„Geef ons meer geloof”
„De rechtvaardige zal uit geloof leven.” — Rom. 1:17.
1. Wat heeft de mens nodig, maar hoe wordt dit vaak beschouwd?
HET ligt nu eenmaal in de aard van de mensen om ergens geloof in te stellen, al was het alleen maar in zichzelf. Alhoewel de wereldproblemen en -spanningen blijven toenemen, koesteren de mensen nog steeds de hoop dat alles uiteindelijk ten beste zal worden gekeerd. Is een verzekerd geloof in de toekomst echter mogelijk? Waar kan een dergelijk geloof worden gevonden? Eeuwenlang is de mens geleerd dat zij hun vertrouwen in religie moeten stellen. Hoewel het kerkbezoek in sommige Westerse landen hoog blijft, komt dit niet doordat de mensen van mening zijn dat de leringen van de kerk de oplossing voor de huidige problemen vormen. In feite laten zelfs kerkleiders zich geringschattend over de fundamentele bijbelse onderwijzingen uit door te zeggen dat ze niets meer dan bijgelovigheden en mythen zijn. In atheïstische landen worden wetenschap en militaire macht als de redder van de mensen hooggehouden, terwijl religieus onderricht kleinerend het vertellen van bakerpraatjes wordt genoemd.
2. Hoe diep is het geloof van velen thans geworteld?
2 Het religieuze „geloof” van thans schijnt meer een vorm van aanbidding te zijn dan een teken van een positieve zekerheid. Zo bidt men in de christenheid om de komst van Gods koninkrijk, maar men kleineert het door te zeggen dat het slechts een hartetoestand is of dat het, indien het wel werkelijk is, niet in onze tijd zal komen. De mensen spreken over hun geloof in God en halen de bergrede aan — waar Jezus uitlegde dat God, die de vogels voedt en de plantengroei bekleedt, stellig voor zijn volk zal zorgen — maar toch slapen zij niet eerder rustig voordat zij hun assurantiepolis hebben betaald en geld op de bank hebben staan. Dit soort van geloof is slechts een vernisje, niet het geloof dat bergen kan verzetten of iemand op water kan laten lopen.
3. Hoe komt het dat het geloof van velen is geschokt maar waarop dient het gebaseerd te zijn?
3 U zou echter kunnen vragen: Bestaat er in deze verlichte eeuw dan een werkelijke en geldige reden voor religieus geloof? Is geloof niet verwant aan lichtgelovigheid en blind vertrouwen? Het dient er bij geloof niet slechts om te gaan datgene te aanvaarden wat men ons van jongs af aan heeft leren geloven, want dan zal het voor ons alleen maar op een teleurstelling uitlopen. Een heel geslacht van mensen in Japan heeft geleerd de keizer als god te beschouwen. In 1946 maakte keizer Hirohito echter officieel bekend dat dit geloof slechts een „mythe en legende” was en dat de mensen hun standpunt moesten wijzigen. Ongetwijfeld hebben velen van de mensen in Italië, die — toen de Vesuvius uitbarstte — naar buiten renden om hun religieuze beelden op het pad van de stromende lava te plaatsen, zich afgevraagd of hun geloof misplaatst was toen de lava verder rolde om de dorpen die op haar pad lagen, te overspoelen. Is uw religieuze geloof een solide geloof dat op een persoonlijk onderzoek van uw zijde is gebaseerd, of bent u uw huidige geloof enkel en alleen toegedaan omdat u erin bent opgevoed? — Matth. 15:14.
4. Is zien geloven?
4 Het is gemakkelijk om te zeggen: Ik zal geloven wanneer ik het zie. In een Moskouse radiouitzending is bijvoorbeeld gezegd, zoals in de Reader’s Digest werd aangehaald: „Onze raket is de maan gepasseerd. Ze nadert nu de zon, en wij hebben God niet ontdekt . . . Als wij nog verder doorgaan, zal Christus naar het rijk der mythologie worden verbannen.” Is deze conclusie verwoestend voor ons geloof? Eigenlijk niet. Het is zoals de geleerde Lecomte du Nouy verklaarde: „Elke poging om God te veraanschouwelijken, openbaart een verbazingwekkende kinderlijkheid. Wij kunnen ons evenmin een voorstelling van Hem maken als wij ons een voorstelling van een elektron kunnen maken. Toch geloven vele mensen louter en alleen niet in God omdat zij zich geen beeld van Hem kunnen vormen. Zij vergeten dat dit onvermogen op zichzelf geen bewijs vormt van niet-bestaan, daar zij toch ook vast in het elektron geloven.”
5. Is het onwetenschappelijk om in God te geloven?
5 Er zijn krachtsinspanningen voor nodig om een gezonde en redelijke basis te leggen voor geloof in iets wat u niet kunt zien. Vele vermaarde geleerden hebben van hun geloof in God getuigd. Professor Zimmerman van Harvard, eens een atheïst, merkt hierover op: „Van grote geleerden werd verondersteld . . . dat zij, naarmate zij meer roem verwierven, steeds minder in God geloofden . . . Het was in de mode om religie belachelijk te maken, omdat de betekenis ervan niet door onrijpe geleerden werd begrepen.” V. Hess van de Fordham-universiteit, een Nobelprijswinnaar, heeft gezegd: „Kan een goede geleerde in God geloven? Ik vind dat het antwoord Ja moet luiden . . . Ik moet toegeven dat ik in al mijn jaren van onderzoekingen in de fysica en geofysica nog nooit heb meegemaakt dat een wetenschappelijke ontdekking in strijd was met het religieuze Geloof.”
BASIS VOOR GELOOF
6. Hoe kan geloof worden gedefinieerd, en welke verzekering gaf Paulus met betrekking tot geloof?
6 Alhoewel velen beweren dat geloof op emotie of persoonlijke filosofie is gebaseerd, heeft een befaamde wetgeleerde uit de oudheid, de apostel Paulus, gezegd: „Geloof is de verzekerde verwachting van datgene waarop men hoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die toch niet worden gezien.” Paulus was, zoals uit zijn geschriften blijkt, een logisch-denkende, redelijke man, en hij kwam tot de conclusie dat een basis voor geloof gedemonstreerd kon worden, daar het geloof op werkelijkheden is gebaseerd. Wil men een verzekering van het geloof geven, dan moet er een bewijs voor bestaan; het moet op logica en kennis zijn gebaseerd. Paulus verklaarde hierover: „Hetgeen omtrent God bekend kan zijn, [is] openbaar . . . onder hen, want God heeft het hun geopenbaard. Want zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze uit het geschapene worden begrepen, zelfs zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.” — Hebr. 11:1; Rom. 1:19, 20, NW.
7. Noem andere redenen voor geloof in God en zijn scheppende activiteit.
7 Welk duidelijke bewijs kon Paulus in gedachten hebben gehad? In Psalm 19:2 1 worden wij aan het volgende herinnerd: „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen.” Wordt hierdoor echter werkelijk het bestaan van God bewezen, of is dit allemaal toevallig door evolutie ontstaan? Het schriftuurlijke verslag zegt duidelijk: „In den beginne schiep God den hemel en de aarde” (Gen. 1:1). Kan dit worden bevestigd? De New York Times bericht dat gegevens die van een onlangs gelanceerde satelliet zijn verkregen, erop duiden dat er voor het universum een centraal beginpunt is geweest en dat het universum sinds die tijd steeds is blijven uitdijen: „Nu heeft de Explorer XI indirecte bewijzen verschaft die de theorie ondersteunen dat het gehele universum miljarden jaren geleden met een grote oerontploffing is begonnen.” Dit schijnt het Genesisverslag dat God de schepping een begin heeft gegeven, te bevestigen. Deze gedachte wordt ook ondersteund door A. R. Short in zijn publikatie Why Believe? Hij verklaart: „Het is zoals sir James Jeans, de eminente astronoom, eens heeft geschreven: ’Het universum is als een klok die afloopt, een klok die, voor zover de wetenschap bekend is, niemand ooit opwindt . . . die op een zekere tijd in het verleden op een ons onbekende wijze moet zijn opgewonden . . . Alles duidt er overweldigend krachtig op dat er op de een of andere tijd in het niet onbepaald verre verleden een definitieve scheppingsgebeurtenis of een reeks definitieve scheppingsgebeurtenissen moet hebben plaatsgevonden.’” De wetenschappelijke onderzoekingen van ons geslacht hebben in ieder geval tot gevolg dat de mens ontzag heeft gekregen voor de wijsheid van zijn Schepper. De geleerde J. Jeans merkte bijvoorbeeld over de ordelijke opklimming van de atoomgewichten van de elementen op: „Het universum schijnt door een rasechte mathematicus ontworpen te zijn.” Wij hebben er dus extra redenen voor om in het bestaan van God en de inspiratie van het schriftuurlijke bericht te geloven. — Rom. 11:33, 34.
8. Geef redenen voor de verklaring dat de bijbel Gods geïnspireerde bericht is.
8 Waarom zou de Schepper niet een geïnspireerd schriftelijk bericht van zijn scheppingswerken en voornemens verschaffen? God wist dat de mens in staat zou zijn een bericht over zijn oorsprong te begrijpen en in de uiteenzetting van de voornemens van zijn Schepper geloof te ontwikkelen (Rom. 15:4). De authenticiteit van het bericht wordt door verscheidene bijbelschrijvers bevestigd, onder wie ook de apostel Petrus, die verklaarde: „Neen, niet doordat wij ons hebben afgewend om kunstig verzonnen valse verhalen te volgen, hebben wij u met de macht en tegenwoordigheid van onze Here Jezus Christus bekendgemaakt, maar doordat wij ooggetuigen van zijn luister zijn geworden.” Wat bedoelde hij hiermee? Petrus verwees hier naar de transfiguratie, bij welke gelegenheid hij, te zamen met de twee broers Jakobus en Johannes, Jezus in een visioen met Mozes en Elia had gezien. Hij had dit niet slechts gedroomd, want er waren drie getuigen, die allen over de ongewone ervaring getuigenis aflegden en hun getuigenis met bewijzen staafden. Petrus verklaarde dan ook: „Daarom is het profetische woord nog zekerder voor ons geworden, en gij doet er goed aan, er aandacht aan te schenken.” — 2 Petr. 1:16-19, NW.
9. (a) Hoe werd door Daniëls getuigenis inspiratie te kennen gegeven? (b) Op welke wijze kunnen profetieën worden begrepen, en door wie?
9 Werd de bijbel onder goddelijke inspiratie opgetekend, zoals Petrus getuigde? De bijbelschrijver Daniël gaf toe dat hij niet de betekenis begreep van datgene wat hij op Gods bevel optekende. Hij schreef: „Ik nu hoorde het wel, maar begreep het niet.” Aan Daniël werd echter de raad gegeven de geschriften tot de tijd van het einde te verzegelen, in welke tijd personen met inzicht de profetie zouden kunnen begrijpen (Dan. 12:8-10, NW). Dit inzicht zou, zoals Petrus uiteenzette, niet door middel van een persoonlijke uitleg worden verkregen, maar aangezien de profetieën waren geïnspireerd en op Gods bevel waren opgetekend, zouden het inzicht in en de vervulling van de profetieën ook op Gods bevel en onder de leiding van zijn geest tot stand worden gebracht. Het lag stellig niet in de bedoeling van de auteur van de Schrift zijn Woord in duisternis te hullen of de strekking ervan voor zelfs de nederigste persoon die het in deze tijd oprecht wil begrijpen, te verbergen. — Matth. 11:25.
DE PROFETIEËN BEVESTIGEN HET GELOOF
10. Vermeld enkele vervulde profetieën die aantonen dat de bijbel is geïnspireerd.
10 Het feit dat bijbelse profetieën in vervulling zijn gegaan en alsnog in vervulling gaan, vormt wel een van de krachtigste redenen voor het geloof in de bijbel als het geïnspireerde woord van God. Doordat de mensen zich er schuldig aan hadden gemaakt ’het goede te haten en het kwade lief te hebben’, werd in Micha 3:2, 12 de waarschuwing opgetekend: „Sion [zal] als een akker worden omgeploegd, en Jeruzalem zal worden tot steenhopen.” Toen er honderd jaren waren voorbijgegaan, werd Jeruzalem, zoals was voorzegd, door Nebukadnezars legers verwoest. Kort tevoren had Jesaja nauwkeurig voorzegd dat de machtige Sanherib van Assyrië Jeruzalem niet zou kunnen veroveren, welke profetie in vervulling ging (Jesaja 37). Zowel Jesaja als Jeremia voorzeiden dat de joden uit de gevangenschap aan Babylon zouden terugkeren, hoewel dit destijds onmogelijk leek, waarbij Jesaja voorzei dat de bevrijding door Kores zou komen, terwijl Jeremia onder inspiratie profeteerde dat dit na een 70-jarige periode van gevangenschap zou gebeuren (Jes. 45:1; Jer. 25:11). In een andere grote profetie voorzei Daniël het jaar van Jezus’ zalving met heilige geest en ook zijn dood. — Dan. 9:25-27.
11. Hoe luiden enkele profetieën die op Jezus betrekking hebben?
11 Er staan in de Hebreeuwse Geschriften opmerkelijke profetieën die op de Messias betrekking hebben, welke tot in alle details door Jezus werden vervuld. Houd in gedachten dat vele van deze profetieën op zaken betrekking hadden die hij niet in de hand had, zoals het feit dat hij als een lid van de stam Juda uit een maagd in Bethlehem werd geboren, dat hij uit Egypte werd geroepen en voor dertig zilverstukken werd verraden, dat er loten werden geworpen voor zijn kleren, dat hij met de rijken werd begraven, en talloze andere details, waarvan er vele op treffende wijze in Jesaja, hoofdstuk 53, staan opgetekend.
12. Welke beloften bevat de bijbel voor de toekomst?
12 Toen Jezus als de grootste van alle profeten op het toneel verscheen, konden wij dus wederom verwachten dat er onder goddelijke inspiratie nauwkeurige voorzeggingen over de verre toekomst zouden worden gedaan. In zijn vaak herhaalde gebed zei Jezus profetisch: „Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.” Door andere schriftplaatsen wordt te kennen gegeven dat het hier genoemde „Koninkrijk” op Gods regering, zijn hemelse „vorstelijke heerschappij” met Christus als Koning, betrekking heeft. Er zal aan de wereldregering van dit koninkrijk of aan de vrede die het zal brengen, geen einde komen (Matth. 6:9, 10; Jes. 9:6, 7, NW; Dan. 4:34). Deze op Gods bevel uitgeoefende heerschappij zal zijn wil voor eeuwig op aarde ten uitvoer brengen. De wonderbaarlijk veranderde toestanden die als gevolg van deze regering op aarde zullen heersen, werden door Jesaja, Petrus en Johannes in geloofversterkende profetieën voorzegd (Jes. 66:22; 2 Petr. 3:13; Openb. 21:1, 3, 4). Deze bijbelschrijvers legden een in alle opzichten overeenkomend getuigenis af toen zij een beschrijving gaven van de Koninkrijksregeling waarnaar wij thans vooruitzien om ons er in de toekomst in te verheugen. Jehovah’s Woord zelf geeft ons dus inzicht in profetieën, en wij kunnen het vertrouwen en het geloof bezitten dat Jehovah datgene wat hij heeft gezegd, ook zal doen (Jes. 55:11). Louter en alleen het feit dat sommigen thans geen geloof bezitten, wil nog niet zeggen dat Gods voornemens en de oprichting van zijn nieuwe aarde niet verwezenlijkt zullen worden. — Rom. 3:4.
13, 14. (a) Hoe wordt Matthéüs 24:34 door de wereldtoestanden ondersteund? (b) Hoe hebben velen op de vervulling van de profetieën gereageerd?
13 Zelfs de toestanden die thans op aarde heersen, wijzen er krachtig op dat er een verandering voor de deur staat. De wereldleiders spreken voortdurend over de mogelijkheid dat er in de vorm van een oorlog een wereldcatastrofe zal uitbreken, en zij zeggen erbij dat deze ramp dan misschien niet dit jaar of volgend jaar, maar toch zeer waarschijnlijk in dit geslacht zal plaatsvinden. Zij maken zich zorgen over de bevolkingsexplosie en de mogelijkheid dat de behoeften van de mensen spoedig de voedselvoorraden zullen overtreffen. Wanneer bovendien de radioactieve neerslag de atmosfeer gedurende de komende maanden blijft besmetten en zelfs zal toenemen, wat zijn dan de vooruitzichten voor het toekomstige leven op deze planeet? Deze vragen doen ons ernstig aan Jezus’ woorden in Matthéüs 24:34 denken: „Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.” In plaats dat Jehovah zal toelaten dat de mens de schitterende planeet waarop wij leven tot een radioactieve leegte maakt, heeft hij de waarschuwing geuit dat hij zal „verderven wie de aarde verderven”. — Openb. 11:18.
14 Toen de in Matthéüs hoofdstuk 24 opgetekende treffende profetie van Jezus derhalve met het uitbreken van de eerste Wereldoorlog in 1914 in vervulling begon te gaan, had het geloof dat door de nauwkeurige vervulling van deze profetie in het hart van mensen over de gehele wereld werd opgewekt tot resultaat dat zij het door hem voorzegde werk ter hand namen: „Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.” — Matth. 24:14.
HET GELOOF DOOR WERKEN TONEN
15. Welke demonstratie van geloof wordt er thans gegeven?
15 Er bevinden zich onder Jehovah’s getuigen thans mensen met de meest uiteenlopende religieuze achtergrond, van alle rassen en uit alle maatschappelijke kringen, die verenigd samenwerken om de wonderbaarlijke hoop van Gods koninkrijk bekend te maken. Dit is een ’duidelijke demonstratie van de werkelijkheid, alhoewel die nog niet als zodanig wordt gezien’. Over de gehele wereld demonstreren steeds meer mensen met deze overtuiging hun geloof door hun bedieningsactiviteit, waarbij zij alle soorten van mensen in Gods Woord onderwijzen (Ps. 110:3). Als antwoord op de bewering dat er, zolang er mensen op aarde zijn, altijd oorlogen, partijstrijd en onenigheden zullen zijn, vormt de door Jehovah’s getuigen getoonde eenheid van geloof en broederschap een krachtige bevestiging van de eenheid en eensgezinde handelwijze die er onder de Koninkrijksregering van Christus Jezus zal bestaan. — 2 Kor. 10:5; Joh. 13:35; 1 Kor. 1:10.
16. Waarmee moet ons geloof gepaard gaan, willen wij leven verkrijgen? Welke illustratie kunt u geven?
16 Na uitvoerige details van het teken dat de laatste dagen van dit samenstel van dingen zou kenmerken, gegeven te hebben, waarbij hij op zijn minst 29 punten besprak, voorzei Jezus dat deze bekendmaking een scheiding onder de bevolking der natiën tot gevolg zou hebben, waarbij de op schapen gelijkende personen aan de rechterhand van de Koning zouden worden geplaatst, terwijl de bokken naar de linkerkant — een positie van ongenade en verwerping — zouden gaan. Merk op dat de „bokken”-klasse niet ten gevolge van oppositie tegen de boodschappers van het Koninkrijk, en ook niet wegens grove immoraliteit, ja, zelfs niet wegens een gebrek aan geloof, werd veroordeeld, maar omdat degenen die tot deze klasse behoren, niet in overeenstemming hadden gehandeld met de kennis die zij bezaten. Zij erkenden Jezus als Heer, want zij zeiden: „Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig . . . en hebben . . . U niet gediend?” Hij antwoordde: „Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze minsten niet gedaan hebt, hebt gij het ook aan Mij niet gedaan” (Matth. 25:44, 45). De vraag rijst derhalve: Spoort ons geloof ons tot dienst aan en tot het innemen van een positie aan de rechterhand van gunst? Verrichten wij het werk dat voor deze tijd is aangegeven, namelijk het bekendmaken van het goede nieuws van het Koninkrijk? Of is ons geloof feitelijk dood, doordat het, evenals een lichaam zonder adem, geen aandrijvende kracht bezit? — Jak. 2:20, 26.
17. (a) Bestaat er een basis voor geloof in het verslag over de Vloed? (b) Waarom is dit verslag voor ons thans van belang?
17 Dat meer dan 968.000 mannen, vrouwen en kinderen over de gehele wereld hun tijd en energie als Jehovah’s getuigen aan bedieningswerkzaamheden besteden, dient aansporend te zijn voor ons geloof. Het schriftuurlijke bericht toont bovendien aan dat er ten tijde van de Vloed een soortgelijk werk werd verricht. Noach verrichtte dienst als een prediker van rechtvaardigheid, maar de mensen negeerden de door God gegeven waarschuwing totdat het te laat was en de vloed kwam en hen allen wegvaagde. Houd in gedachten dat deze vloed geen mythologisch verhaal is; hij komt voor in het geïnspireerde schriftuurlijke bericht en wordt door archeologische en geologische vondsten bevestigd (Zie The Deluge Story in Stone door B. C. Nelson). B. Silliman, vroeger hoofd van de afdeling geologie aan de Yale-universiteit, zei hierover: „Er is over de Zondvloed slechts één mening mogelijk: de schriftuurlijke beschrijving van de gebeurtenis wordt volledig door de geologie bevestigd.” Jezus, die wist dat de Vloed een historische gebeurtenis was, zei profetisch: „Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van den Zoon des mensen zijn.” Ons geloof wordt dus via vele bronnen bevestigd. — Matth. 24:37.
18. Welke handelwijze dienen wij volgens de Schrift te volgen om veiligheid te vinden?
18 Wij moeten thans het leiderschap van de Grotere Noach, Christus Jezus, accepteren voordat de reinigende storm van Armageddon over het samenstel van deze oude wereld losbarst om ruim baan te maken voor de nieuwe wereld van rechtvaardigheid (Hand. 4:12). Wanneer u zich op een onbeschutte plaats zou bevinden en een verschrikkelijke storm zag naderen, zou u een betrouwbare schuilplaats zoeken. Na een dergelijke plaats van bescherming ontdekt te hebben, zou u niet koppig weigeren er binnen te gaan tenzij u deze plaats via het noorden, het oosten of het westen zou kunnen betreden, terwijl de enige ingang zich aan de zuidzijde bevond. Wanneer u nu bemerkt dat de gebeurtenissen van onze tijd nauwkeurig in Jehovah’s Woord zijn voorzegd en dat daarin de enige weg tot redding door bemiddeling van Jezus staat aangegeven, waarom zou u de voorziening voor het verkrijgen van zekerheid dan verwerpen? Sluit niet uw ogen voor deze voorziening omdat u nu eenmaal in de religieuze leringen van het oosten, het westen, het noorden of het zuiden bent grootgebracht, maar handel verstandig door de bewijzen in aanmerking te nemen en vervolgens te besluiten waarop u uw geloof zult bouwen. Jehovah is jegens niemand partijdig, maar hij nodigt allen die geloof oefenen uit om deze hedendaagse „ark” van veiligheid, het nieuwe samenstel van dingen dat God door bemiddeling van Jezus Christus bouwt, binnen te gaan. — Joh. 10:9; Joël 2:32.
LEVEN DOOR MIDDEL VAN GELOOF
19. Op welke wijze en waarom dienen wij ons geloof te oefenen?
19 In Johannes 3:16 (NW) lezen wij; ’Een ieder die in hem geloof oefent, zal niet vernietigd worden, maar eeuwig leven hebben.’ Het is belangrijk om op te merken dat dit geloof niet slechts passief is, maar iets wat geoefend moet worden door het voorrecht van het bedieningswerk dat Jezus zijn discipelen opdroeg, te accepteren. Paulus legde dit punt verder aan de Filippenzen uit door melding te maken van „het offer en de openbare dienst waartoe geloof u heeft geleid” (Fil. 2:17, NW). Thans wordt deze openbare dienst door Jehovah’s getuigen verricht, die hun bedieningswerk in 188 landen over de gehele wereld ten uitvoer brengen. Hoe belangrijk het is dat iedereen hier een aandeel aan heeft, werd krachtig in Paulus’ opmerkingen aan de Romeinen uiteengezet. Hij spreekt daarin over „het ’woord’ des geloofs, dat wij prediken” en toont aan dat wij, wanneer wij ons geloof oefenen door aan de bedieningsactiviteit deel te nemen, de prijs van het leven zullen ontvangen, want hij zegt: „Met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding.” — Rom. 10:8-10, NW.
20. Door middel waarvan voorziet Jehovah in de geestelijke behoeften van zijn volk?
20 Ons geloof leidt ons ertoe te verwachten dat Jehovah, evenals in de eerste periode van de christelijke organisatie, voor het volbrengen van zijn wil een organisatie op aarde heeft, zodat dit geweldige, wereldomvattende predikingswerk op een systematische en ordelijke manier ten uitvoer gebracht kan worden. Zoals Jezus van tevoren wist, zou de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse, bestaande uit de gezalfde getuigen van Jehovah, dan ook nog steeds aanwezig zijn om het geestelijke voedsel te verschaffen dat zijn dienstknechten nodig zouden hebben (Matth. 24:45, NW). Terwijl de mensen in vele delen der wereld atheïstische, en voor het geloof verderfelijke theorieën krijgen voorgeschoteld, kunnen wij erop vertrouwen dat Jehovah’s organisatie de leden van Gods volk het geestelijke voedsel zal geven dat zij nodig hebben om geestelijk sterk te blijven. Om in deze behoefte te voorzien worden er van elke uitgave van De Wachttoren thans 4.000.000 exemplaren in 64 talen verspreid.
21. Wat omvat ’het doen van de wil van de Vader’?
21 Wie zal dit geestelijke voedsel naar de mensen brengen? Wanneer u tot degenen behoort die altijd hebben geleerd dat God alleen maar van de mensen verwacht dat zij naar de kerk komen om daar te zitten luisteren, waardoor zij hoorders en geen daders van het woord zijn, beschouw dan Jezus’ woorden in Matthéüs 7:21 eens: „Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is.” Voor Jehovah’s volk in deze tijd is het Gods wil dat zij mensen van alle natiën tot discipelen maken door hen te onderwijzen en te dopen, en dit betekent dat zij actief in de bediening moeten werken in plaats dat hun geloof een passieve vorm van pseudo-christendom is. Handel, wanneer u Gods Woord bestudeert en aldus uw geloof op kennis bouwt, in overeenstemming met de schriftuurlijke raad om met degenen om te gaan die geloof stellen in zijn Woord en spreek vervolgens uit een vol hart over datgene wat u hebt geleerd en wat u gelooft. Wanneer u dit doet, zult u de vreugden en zegeningen gaan smaken die in Jehovah’s organisatie met het oefenen van een waar geloof gepaard gaan. — Hebr. 10:25; Jak. 1:22.
22. Waarom hebben sommigen geen geloof? Wat dient derhalve onze wens te zijn?
22 Bedenk dat u, wanneer u om inzicht vraagt, dit in geloof moet doen. Degenen die voortdurend aan twijfel onderhevig zijn en geen beslissing kunnen nemen, zullen nooit de rijke geestelijke zegen ontvangen welke degenen die hun vertrouwen op Jehovah stellen, ten deel valt (Jak. 1:5-8; Rom. 10:17). In 2 Thessalonicenzen 3:2, 3 (LV) verklaart Paulus duidelijk: „Het geloof is niet aller deel. Maar de Heer is getrouw, die u zal versterken.” Volg dus, in plaats dat u het voorbeeld van de spotters volgt, die Jehovah’s wonderbaarlijke voornemens belachelijk maken, de verstandige handelwijze door vol ontzag voor de Schepper te zijn, de wens te koesteren zijn wil ten uitvoer te brengen en hem van ganser harte te dienen. Doe in uw gebeden tot Jehovah hetzelfde verzoek als de discipelen aan Jezus deden: „Geef ons meer geloof.” — Luk. 17:5.
23. Wat kan geloof tot stand brengen?
23 Zoals Jezus zo krachtig illustreerde, kan zelfs een klein geloof, hoe zwak het in het begin ook mag zijn, grote dingen tot stand brengen. Hij zei: „Indien gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzamen.” Net zoals Jezus, door de kracht van Gods geest en door geloof te oefenen, in zijn dagen wonderbaarlijke genezingen en gezondmakingen van door demonen bezeten mensen tot stand bracht, kunnen wij thans de zelfs nog grotere zegen van geestelijke genezing ontvangen, hetgeen leven in Gods nieuwe wereld zal betekenen. Geloof is echter een onontbeerlijk vereiste. — Luk. 17:6, 19.
24. Welke verzekering voor ons geloof heeft Jezus gegeven?
24 Toen de Farizeeën aan Jezus vroegen wanneer Gods koninkrijk zou komen, gaf hij hun ten antwoord: „Het rijk Gods komt niet met uiterlijke vertooning.” Wanneer wij wachten totdat wij het zien, is het te laat; daarom is er nu geloof voor nodig om met het predikingswerk voorwaarts te gaan. Jezus geeft ons echter de verzekering: „Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” Net zoals wij vertrouwen hebben in de bestendigheid van de hemelen en de aarde, kunnen wij vertrouwen hebben in de bestendigheid van Gods Woord en in de wonderbaarlijke vooruitzichten op toekomstig leven onder zijn Koninkrijksheerschappij van rechtvaardigheid. — Luk. 17:20, Lu; Matth. 24:34, 35.