-
Een „heilige plaats” vernietigd — Wat dit thans betekentDe Wachttoren 1983 | 15 februari
-
-
Een „heilige plaats” vernietigd — Wat dit thans betekent
„IN EEN UITBARSTING VAN ANTI-RELIGIEUS GEWELD IN HET GEHELE LAND KERKGEBOUWEN EN TEMPELS VERWOEST!”
WAT zouden de meeste mensen geschokt zijn als zij op zekere dag zulke krantekoppen zouden lezen! Toch is dat niet slechts een mogelijkheid; het is onvermijdelijk!
Hoe kan dat nu? Omdat de bijbelse profetieën duidelijk aantonen dat dit heel binnenkort in het ene land na het andere zal gebeuren. In de profetie van Matthéüs hoofdstuk 24 wordt bijvoorbeeld melding gemaakt van de verwoesting van een „heilige plaats”. Hoewel dit in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening inderdaad is gebeurd, gaat deze profetie in onze tijd op een veel grootsere schaal in vervulling.
De profetie werd allereerst gegeven met betrekking tot Jeruzalem en zijn schitterende tempel, die de joden in verband met hun aanbidding gebruikten. Toen Jezus Christus bij een zekere gelegenheid tot zijn discipelen sprak, zei hij over de tempelgebouwen: „Ziet gij al deze dingen niet? Voorwaar, ik zeg u: Hier zal geenszins een steen op de andere worden gelaten die niet afgebroken zal worden.” — Matth. 24:2.
Waarom zou God die eerste-eeuwse „heilige” tempel en het religieuze stelsel dat erdoor werd vertegenwoordigd, zo’n ongunstig oordeel laten ondergaan? Omdat de joden afvallig waren geworden. Zij hadden Gods wetten, die hun door bemiddeling van Mozes waren gegeven, verlaten. Bovendien hadden zij Gods vertegenwoordigers, die waren uitgezonden om hen te waarschuwen, verworpen en zelfs hun bloed vergoten. Jezus zei dan ook: „Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en de tot u uitgezondenen stenigt . . . Ziet! Uw huis wordt u verlaten achtergelaten.” — Matth. 23:37, 38.
’Vlucht naar de bergen’
Tot degenen die God oprecht aanbaden, sprak Jezus de volgende woorden: „Wanneer gij daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan (de lezer gebruike onderscheidingsvermogen), laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten. Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen om de goederen uit zijn huis te halen; en laat de man die op het veld is, niet naar het huis terugkeren om zijn bovenkleed op te halen. Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen, in die dagen!” — Matth. 24:15-19.
Waarom zette Jezus zijn volgelingen ertoe aan zo haastig ’naar de bergen te vluchten’? Hij zei: „Want er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” — Matth. 24:21, 22.
Eerste-eeuwse vervulling
Hoe ging deze profetie in de eerste eeuw in vervulling? Merk allereerst de dringende waarschuwing op om naar de bergen te vluchten „wanneer gij . . . het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt . . . in een heilige plaats ziet staan”.
Wat was deze walgelijke verwoester? De geschiedenis vertelt ons waardoor de verwoesting van Jeruzalem in werkelijkheid werd veroorzaakt: Door de legers van het Romeinse Rijk. Toen de Romeinen voor het eerst met een sterke legermacht rondom Jeruzalem verschenen, hetgeen in 66 G.T. gebeurde, was dat voor iemand ’met onderscheidingsvermogen’ het teken om het gebied te verlaten. Op dat tijdstip omsingelden Romeinse legers onder generaal Cestius Gallus Jeruzalem en deden zij zelfs een aanval op de tempelmuur, die zij ondergroeven. Zij hadden gemakkelijk de gehele stad kunnen innemen.
Daar stonden de Romeinse legers dus in „de heilige stad”. (Vergelijk Matthéüs 4:5; 27:53.) Zelfs de afvallige joden beschouwden Jeruzalem en zijn omgeving als „heilig”. De aanwezigheid van die legers in deze „heilige plaats” was walgelijk voor de joden.
Maar toen, om de een of andere reden die geschiedschrijvers niet duidelijk is, gaf generaal Gallus de belegering op en trok zijn troepen terug. Dat was het door Jezus voorzegde teken. Voor zijn volgelingen, de „uitverkorenen”, was de tijd aangebroken om te vluchten. Zij beseften de dringendheid van de tijd en trokken snel uit Jeruzalem en geheel Judéa weg, zoals Jezus had voorgeschreven. De geschiedschrijver Eusebius vermeldt dat zij over de rivier de Jordaan naar de omgeving van Pella in het bergachtige gebied van Gilead vluchtten.
Jeruzalem verwoest
Enkele jaren later, in 70 G.T., kwamen de Romeinse legers onder generaal Titus in Judéa terug en omsingelden Jeruzalem. Maar tegen die tijd waren alle „uitverkorenen”, de christenen, reeds uit „de heilige stad” weggetrokken. Toen de Romeinen Jeruzalem bij die gelegenheid omsingelden, bestond dan ook voor niemand meer de gelegenheid naar veiligheid te vluchten. — Luk. 19:43, 44.
Na een korte belegering van vier maanden en vijfentwintig dagen verwoestten de legers van Rome de stad en de tempel. Volgens de geschiedschrijver Josephus, een ooggetuige, vonden 1.100.000 personen de dood en bedroeg het aantal gevangenen 97.000. De aantallen waren hoog omdat de ontrouwe joden geen acht hadden geslagen op Jezus’ waarschuwing om te vluchten. Zij hadden precies het tegenovergestelde gedaan. Ter gelegenheid van een religieus feest waren zij Jeruzalem binnengestroomd en toen de Romeinen de stad plotseling omsingelden, kwamen zij allen in de val te zitten.
Doordat de ’uitverkoren’ christenen zich niet meer in Jeruzalem bevonden, behoefde God zich niet langer om hun veiligheid te bekommeren. Zij hadden reeds ontkoming gevonden. Daarom kon God de Romeinen toestaan Jeruzalem binnen te komen om Zijn oordeel snel aan de stad te voltrekken. Wegens het feit dat de uitverkoren christenen reeds uit de stad Jeruzalem waren weggetrokken, kwam er dan ook sneller een einde aan die dagen van verdrukking, doordat ze werden „verkort”. Dit had tot gevolg dat enig „vlees” — 97.000 personen — in leven bleef.
Die „grote verdrukking” in 70 G.T. was de verschrikkelijkste rampspoed die Jeruzalem ooit was overkomen. De door de joden gebouwde stad, haar tempel en het religieuze stelsel waarin Jeruzalem centraal stond, kwamen aldus definitief aan hun eind.
Maar wat heeft die oude geschiedenis te maken met ons, die in deze twintigste eeuw leven? Heel veel.
-
-
Vlucht terwijl er nog tijd is!De Wachttoren 1983 | 15 februari
-
-
Vlucht terwijl er nog tijd is!
TOEN Jezus het einde van dat joodse religieuze stelsel in de eerste eeuw voorzei, had hij ook iets veel groters in gedachten. Hij wist dat door dit einde zou worden afgeschaduwd wat er gedurende de „laatste dagen” van dit huidige samenstel van dingen op veel grootsere schaal verwacht kon worden. — 2 Tim. 3:1-5; Matth. 24:3.
Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat er werkelijk sprake is van een dergelijke verdere toepassing? Onder andere doordat Jezus in zijn profetie vermeldde dat hij op een later toekomstig tijdstip „met kracht en grote heerlijkheid” zou komen. Eén resultaat hiervan zou zijn dat „alle stammen der aarde zich in weeklacht [zouden] slaan” wegens de catastrofe waardoor zij overvallen zouden worden (Matth. 24:30). Deze dingen gebeurden niet met de omverwerping van Jeruzalem en Judéa in de eerste eeuw. Volgens Lukas’ versie van deze zelfde profetie heeft Jezus dan ook het volgende gezegd: „Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld.” — Luk. 21:24.
Wat is het hier genoemde „Jeruzalem”? Wanneer eindigen deze „tijden der natiën”?
De „heilige plaats” en een ’walgelijk ding’
Van 1070 tot 607 v.G.T. regeerde in Jeruzalem een typologisch koninkrijk van God. Het vertegenwoordigde Gods soevereiniteit op aarde. Maar toen werd deze Davidische dynastie door de Babyloniërs omvergeworpen. Tot op deze huidige dag heeft geen enkel koninkrijk meer in het aardse Jeruzalem geregeerd. Jeruzalem wordt echter niet langer in dit opzicht vertreden: Gods soevereiniteit wordt nu uitgeoefend door middel van een ’hemels Jeruzalem’ — het beloofde koninkrijk van de Messías, Christus Jezus. De bijbelse tijdrekening, de vervulling van profetieën en het getuigenis van geschiedschrijvers wijzen gezamenlijk op 1914 als het jaar dat het einde van „de bestemde tijden der natiën” en het begin van een periode van „radeloze angst der natiën” kenmerkte. — Hebr. 12:22; Luk. 21:24-26; Openb. 11:15.
Het „hemelse Jeruzalem”, dat door de getrouwe gezalfde christenen op aarde wordt vertegenwoordigd, neemt nu „een heilige plaats in”. Maar erkennen de natiën der aarde dit? Verre van dat! In het jaar 1919 stelden zij de oprichting van de Volkenbond voor, welke bond door vooraanstaande geestelijken werd uitgeroepen tot „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde”. Evenzo hebben religieuze leiders de opvolgster van de Volkenbond, de organisatie der Verenigde Naties, die in 1945 werd opgericht, als ’de enige hoop op blijvende vrede’ beschreven. De geestelijken zouden dit door mensen gemaakte surrogaat derhalve in de „heilige plaats” willen laten staan, waar thans alleen Gods door Christus geregeerde koninkrijk rechtens werkzaam kan zijn. Werkelijk iets ’walgelijks’ in de ogen van God en allen die rechtvaardigheid liefhebben!
Maar naarmate wij dichter bij de tijd komen waarin God het huidige goddeloze wereldsamenstel zal vernietigen, gaat het „walgelijke ding”, de uit veel natiën samengestelde VN, een bedreiging vormen voor de wereldreligie zelf. Hoe dat zo? Doordat krachtige lidstaten van de VN, in het bijzonder die van het communistische blok, het rijk van religie zijn binnengedrongen. Deze atheïstische krachten zijn in het bijzonder een bedreiging voor het voortbestaan van de religies der christenheid gaan vormen, zoals bijvoorbeeld in China, in de Sovjet-Unie en in andere Oosteuropese landen. Naar macht hongerende VN-leden bedreigen nu daarom de door de christenheid opgeëiste „heilige plaats”. Deze plaats vertegenwoordigt alles wat haar religies heilig achten — haar terrein van werkzaamheden, haar organisaties, haar kerkgebouwen en andere bezittingen en haar vermeende recht om het leven van haar mensen te beheersen. Waarop zal deze confrontatie uitlopen?
De hedendaagse verwoester, het VN-’wilde beest met zeven koppen en tien horens’, zal volgens de profetie de valse religie „woest en naakt” maken en „haar geheel met vuur verbranden” (Openb. 17:3, 16). De natiën die deel uitmaken van dit ’wilde beest’ doen dit niet omdat zij uit liefde voor God tot actie overgaan, evenmin als dit het geval was met het Rome uit de oudheid. Het hedendaagse „walgelijke ding” omvat thans veel natiën die een haat koesteren jegens God, zijn Koninkrijksheerschappij en het volk dat Gods naam, Jehovah, draagt. En deze verwoester maakt beslist deel uit van het huidige door Satan de Duivel beheerste samenstel van dingen. — Luk. 4:5-8; 2 Kor. 4:4; Matth. 6:9, 10.
’Vlucht naar de bergen’
Toen de organisatie der VN in 1945 als opvolgster van de Volkenbond verscheen, bevonden er zich reeds anti-God natiën in haar midden. Aldus werd het signaal opnieuw gegeven, alleen weerklonk het nu nog veel krachtiger, en als reactie daarop konden rechtgeaarde personen acht slaan op Jezus’ waarschuwing om ’naar de bergen te vluchten’. — Matth. 24:16; Openb. 7:9, 10; 18:4.
Wat zijn die symbolische bergen in deze tijd? Ze zijn de door God verschafte toevluchtsplaats, Jehovah’s voorziening om zijn volk veilig door de in Openbaring 7:1, 14 beschreven „grote verdrukking” heen te leiden. Ze blijken een afbeelding te zijn van Jehovah’s theocratische organisatie, die thans op aarde door de ware christelijke gemeente wordt vertegenwoordigd. — 1 Tim. 3:15; Jes. 2:2, 3.
Naar Gods organisatie en haar verheven zuivere aanbidding vluchten, betekent ook uit de vals-religieuze stelsels van deze wereld te vluchten en alle connecties ermee te verbreken. Het betekent dat men duidelijk moet laten zien dat men een ware dienstknecht van Jehovah en een discipel van Jezus Christus is.
Niet uitstellen
Niemand dient de vlucht uit te stellen, menend dat er een exacte parallel met de terugtocht van de Romeinse legers in 66 G.T. zal zijn, zodat er tijd voor de vlucht overblijft. Een dergelijke historische ontwikkeling kan niet verwacht worden, aangezien er geen noodzaak bestaat dat iemand naar een andere geografische plaats vlucht. In plaats daarvan dient het verschijnen van de Volkenbond na de Eerste Wereldoorlog en het opnieuw verschijnen van het ’wilde beest’ in 1945 in de vorm van de VN ons in voldoende mate te waarschuwen.
Het is thans uitermate dringend te vluchten. Waarom? Omdat het bewijsmateriaal aantoont dat het „walgelijke ding” binnenkort ook de „heilige plaats”, het vermeende rijk van de kerken der christenheid, zal verwoesten, waardoor het begin van de „grote verdrukking” wordt gekenmerkt.
Aangezien degenen die de „grote verdrukking” zullen overleven, vóór het begin ervan gevonden moeten zijn, behoeft Jehovah geen tijd voor een langdurige, uitputtende „belegering” toe te staan. Zoals Jezus heeft voorzegd, zal de „grote verdrukking” inderdaad de allermoeilijkste tijd in de gehele menselijke geschiedenis zijn. Maar ze zal betrekkelijk kort duren, aangezien ze evenals in het geval van de belegering van Jeruzalem zal worden „verkort” omdat Gods „uitverkorenen” reeds zijn gevlucht.
„De wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid”, staat in 1 Johannes 2:17. Daarom zullen degenen die „de wil van God” doen door hem op juiste wijze te aanbidden, het „vlees” zijn dat deze komende „grote verdrukking” zal overleven. Zoals in Openbaring 7:9-17 wordt aangetoond, zal een „grote schare” uit alle natiën deel uitmaken van deze overlevenden.
Hoe staat het met degenen die geen acht slaan op de waarschuwing en de gelegenheid om thans naar Jehovah’s „bergen” te vluchten, niet aangrijpen? De profetie in 2 Thessalonicenzen hoofdstuk 1, de verzen 7 tot en met 9 geeft hier duidelijk antwoord op doordat er wordt gesproken over „de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemel met zijn krachtige engelen, in een vlammend vuur, wanneer hij wraak oefent over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan”.
Ja, het is uiterst dringend om aandacht te schenken aan het werk dat God thans laat verrichten als een vervulling van Jezus’ woorden in Matthéüs 24:14: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” Degenen die wel acht slaan op de waarschuwing en vluchten, zullen voor eeuwig een levend getuigenis vormen voor de zekerheid van de volgende bijbelse belofte: „Jehovah zal zijn volk niet verstoten.” — Ps. 94:14.
De tijd dat God het oordeel aan de christenheid en haar „heilige plaats” zal voltrekken, is nabij. Bent u reeds naar de symbolische „bergen” gevlucht? Zo niet, doe dit dan onverwijld. Uw leven hangt ervan af. — Zef. 1:14-18; 2:3.
-