Oogsten in de „tijd van het einde”
„De oogst is een besluit van een samenstel van dingen.” — Matth. 13:39.
1. Waarom verschaft de door Jezus voorzegde „oogst” een tweevoudige reden tot vreugde?
EEN goede oogst verschaft altijd een reden tot vreugde en dankzegging. Het is een tijd waarin men de vruchten van lange, zware arbeid plukt. De oogst die werd voorzegd in Christus’ gelijkenis van de „tarwe” en het „onkruid” zou voor de gehele mensheid een tweevoudige reden tot verheuging verschaffen. Waarom? Niet alleen omdat deze oogst de bijeenvergadering zou betekenen van het vereiste aantal „zonen van het koninkrijk”, de „heiligen” die met Christus in zijn „heerschappij van onbepaalde duur” verbonden zullen worden, waardoor er een goede regering voor de aarde wordt verzekerd, maar ook omdat deze „oogst” op zichzelf een bewijs zou vormen dat wij in het „besluit van een samenstel van dingen” leven en op de drempel staan van een rechtvaardige nieuwe ordening. — Dan. 7:14, 27; Matth. 13:38, 39; 2 Petr. 3:13.
„SUNTELEIA” EN „TELOS”
2. Waarom wordt het Griekse woord sunteleia beter vertaald door „besluit” dan door „einde”, en met welke in Daniël voorzegde tijdsperiode komt de sunteleia derhalve overeen?
2 Jezus zei niet dat de „oogst” „het einde der wereld” is, zoals wij op grond van sommige bijbelvertalingen geneigd zouden zijn te geloven (Willibrordvertaling; De Katholieke Bijbel; Luther-vertaling). In zulke vertalingen wordt geen onderscheid gemaakt tussen de twee Griekse woorden sunteleia en telos. In W. E. Vine’s Expository Dictionary of New Testament Words wordt ter verklaring van sunteleia opgemerkt: „Het woord duidt niet op een beëindiging, maar op de culminering van gebeurtenissen totdat de vastgestelde climax is bereikt.” Toen Jezus zei dat „de oogst . . . een besluit [sunteleia] van een samenstel van dingen” is, sprak hij dus over een periode van activiteit die een begin en een einde zou hebben. Volgens Matthéüs 13:30 verwees Jezus naar „de oogsttijd”, waarmee hij duidelijk een tijdsperiode aanduidde, de periode die door de profeet Daniël „de tijd van het einde” werd genoemd (Dan. 12:4). Het is interessant op te merken dat toen de vertalers van de Griekse Septuaginta-vertaling dit vers in Daniël vertaalden, zij het woord sunteleia gebruikten.
3. (a) Waarmee houdt de „oogsttijd” verband? (b) Wat betekent het Griekse woord telos in Matthéüs 24:14, en waarnaar verwijst het?
3 Ditzelfde woord wordt in Matthéüs 24:3 gebruikt, waar de discipelen Jezus vroegen: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit [sunteleia] van het samenstel van dingen?” De „oogsttijd” houdt dus verband met Christus’ onzichtbare tegenwoordigheid als Oogster. In antwoord op de vraag van zijn discipelen gaf Jezus een opsomming van internationale oorlogvoering, voedseltekorten, pestilentiën, grote aardbevingen, wetteloosheid en een algemeen klimaat van vrees. (Vergelijk parallelle verslagen in Matthéüs 24, Markus 13 en Lukas 21.) Aantonend dat er een eind aan de „oogsttijd” zou komen, zei hij vervolgens: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde [telos] komen” (Matth. 24:14). Het woord telos betekent „einde”, „in de betekenis van afloop, ophouden . . . het laatste deel, slot, besluit, vnl. [voornamelijk] van de laatste dingen, de laatste akte in het kosmische drama”.a
4. Wanneer begon het „besluit” of de „tijd van het einde”, en wat kan er derhalve van de „oogst” worden gezegd?
4 De feiten van de hedendaagse geschiedenis die zich sinds 1914 als een vervulling van de bijbelse profetieën hebben voorgedaan, tonen aan dat het huidige samenstel van dingen zich ver in zijn „tijd van het einde” of „besluit” (sunteleia) bevindt. Om W. E. Vine nogmaals te citeren, zijn wij getuige van „de culminering van gebeurtenissen totdat de vastgestelde climax [het einde, telos] is bereikt”. De „oogst” van Jezus’ illustratie moet derhalve aan de gang zijn, ja, het hoogtepunt ervan moet bijna zijn bereikt. Heeft men de gebeurtenissen die in de rest van de gelijkenis werden voorzegd, sinds 1914 kunnen waarnemen?
„DE OOGST VAN DE AARDE IS DOOR EN DOOR RIJP”
5. Wat zou de „Zoon des mensen” zijn engelen in de oogsttijd opdragen te doen?
5 Jezus vervolgde zijn uitleg van „de illustratie van het onkruid op het veld” door te zeggen: „De oogst is een besluit van een samenstel van dingen, en de oogsters zijn engelen. Zoals daarom het onkruid wordt verzameld en met vuur wordt verbrand, zo zal het ook gaan in het besluit van het samenstel van dingen. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen, en zij zullen hen in de vurige oven werpen. Daar zullen zij wenen en knarsetanden.” — Matth. 13:39-42.
6. Te midden waarvan moest de „tarwe” opgroeien?
6 De „oogsters”, of engelen, zouden in „het besluit van het samenstel van dingen” door de „Zoon des mensen” worden uitgezonden om „alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven” uit het midden van de ware „zonen van het koninkrijk” te verwijderen. Zoals in het voorgaande artikel is aangetoond, heeft het feit dat de Duivel ’s nachts „onkruid” over het pasgezaaide veld heeft gezaaid, een georganiseerde afval tot gevolg gehad, een vals christendom onder een hiërarchie van onderdrukkende religieuze leiders die de door de apostel Paulus voorzegde samengestelde „mens der wetteloosheid” gingen vormen (2 Thess. 2:3-12). De ware „tarwe” moest te midden van zulk „onkruid” opgroeien tot de „tijd van het einde”. Dan zou de „Zoon des mensen” zijn „oogsters” het bevel geven de „zonen van het koninkrijk” van de „zonen van de goddeloze” te scheiden.
7. Welke parallelle profetie helpt ons de oogsttijd vast te stellen?
7 Wanneer begon dit scheidingswerk? Een interessante, parallelle profetie laat ons hier niet over in het ongewisse. Deze profetie luidt: „En ik zag, en zie! een witte wolk, en op de wolk zat iemand, een zoon des mensen gelijk, met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. En een andere engel kwam uit het tempelheiligdom, die met een luide stem tot degene die op de wolk zat, riep: ’Sla uw sikkel erin en oogst, want het uur om te oogsten is gekomen, want de oogst van de aarde is door en door rijp.’ En degene die op de wolk was gezeten, wierp zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd geoogst.” — Openb. 14:14-16.
8. Hoe wordt de „Zoon des mensen” in Openbaring 14:14 afgebeeld, en na welke gebeurtenis moet de oogst derhalve zijn begonnen?
8 Hier zien wij de „Zoon des mensen”, Jezus Christus, niet als een zaaier die „voortreffelijk zaad op zijn veld” zaait, maar als een gekroonde koning die op het punt staat met de „oogst van de aarde” te beginnen. Dat hij op een wolk gezeten is, symboliseert zijn onzichtbare tegenwoordigheid (Hand. 1:9-11; Openb. 1:7). De „oogst” moet derhalve gedurende Christus’ tegenwoordigheid plaatsvinden, nadat hij is gekroond en van Jehovah, de „Oude van dagen”, „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk” heeft ontvangen (Dan. 7:13, 14). Het oogstwerk begon derhalve enige tijd na 1914, het jaar dat het begin van de „tijd van het einde” of het „besluit van het samenstel van dingen” kenmerkte.
9. Wanneer begon het scheidingswerk?
9 Wanneer na 1914 heeft de Zoon des mensen ’zijn engelen uitgezonden’ om de „zonen van het koninkrijk” te scheiden van „de zonen van de goddeloze”, de imitatie-„tarwe”, dat wil zeggen, „degenen die wetteloosheid bedrijven”, met inbegrip van de „mens der wetteloosheid”, de religieuze leiders van het schijnchristendom? Het antwoord moet met de feiten overeenstemmen, en deze tonen aan dat de door de geest verwekte, gezalfde „zonen van het koninkrijk”, gesymboliseerd door de „tarwe”, vanaf 1919 werden verlost van het uit valse christenen samengestelde „onkruid”, dat het gehele religieuze veld van de mensheid had overwoekerd. De „oogst van de aarde” was rijp en de tijd was aangebroken dat de Zoon des mensen zijn sikkel in het veld kon werpen en kon oogsten. De gelijkenis onthult dat hij dit via zijn „oogsters” of engelen deed.
ONKRUID VERZAMELD OM VERBRAND TE WORDEN
10. Waarom was de ware „tarwe” in de loop der eeuwen moeilijk te herkennen, maar sinds wanneer is het mogelijk geworden de „tarwe” duidelijk van het „onkruid” te onderscheiden?
10 Jezus zei in zijn „illustratie van het onkruid op het veld”: „In de oogsttijd zal ik de oogsters zeggen: Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in bundels om het te verbranden” (Matth. 13:30). Eeuwenlang was de duidelijke identiteit van de „tarwe”, of de ware „zonen van het koninkrijk”, verhuld door de weelderige groei van het „onkruid”, of de afvallige christenen, die er aanspraak op maakten als erfgenamen van het Koninkrijk de hemelse hoop te hebben. Pas na 1919, toen de ware door de geest verwekte christenen werden bevrijd uit Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie van de Duivel, werd een duidelijk verschil zichtbaar tussen de „tarwe” en het „onkruid”.
11. Wie behoren allemaal tot het „onkruid”, en hoe wordt dit „onkruid” in bundels gebonden?
11 Het symbolische „onkruid” omvat alle schijnchristenen, alsook alle hedendaagse afvalligen die dingen onderwijzen „die aanleiding tot struikelen geven”, alsook „degenen die wetteloosheid bedrijven”. Daarom maken ook de „boze slaaf”, de ’dwaze maagden’ en de „slechte en trage slaaf” deel uit van het „onkruid” (Matth. 24:48-51; 25:1-12, 14-30). Dat zij ’in bundels worden gebonden’, klaar om verbrand te worden, wil niet zeggen dat zij in de verschillende kerken en sekten van de christenheid worden gegroepeerd, want er kan moeilijk worden gezegd dat de engelen voor zulke afvallige kerkstelsels verantwoordelijk zijn. Het binden en in bundels bijeenbrengen, vindt bovendien plaats gedurende de „oogsttijd”, in de „tijd van het einde”, terwijl veel religies van het schijnchristendom reeds eeuwen bestaan. Het in bundels binden van het „onkruid” betekent dat de scheiding tussen ware en imitatie-christenen sinds 1919 steeds duidelijker is geworden, zowel in de geest van de mensen als wegens de werkelijke scheiding. De „zonen van de goddeloze” (het „onkruid”) worden ’gebonden’ doordat de engelen erop toezien dat zij niet terugkomen onder de „tarwe” of de ware „zonen van het koninkrijk”.
12. Wat wordt door de „vurige oven” gesymboliseerd, en wanneer zal het „onkruid” erin worden geworpen?
12 Jezus zei verder over hetgeen de engelen met het „onkruid” zouden doen nadat zij het hadden gebundeld: „Zij zullen hen in de vurige oven werpen. Daar zullen zij wenen en knarsetanden” (Matth. 13:42). Houd in gedachte dat wij een gelijkenis bestuderen. Indien de „tarwe” en het „onkruid” symbolisch zijn, moeten ook de „vurige oven”, het „wenen” en het „knarsetanden” figuurlijk zijn. Uit Matthéüs 25:41, 46 blijkt dat „het eeuwige vuur” een symbool is van „de eeuwige afsnijding”, en in Openbaring (20:14; 21:8) staat dat het „meer van vuur” „de tweede dood” betekent, vernietiging zonder hoop op een opstanding. Het „onkruid” wacht dus de vernietiging.
13. Wanneer en hoe hebben degenen die door het onkruid worden gesymboliseerd, geweend en hun tanden geknarst, maar wanneer zullen zij nog erger jammeren?
13 Aangezien de „vurige oven” een symbool is van totale vernietiging, moet het „wenen en knarsetanden” van de met „onkruid” te vergelijken personen plaatsvinden voordat zij worden vernietigd. Nu reeds tientallen jaren lang hebben schijnchristenen, en vooral de „mens der wetteloosheid” — de geestelijken van de christenheid — gejammerd over het feit dat „de zonen van het koninkrijk”, Jehovah’s gezalfde getuigen, hen met hard aankomende schriftuurlijke waarheden hebben bekogeld en hen aan de kaak hebben gesteld als wat zij werkelijk zijn: „zonen van de goddeloze” (Matth. 13:38; Openb. hfdst. 8, 9b). De afvallige geestelijken knarsetanden tegen Jehovah’s Getuigen omdat dezen niet alleen onbevreesd Jehovah’s „jaar van goede wil” hebben bekendgemaakt, maar ook zijn „dag der wraak” (Jes. 61:1, 2). Maar allen die tot dit „onkruid” behoren, zullen nog erger jammeren en tandenknarsen wanneer de „Zoon des mensen” binnenkort komt om hen en de rest van Satans wereld te vernietigen. — Matth. 24:30.
’DE RECHTVAARDIGEN SCHIJNEN HELDER ALS DE ZON’
14. Waar wordt de „tarwe” bijeengebracht, en wat doen zulke „rechtvaardigen”?
14 Nadat de „Zoon des mensen” de „oogsters” de opdracht heeft gegeven het „onkruid” voor de vernietiging te bundelen, geeft hij zijn engelen vervolgens het bevel: „Gaat daarna de tarwe in mijn voorraadschuur bijeenbrengen” (Matth. 13:30). En Jezus besloot zijn uitleg van de gelijkenis door te zeggen: „In die tijd zullen de rechtvaardigen helder schijnen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft, hij luistere.” — Matth. 13:43.
15, 16. (a) Waarom „schijnen” de „rechtvaardigen” niet in de hemel? (b) Waar en hoe „schijnen” de „rechtvaardigen”, en waarin worden zij bijeengebracht?
15 In Openbaring 21:23 lezen wij over de hemelse Koninkrijksregering, het Nieuwe Jeruzalem: „En de stad heeft noch de zon noch de maan nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar, en haar lamp was het Lam.” Dat hemelse koninkrijk is voor licht derhalve niet afhankelijk van de uit de doden opgewekte „zonen van het koninkrijk”. Het baadt in een schitterend, goddelijk licht. Hoe anders is de situatie onder de natiën hier op aarde! (Ef. 4:17, 18; 5:8) Paulus schrijft over hetgeen Jehovah voor de „zonen van het koninkrijk” doet terwijl zij nog op aarde zijn: „Hij heeft ons bevrijd van de autoriteit der duisternis en ons overgezet in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde.” — Kol. 1:13.
16 Dat de „rechtvaardigen helder schijnen als de zon in het koninkrijk van hun Vader”, verwijst dus naar de verlichte toestand en de glorierijke dienst van zulke gezalfde christenen op aarde, waar zij „als lichtgevers in de wereld” schijnen (Fil. 2:15; Matth. 5:14). De „voorraadschuur” waarin zij sinds 1919 zijn bijeengebracht, beeldt „het koninkrijk van hun Vader” af, aangezien de christelijke gemeente een theocratische organisatie is die Jehovah’s universele soevereiniteit erkent. Het is een reine organisatie, want uit deze organisatie verwijderen de engelen „alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven”. — Matth. 13:30, 41, 43.
„DE OOGST VAN DE AARDE” DUURT VOORT
17. Hoeveel „zonen van het koninkrijk” worden er geoogst, maar waarom gaat het bijeenvergaderingswerk voort?
17 Hoe is dit alles van invloed op u? Houd in gedachte dat Jezus deze illustratie eindigde met de woorden: „Wie oren heeft, hij luistere” (Matth. 13:43). Het is waar dat deze gelijkenis de bijeenvergadering illustreert van het totale aantal „zonen van het koninkrijk” dat nodig is om Christus’ hemelse regering te vormen. In hetzelfde hoofdstuk (14) van Openbaring waarin over de „oogst van de aarde” wordt gesproken, wordt onthuld dat het aantal van degenen die aldus worden geoogst om met „het Lam” op de hemelse „berg Sion” te regeren, 144.000 bedraagt. Maar dat hoofdstuk voegt hieraan toe: „Dezen werden uit het midden van de mensen gekocht als eerstelingen voor God en voor het Lam” (Openb. 14:1-4). De oogst van „eerstelingen” zou te kennen geven dat er later nog meer vruchten zouden worden ingezameld, zoals werd gesymboliseerd door de inzameling van de andere vruchten van het veld aan het eind van het landbouwjaar. De bijeenvergadering gaat dus voort, en dit is van invloed op u.
18. Welk scheidingswerk, behalve de oogst van de „zonen van het koninkrijk”, vindt er nog meer plaats?
18 De oogst van de „zonen van het koninkrijk” vond vanaf 1919 tot het begin van de jaren dertig snel voortgang. Omdat deze getrouwe, gezalfde christenen ’hun licht hebben laten schijnen’, hebben veel anderen met horende oren zich van het „onkruid”, of de namaak-christenen binnen de kerken en sekten van de christenheid, laten scheiden (Matth. 5:16). Jezus had dit scheidingswerk ook voorzegd in zijn profetie over „het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. hfdst. 24, 25). Hij zei: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen. En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. En de schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand. En dezen [de bokken] zullen heengaan in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.” — Matth. 25:31-33, 46.
19. Wat zal op Gods bestemde tijd met de overgeblevenen van de „tarwe”-klasse en met de „grote schare” gebeuren?
19 Naarmate de oogst van de „tarwe”-klasse van gezalfde christenen zijn einde nadert, duurt de bijeenvergadering van de „schapen” dus nog voort. Op Gods bestemde tijd zullen de overgeblevenen van de „tarwe”-klasse hun aardse loopbaan voltooien en zich als een deel van Christus’ hemelse koninkrijk of regering bij de „Zoon des mensen” aansluiten. Zij zullen te zamen met de rest van de 144.000 „heiligen” „het koninkrijk ontvangen” (Dan. 7:18, 22, 27). Wat de thans bijeenvergaderde „schapen” betreft die deel uitmaken van de „grote schare”, zij zullen de „grote verdrukking” overleven die het einde (telos) van het huidige satanische samenstel van dingen zal kenmerken en zullen deel gaan uitmaken van de „volken, nationale groepen en talen” die onder de regering van de „Zoon des mensen”, zijn „heerschappij van onbepaalde duur” of hemelse koninkrijk, op aarde zullen dienen. — Openb. 7:4, 9, 10, 14; Dan. 7:13, 14.
20. (a) Wat wordt bewezen door het feit dat de oogst ver is gevorderd? (b) Wat dient u derhalve te doen, en waarom?
20 Welke positie neemt u in met betrekking tot de vervulling van de illustratie van de „tarwe” en het „onkruid”? Dat de „oogst” van de „zonen van het koninkrijk” ver is gevorderd, toont aan dat het „besluit [sunteleia] van het samenstel van dingen” zijn einde (telos) nadert. Uw houding ten opzichte van de met tarwe te vergelijken gezalfde „broeders” van Christus en de wijze waarop u hen bejegent, zal de factor zijn op grond waarvan bepaald zal worden of u in de „eeuwige afsnijding” zult heengaan of „het eeuwige leven” zult ontvangen (Matth. 25:34-46). Geef er blijk van een loyale metgezel te zijn van de gezalfde „tarwe”-klasse, de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, die door Christus is aangesteld om ’te rechter tijd geestelijk voedsel’ te verschaffen (Matth. 24:45). Blijf actief bezig in het bijeenvergaderingswerk, want houd in gedachte: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde [telos] komen”, en „wie tot het einde [telos] heeft volhard, zal gered worden”. — Matth. 24:13, 14.
[Voetnoten]
a A Greek-English Lexicon of the New Testament and Other Early Christian Literature, W. Bauer, vertaald door W. F. Arndt en F. W. Gingrich.
b Zie de hoofdstukken 16 en 17 van het boek ’Dan is Gods mysterie voleindigd’, uitgegeven in 1970 door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.