn en is ze een vesting van de christenheid geweest. Hoe zou de internationale organisatie voor vrede en veiligheid, die door deze wereldmacht werd bevorderd, dan de „gruwel” of het „walgelijke ding” kunnen zijn? Welnu, de Verenigde Naties van thans kunnen geen christelijke organisatie worden genoemd, want ongeveer de helft van de 126 ledenstaten waaruit deze organisatie is samengesteld, maakt er geen aanspraak op christelijk te zijn. De belangrijkste reden waarom de bijbel deze organisatie echter ’walgelijk’ of gruwelijk noemt, is, dat ze in de plaats werd gesteld van Gods Messiaanse koninkrijk, waar christenen om hebben leren bidden (Matth. 6:9, 10). In december 1918 sprak de Federale Raad van de Kerken van Christus in Amerika zich zelfs ten gunste van de destijds voorgestelde Volkenbond uit en noemde de Bond „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde”.
GEÏDENTIFICEERD ALS EEN VERWOESTER
11. (a) Wie blijkt aldus de verwoester van de christenheid te zijn? (b) Hoe is Babylon de Grote hierbij inbegrepen, en wie is ze in werkelijkheid?
11 Welnu, is deze organisatie dan de ’verwoester’? Bedoelen wij dat de leden van de Verenigde Naties binnenkort de religieuze organisatie van de christenheid zullen verwoesten? Dat is bijna niet te geloven! Maar deze vreemde gebeurtenis maakt deel uit van iets groters, namelijk de vernietiging van Babylon de Grote, zoals dit in het laatste boek van de bijbel, Openbaring hoofdstuk zeventien, wordt afgebeeld. Daar wordt de oude religieuze hoer, Babylon de Grote, afgebeeld als rijdend op een scharlakengekleurd wild beest dat zeven koppen en tien horens heeft. Ze is een internationale religieuze hoer, want de „koningen der aarde” bedrijven geestelijke hoererij met haar en de commerciële leiders van de aarde doen zaken met haar. Ze wordt zelfs „de grote stad, die een koninkrijk over de koningen der aarde heeft” genoemd (Openb. 17:1-6, 18). Reeds in 1930 werd in het boek Light, Deel II, de bladzijden 87-93, uitgelegd dat ze betrekking had op „de georganiseerde christelijke religie” of „het georganiseerde christendom” zoals dit in de christenheid tot uiting kwam. Zoals nu echter duidelijk blijkt, is Babylon de Grote in werkelijkheid het wereldrijk van valse, Babylonische religie, waarvan de christenheid het volkrijkste en machtigste deel is. Wat Babylon de Grote treft, zal dus ook de christenheid treffen. Hieruit volgt dat verwoesting voor Babylon de Grote ook verwoesting voor de christenheid zal inhouden.
12. Wat voor soort van organisatie wordt door het scharlakengekleurde beest afgebeeld dat zeven koppen en tien horens heeft?
12 Wat wordt evenwel afgebeeld door het scharlakengekleurde wilde beest dat zeven koppen en tien horens heeft en waarop Babylon de Grote rijdt? Evenals andere wilde beesten die in Openbaring en in Daniëls profetie als symbolen worden gebruikt, beeldt dat walgelijke, gruwelijke wilde beest een politieke organisatie af. Het is een samengestelde organisatie, want de zeven koppen ervan symboliseren de zeven wereldmachten van de menselijke geschiedenis, namelijk het oude Egypte, Assyrië, Babylon, Medo-Perzië, Griekenland, Rome en de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht. Zo heeft de engel de zeven koppen aan de christelijke apostel Johannes uitgelegd: „Er zijn zeven koningen: vijf zijn gevallen, één is er [namelijk het imperialistische Rome], de andere [de Anglo-Amerikaanse wereldmacht] is nog niet gekomen, maar als hij gekomen zal zijn, moet hij een korte tijd blijven. En het wilde beest dat was maar niet is, is ook zelf een achtste koning, maar spruit voort uit de zeven, en het gaat de vernietiging tegemoet.” — Openb. 17:9-11.
13. Welke verklaring gaf de Watch Tower van 15 juli 1926 aan het scharlakengekleurde wilde beest, en hoe is het een „achtste koning”?
13 In overeenstemming hiermee spruit de internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid uit de voorgaande zeven wereldmachten of nog bestaande overblijfselen ervan voort, terwijl ze zelf een achtste wereldmacht is. Lang geleden heeft The Watch Tower dit in zijn uitgave van 15 juli 1926, bladzijde 215, uitgelegd onder het kopje „De bond voorzegd”. In die tijd was de organisatie voor vrede en veiligheid er nog steeds; ze had niet opgehouden te bestaan, zoals gedurende de Tweede Wereldoorlog (Openb. 17:7, 8). Na de Tweede Wereldoorlog kwam ze uit de afgrond te voorschijn als de Verenigde Naties, de „achtste koning” of wereldmacht.
14, 15. (a) Hoe is het onder de leden van de Verenigde Naties met liefde voor de christenheid gesteld? (b) Waarin zal de liefde die er eventueel bestaat, veranderen, en wie zegt dit, en waar?
14 Kan er gezegd worden dat de vele niet-christelijke natiën van de 127 leden van de Verenigde Naties de christenheid liefhebben? Neen, ook al hebben ze misschien nog liefde voor de verschillende niet-christelijke religieuze elementen van Babylon de Grote. De liefde voor de christenheid verdiept of verbreidt zich beslist niet. In plaats daarvan zal elke eventuele liefde voor haar door haat worden vervangen. Ja, haat zal spoedig de vernietiging van het Babylonische wereldrijk van valse religie tot gevolg hebben. Die vernietigende haat zal derhalve de christenheid, de huichelachtige christelijke organisatie, treffen. Ze zal gehaat worden door alle politieke heersers, die door de tien horens worden afgebeeld, ja, eigenlijk door het gehele politieke stelsel, dat door het scharlakengekleurde wilde beest wordt afgebeeld. Wie zegt dat dit zo is?
15 Gods engel, die tot de apostel Johannes zei: „En de tien horens die gij gezien hebt, betekenen tien koningen, . . . En de tien horens die gij gezien hebt, en het wilde beest, die zullen de hoer haten en zullen haar woest en naakt maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden. Want God heeft het hun in het hart gegeven zijn gedachte uit te voeren” (Openb. 17:12, 16, 17). Dit deel van de profetie gaat in vervulling nadat het scharlakengekleurde wilde beest uit de afgrond opstijgt, en derhalve te eniger tijd na het jaar 1945, toen het aldus uit de afgrond te voorschijn kwam.
16. (a) In welke hoedanigheid zullen leden van de Verenigde Naties volgens onze verwachtingen binnenkort tegen de christenheid optreden? (b) Ondanks welk feit is de christenheid de voortvarendste berijdster van de Verenigde Naties geweest, en waarom?
16 De vervulling van deze profetie betekent noodzakelijkerwijs „grote verdrukking” voor de christenheid, het laakbaarste deel van Babylon de Grote. Een dergelijke verdrukking betekent algehele vernietiging voor haar! Vol spanning wachten wij om te zien hoe leden van de wereldorganisatie zullen samenwerken om op te treden als het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”. Destijds in het jaar 70 G.T., toen de verdrukking over Jeruzalem kwam, traden de legermachten van de zesde wereldmacht (het imperialistische Rome) op als het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”. In de komende „grote verdrukking”, die het tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem (de christenheid) zal treffen, zullen de leden van de achtste wereldmacht het werk ten uitvoer brengen van het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”. En zijn deze leden van de achtste wereldmacht gewapend? Ze zijn allemaal gewapend, en wel veel zwaarder en vernietigender dan de natiën in de gehele voorgaande geschiedenis ooit zijn geweest. Ondanks dit alles is de christenheid, vergeleken bij al haar overige partners in Babylon de Grote, de voortvarendste berijdster van de zwaar bewapende achtste wereldmacht (de Volkenbond en de Verenigde Naties) geweest, om er indien mogelijk een koninkrijk over te hebben.
17, 18. (a) Wat overkwam het joodse Jeruzalem negentien eeuwen geleden, en waarom moet het tegenbeeld hiervan Babylon de Grote treffen? (b) Waarom zal de vervulling van Openbaring 17:16 een „grote verdrukking” voor de christenheid betekenen, en hoe komt haar verwoester overeen met die van het joodse Jeruzalem uit de oudheid?
17 Negentien eeuwen geleden kwam er een „grote verdrukking” over het oude joodse Jeruzalem. Op overeenkomstige wijze zal er, als een vervulling van dat profetische type, een „grote verdrukking” komen over het tegenbeeld van Jeruzalem, de christenheid. Het joodse Jeruzalem uit de oudheid was geen type van Babylon de Grote, maar van het belangrijkste en machtigste deel van Babylon de Grote, namelijk de christenheid. Wat het belangrijkste deel treft, zal derhalve ook de rest of het overgebleven deel van Babylon de Grote treffen.
18 Wanneer dus in Openbaring 17:16 wordt voorzegd dat het symbolische wilde beest en zijn tien horens de religieuze hoer zullen haten en „haar woest en naakt maken” en „haar vleesdelen opeten” en „haar geheel met vuur verbranden”, betekent dit dat de christenheid, het tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem, deze behandeling zal ondergaan en erin zal delen. Evenals de rest van Babylon de Grote zal ze „nooit meer gevonden worden” (Openb. 18:21). Dit zal een „grote verdrukking” voor de christenheid betekenen, een verdrukking die ook de rest van Babylon de Grote niet bespaard zal blijven in deze „tijd van het einde”. Wie of wat zal in overeenstemming met het type van negentien eeuwen geleden, de hand hebben in het tot stand brengen van deze „verdrukking”? Het „walgelijke ding”!
„GROTE VERDRUKKING” TREFT HET GEHELE SAMENSTEL VAN DINGEN
19. (a) Welk „teken” voorzei Jezus toen hij zijn profetie over het „walgelijke ding” uitsprak? (b) Eindigt dat „samenstel van dingen” met de verwoesting van Babylon de Grote (met inbegrip van de christenheid)?
19 Jezus sprak zijn profetie over het „walgelijke ding” uit toen hij voorzei wat het „teken [zou] zijn van [zijn] tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 24:3-15). Dit huidige „samenstel van dingen” eindigt zelf niet met de verwoesting van het tegenbeeldige Jeruzalem (de christenheid) en het overgebleven deel van Babylon de Grote. De christenheid en de rest van Babylon de Grote zijn slechts een deel, het religieuze deel, van dit eeuwenoude „samenstel van dingen”. Het samenstel omvat tevens het politieke, militaire, wereldse deel, thans met inbegrip van de achtste wereldmacht. De „grote verdrukking” zal derhalve niet met de verwoesting van Babylon de Grote (met inbegrip van de christenheid) voorbij zijn. De niet-religieuze elementen van dit „samenstel van dingen” hebben in geestelijk opzicht hoererij met haar bedreven en met haar een aandeel gehad aan haar misdaden tegen het getrouwe volk van Jehovah God en tegen al zijn andere aardse menselijke schepselen. Het is rechtvaardig dat het héle samenstel moet eindigen!
20. Verwoest het scharlakengekleurde wilde beest Babylon de Grote, (met inbegrip van de christenheid) uit genegenheid voor God?
20 Het scharlakengekleurde wilde beest en zijn „tien horens” maken Babylon de Grote (met inbegrip van de christenheid) woest, maar niet omdat ze Jehovah God wensen te verheerlijken en omdat ze hem zijn gaan liefhebben nu ze de religieuze hoer zijn gaan haten. Ook al worden ze als een instrument gebruikt om verwoesting over Babylon de Grote te brengen, zullen ze hier niet voor worden beloond. Waarom niet?
21, 22. (a) Waarom wordt het scharlakengekleurde wilde beest er niet voor beloond dat het als een instrument is gebruikt om Babylon de Grote te verwoesten? (b) Hoe worden de laatste krachtsinspanningen van het „walgelijke ding” in Openbaring 17:12-14 beschreven?
21 Omdat ze nog steeds tegen Gods Messiaanse koninkrijk strijden, want ze blijven ernaar streven de aarde door middel van hun gewapende macht te beheersen. Ja, het tienhoornige scharlakengekleurde wilde beest is nog steeds datgene wat Babylon de Grote als een vervangingsmiddel van Gods Messiaanse koninkrijk bejubelde. Degenen die deel uitmaken van het wilde beest zijn derhalve tegenstanders van degenen die het ware christendom beoefenen en die predikers en getrouwe aanhangers zijn van Gods Messiaanse koninkrijk, waarin het Lam van God, Jezus Christus, als Koning onder Hem dienst verricht. In overeenstemming hiermee lezen wij dan ook in Openbaring 17:12-14 over de laatste krachtsinspanningen van het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”:
22 „En de tien horens die gij [de apostel Johannes] gezien hebt, betekenen tien koningen, die nog geen koninkrijk hebben ontvangen [in Johannes’ dagen], maar wel ontvangen zij voor één uur autoriteit als koningen met het wilde beest [de internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid; het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt]. Dezen hebben één gedachte, en daarom geven zij hun kracht en autoriteit aan het wilde beest [het walgelijke ding]. Dezen zullen strijden tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren en Koning der koningen is. Ook de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen met hem zullen dit doen.”
23. (a) Hoe wordt die strijd genoemd, en waar wordt deze gestreden? (b) Over wie begint en eindigt derhalve de ’grote verdrukking zoals er sedert het begin der wereld niet is voorgekomen’?
23 Die strijd zal de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” zijn in de wereldsituatie die Har–mágedon wordt genoemd, zoals in Openbaring 16:13-16 wordt voorzegd en in Openbaring 19:11-21 symbolisch wordt beschreven. Volgens de daar gegeven beschrijving zal deze zegevierende oorlog van de zijde van het Lam van God „grote verdrukking” brengen over de vroegere beschermers en metgezellen van Babylon de Grote (met inbegrip van de christenheid). Het gehele huidige samenstel van dingen zal tot een einde worden gebracht. Deze oorlog zal de grootse finale zijn van de „grote verdrukking”. Gedurende die finale gaat „het [dat wil zeggen, het scharlakengekleurde wilde beest dat in het jaar 1945 uit de afgrond te voorschijn kwam] . . . de vernietiging tegemoet” (Openb. 17:11). Vanaf het begin van de „grote verdrukking” over het tegenbeeldige Jeruzalem (de christenheid) en tot aan het einde ervan over de rest van het „samenstel van dingen” zal die tijd van moeilijkheden de „grote verdrukking” blijken te zijn zoals „er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen”.
24. Wat heeft de noodzaak de dagen te verkorten om vlees te redden, voor het „samenstel van dingen” te betekenen?
24 En, zoals Jezus hieraan toevoegde: „Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort” (Matth. 24:21, 22). Dat betekent niets minder dan dat het gehele samenstel van dingen, met inbegrip van het tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem, zal worden verdelgd om nooit meer hersteld te worden.
DE HANDELWIJZE VAN DE „UITVERKORENEN”
25. (a) Welk teken werd de „uitverkorenen” van negentien eeuwen geleden gegeven om onmiddellijk uit Judéa te vluchten? (b) Tot welke vraag met betrekking tot de „uitverkorenen” in deze tijd geeft dit aanleiding?
25 Hoe staat het evenwel met het overblijfsel van Gods „uitverkorenen” ter wille van wie de dagen van de naderende „grote verdrukking” „verkort” zullen worden opdat er enig vlees gered kan worden doordat de verdrukking niet al te lang duurt? Toen Jezus deze profetie negentien eeuwen geleden uitsprak, behoorden de apostelen tot wie hij sprak, tot de „uitverkorenen”. Hij zei tot hen: „Wanneer gij daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan, . . . laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten. . . . Blijft bidden dat uw vlucht niet geschiedt in de wintertijd, noch op de sabbatdag; want er zal dan . . . een grote verdrukking zijn” (Matth. 24:15-21). Toen Jezus’ discipelen in Judéa zagen dat het grote leger van generaal Cestius Gallus de „heilige stad” Jeruzalem belegerde en vervolgens plotseling wegtrok, zijn zij inderdaad gehoorzaam uit die provincie weggevlucht. Zullen Gods „uitverkorenen” in deze tijd nog een overeenkomstig teken ontvangen waaruit blijkt dat zij moeten vluchten en het tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem, de christenheid, moeten verlaten? Wat gaf Jezus te kennen? Hij duidde niet op een hedendaagse datum als parallel van het jaar 66 G.T., en ook niet op een hedendaagse tijdsperiode van drie en een half jaar welke zou overeenkomen met de periode van 66 tot 70 G.T.
26. (a) Hoe toont de geschiedenis aan of de „uitverkorenen” tot nu toe hebben gewacht om uit het tegenbeeldige Jeruzalem te vluchten? (b) Wat vormde hier de reden voor?
26 De vlucht uit het tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem (de christenheid) is passend voor hen geweest op èlk tijdstip sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918. Zulk een vlucht uit de christenheid heeft ook een vlucht uit Babylon de Grote ingehouden, want de christenheid is tevens een integrerend deel van het religieuze Babylon de Grote. En zoals de hedendaagse geschiedenis aantoont, zijn de gezalfde „uitverkorenen” van Jehovah God sinds het jaar 1919 G.T., het jaar waarin het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” werd opgericht, uit de gevangenschap aan de christenheid en Babylon de Grote weggevlucht. Zij beseften in dat jaar weliswaar niet dat de Volkenbond toen „de gruwel der verwoesting” of „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” was, maar zij begrepen wel Gods gebod: „Gaat uit van haar, mijn volk”, dat wil zeggen, uit Babylon de Grote, met inbegrip van de christenheid. Vanaf 1919 zijn zij dus uit het tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem blijven vluchten (Openb. 18:4). Zij wachtten niet tot na het jaar 1945 en ook niet tot nadat zij inzagen wat het „walgelijke ding” precies is.
27, 28. (a) Tot wanneer hebben de „uitverkorenen” van negentienhonderd jaar geleden gewacht voordat zij uit geheel Judéa wegvluchtten? (b) Zou er voor de „uitverkorenen” in deze tijd iets overeenkomstigs zijn, en wat tonen Jezus’ woorden in Matthéüs 24:29-31 in dit verband aan?
27 Negentien eeuwen geleden hebben de gezalfde „uitverkorenen” inderdaad gewacht totdat zij het „walgelijke ding” in de heilige plaats zagen staan, hetgeen vanaf 66 G.T. het geval was, voordat zij het raadzaam en dringend achtten uit Jeruzalem en geheel Judéa weg te vluchten. Jezus’ profetie gaf echter iets anders te kennen in het geval van de gezalfde „uitverkorenen” in de tegenwoordige „tijd van het einde”, wanneer de „grote verdrukking” naderbij komt voor het tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem (de christenheid). Dit „iets anders” beperkt de aangelegenheid niet tot een hedendaagse periode van drie en een half jaar om overeen te stemmen met de periode van 66–70 G.T. In Matthéüs 24:29-31 zei Jezus:
28 „Onmiddellijk na de verdrukking van die dagen zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen worden geschokt. En dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan, en zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met kracht en grote heerlijkheid. En hij zal zijn engelen uitzenden met een luid trompetgeschal, en zij zullen zijn uitverkorenen vergaderen van de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste daarvan.”
29, 30. (a) Wat geven die aangehaalde woorden over de „uitverkorenen” van thans te kennen? (b) Wat betekenen de woorden „onmiddellijk na” niet, en wat zegt Dr. A. T. Robertson over „onmiddellijk”?
29 Deze woorden leggen niet de nadruk op een vlucht ter ontkoming naar verschillende plaatsen van veiligheid, maar op een vergadering van de „uitverkorenen” door engelen.
30 Jezus’ woorden „onmiddellijk na” betekenen niet vlak na de „grote verdrukking” van het Jeruzalem uit de oudheid in 70 G.T. Over het woord „onmiddellijk” zegt Dr. A. T. Robertson in zijn commentaren:
„Dit woord, dat in Markus’ Evangelie veelvuldig als euthus voorkomt, levert moeilijkheden op als men het tijdselement beklemtoont. Het probleem is hoeveel tijd er ligt tussen ’de verdrukking van die dagen’ en de levendige symbolismen van 24 vers 29. Het gebruik van en tachei [’binnenkort’] in Openbaring 1:1 dient ons tot nadenken te stemmen voordat wij een beslissing nemen. Hier hebben wij net zo’n profetisch panorama, en wel met een verkorte perspectief. Het apocalyptische beeld in 24 vers 29 vereist ook een bezadigd oordeel.”a
31. Sinds wanneer na de „grote verdrukking” van het Jeruzalem uit de oudheid vindt deze bijeenvergadering van de „uitverkorenen” voortgang, en onder welke leiding?
31 Sedert de „verdrukking van die dagen” over het Jeruzalem uit de oudheid zijn er negentien eeuwen voorbijgegaan. De betrouwbare geschiedenis bewijst thans dat er in 1919, of na de Eerste Wereldoorlog, een begin werd gemaakt met het vergaderen van de gezalfde „uitverkorenen” van Jehovah God en dat deze bijeenvergadering, op zijn minst in zekere mate, tot nu toe voortduurt. Deze bijeenvergadering is ongetwijfeld geschied onder de actieve leiding van de hemelse engelen die door de onzichtbaar aanwezige Jezus Christus zijn uitgezonden.
32. (a) Hoe is dit bijeenvergaderingswerk als met een „luid trompetgeschal” verricht? (b) Tegen welke tijd zal het volledige aantal zijn bijeengebracht, en wat kan God als gevolg hiervan doen?
32 Deze leiding wordt ook door verscheidene andere bijbelteksten te kennen gegeven. Ook is de bijeenvergadering met een wereldomvattende bekendmaking gepaard gegaan, zoals een „luid trompetgeschal”, en wel door het getuigenis dat zowel door het gesproken woord als door middel van de gedrukte publikaties van de Watch Tower Bible and Tract Society in veel talen is gegeven. Tegen de tijd dat de „grote verdrukking” over het tegenbeeldige ontrouwe Jeruzalem (de christenheid) zal beginnen, zullen de engelen het gehele voorbeschikte aantal van de „uitverkorenen” uit elk deelgenootschap met dit ten ondergang gedoemde „samenstel van dingen” hebben bijeengebracht. Op grond daarvan kan God het aantal dagen van de „grote verdrukking” verkorten, opdat daardoor enig „vlees” gered kan worden.
33. (a) Welke andere bijeenvergadering geschiedt sinds 1935 G.T. onder leiding van engelen? (b) Welke redding zullen zij met betrekking tot de komende verdrukking ontvangen?
33 Zoals in het laatste gedeelte van Jezus’ profetie is voorzegd, zijn bovendien alle natiën vóór de Zoon des mensen, Jezus Christus, die in de hemelen op de troon is geplaatst, bijeengebracht. Door bemiddeling van zijn engelen scheidt hij de individuele leden van de natiën, net zoals een oosterse herder zijn schapen van de bokken scheidt. Zo is er sinds 1935 G.T. een „grote schare” van met schapen te vergelijken personen afgescheiden van de met bokken te vergelijken personen die geen goed doen aan de gezalfde „uitverkorenen”, de geestelijke broeders van Jezus Christus. De met schapen te vergelijken personen, die aan de rechterhand van de Koning Jezus Christus worden bijeengebracht, zullen deel uitmaken van het „vlees” dat gered zal worden doordat de dagen van de verdrukking ter wille van Gods „uitverkorenen” worden verkort. Deze met schapen te vergelijken personen zullen zich dus niet bij de natiën aansluiten die zich in weeklacht slaan wanneer de Zoon des mensen het aan alle mensen op aarde duidelijk maakt dat hij, hoewel hij onzichtbaar is, als was hij met de wolken des hemels omgeven, met kracht en grote heerlijkheid komt om de met bokken te vergelijken personen te verdelgen. — Matth. 24:30; 25:31-46.
34. (a) In welk gedeelte van de „grote verdrukking” wordt de christenheid vernietigd? (b) Met wie nog meer zal Jehovah een rekening vereffenen, en door middel waarvan?
34 Op Gods van tevoren vastgestelde tijd zal de „grote verdrukking”, die alles zal overtreffen wat zich in de voorgaande menselijke geschiedenis heeft voorgedaan, vervolgens verrassend plotseling beginnen. Het tegenwoordige ontrouwe Jeruzalem (de christenheid) zal in de eeuwige vernietiging ten onder gaan. Het hedendaagse „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”, de achtste wereldmacht, zal het middel zijn dat wordt gebruikt om dit oordeel van Jehovah God ten aanzien van haar te voltrekken. Jehovah God heeft echter een grote rekening te vereffenen met de hele rest van het wereldrijk van valse religie, namelijk Babylon de Grote. Dezelfde achtste wereldmacht zal zijn handige werktuig zijn om de verwoesting van Babylon de Grote volledig te maken.
35. Hoe zullen alle andere delen van het samenstel van dingen er daarna blijk van geven dat ze het verdienen vernietigd te worden?
35 Zal de „grote verdrukking” dan voltooid zijn? Neen! Niet alleen de religieuze kenmerken en elementen van dit goddeloze „samenstel van dingen” moeten voor eeuwig verwoest worden, maar alle andere delen van dat wereldomvattende samenstel moeten worden vernietigd. Dat zulke delen het verdienen eveneens vernietigd te worden, zal aan het gehele universum duidelijk worden wanneer de walgelijke verwoester, de zwaar bewapende achtste wereldmacht, zijn strijdkrachten te Har–mágedon tegen de Stichter van het christendom Jezus Christus, het Lam van God, aanzet. — Openb. 17:12-16; 19:11-21.
36. (a) Waarop zal de achtste wereldmacht, ondanks de vernietiging van Babylon de Grote, zich nooit kunnen beroemen? (b) Wanneer de overlevenden van die reeks vernietigingsdaden op al het gebeurde terugzien, wat zal het dan overeenkomstig Jezus’ woorden geweest blijken te zijn?
36 De achtste wereldmacht mag dan een poosje pochen dat ze alle valse religie welke deel uitmaakt van Babylon de Grote heeft verwoest, maar ze zal zich er nooit op kunnen beroemen dat ze Gods enige ware religie, het door een wonder gespaarde ware christendom, zal hebben verwoest. Met een veel te groot zelfvertrouwen, omdat ze is gebruikt om de valse religie te vernietigen, zal de achtste wereldmacht een laatste poging doen om de ware aanbidding van Jehovah God te verwoesten, om daarmee Jehovah’s positie als God en zijn soevereiniteit te tarten. Tevergeefs echter! Want in het sluitstuk van de „grote verdrukking” zal dan de walgelijke verwoester van geheel Babylon de Grote voor eeuwig worden verwoest. De overlevenden op aarde zullen op de verwoesting van de christenheid en van geheel Babylon de Grote en op de bovennatuurlijke vernietiging van de gehele rest van dit „samenstel van dingen” terugzien als iets wat precies datgene is wat het volgens de voorzegging van Jezus Christus zou zijn. Wat dan wel? Een zo „grote verdrukking . . . als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen”, aangezien ze niet herhaald behoeft te worden.
37. (a) Wie dienen zich met het oog op dit sublieme vooruitzicht te verheugen? (b) Welke oproep om Jehovah te loven wordt tot degenen gericht tot wie zij hopen te behoren?
37 Mogen alle met schapen te vergelijken personen, die de hoop koesteren overeenkomstig Gods belofte helemaal door de „grote verdrukking” heen in het „vlees” in leven te blijven, zich in dit sublieme vooruitzicht verheugen! (Openb. 7:9-17; Matth. 24:21, 22; 25:46) Mogen zij tot de begunstigden behoren tot wie de „grote schare in de hemel” de oproep zal richten: „Looft Jah! De redding en de heerlijkheid en de kracht behoren aan onze God, want zijn oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig. Want hij heeft het oordeel voltrokken aan de grote hoer, die met haar hoererij de aarde verdierf, en hij heeft het bloed van zijn slaven van haar hand gewroken.” — Openb. 19:1, 2.
[Voetnoten]
a Zie Deel 1, blz. 192, 193 van het boek Word Pictures in the New Testament, van 1930, door A. T. Robertson, M.A., LL.D.
[Illustratie op blz. 205]
Het scharlakengekleurde wilde beest van Openbaring 17 is nu de Verenigde Naties. Dit is het „walgelijke ding” waarvan is voorzegd dat het de christenheid zal verwoesten