Hoe kunt u ware zekerheid vinden?
„Schep ook heerlijke verrukking in Jehovah, en hij zal u de beden van uw hart geven.” — Ps. 37:4.
1. Waar zal in elk opzicht ware zekerheid worden gevonden?
GODS nieuwe ordening zal een plaats van algehele zekerheid zijn. Over de gehele aarde zal de profetie van Micha 4:4 in vervulling gaan, want vredelievende mensen zullen „ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven”. Ja, „de zachtmoedigen . . . zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede” (Ps. 37:11). Hoewel er zelfs thans een mate van zekerheid, vooral in geestelijk opzicht, kan worden aangetroffen onder degenen die Jehovah aanbidden, zal algehele zekerheid op alle gebieden van het leven alleen in die nieuwe ordening, die door God zal worden ingevoerd, verwezenlijkt worden. Wat zal het een wonderbaarlijke tijd zijn wanneer Jehovah, door middel van zijn hemelse koninkrijk, zulke overvloedige materiële zegeningen en zulk een blijvende zekerheid verschaft dat het dagelijkse leven een „heerlijke verrukking” zal zijn!
2, 3. Welke voordelen zal de Koninkrijksheerschappij zoal verschaffen? (Jes. 32:1, 2)
2 Het vluchtelingenprobleem van ontheemde personen, die moesten vluchten uit gebieden waar wrede dictatoriale regeringen heersen, zal dan niet meer bestaan. Noch zal er van de zijde van jong of oud enige vrees bestaan dat men in afschuwelijke oorlogen wreed van elkaar gescheiden zal worden, want „zij zullen, natie tegen natie, geen zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren” (Micha 4:3). Er zal vrede heersen, omdat de gehele mensheid gezegend zal worden door de grote Bevrijder, over wie er staat geschreven: „Hij richte de ellendigen van het volk, hij redde de zonen van de arme, en hij verbrijzele de bedrieger. . . . In zijn dagen zal de rechtvaardige uitspruiten, en overvloed van vrede, totdat de maan niet meer is. En hij zal onderdanen hebben . . . tot de einden der aarde.” — Ps. 72:4-8.
3 Die zekerheid zal ook niet door armoede, honger of gebrek worden ontsierd. Gods Woord belooft dat er „volop koren op aarde [zal] blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn” (Ps. 72:16). Ja, „het geboomte van het veld moet zijn vrucht geven, en het land zelf zal zijn opbrengst geven” (Ezech. 34:27). Wij kunnen het vertrouwen hebben dat dit het geval zal zijn, aangezien Jezus Christus, de aangestelde Koning van Gods koninkrijk er op aarde blijk van heeft gegeven grote mensenmenigten van voldoende voedsel te kunnen voorzien. — Mark. 8:19, 20.
KIJKT U IN DE JUISTE RICHTING?
4, 5. (a) Wat staat op het ogenblik op het spel? (Vergelijk Deuteronomium 30:15, 16) (b) Hoe alleen kunnen wij leven verwerven?
4 Hoe zullen wij, met het oog op wat de toekomst in Gods nieuwe ordening inhoudt, de dingen bezien waarnaar de wereld thans voor zekerheid opziet, zoals iemands huis, bankrekening, baan of gerieven op materieel gebied? Zou het verkeerd zijn deze dingen thans te hebben, aangezien Jehovah de mens heeft geschapen om zich in materiële zegeningen te verheugen? Neen, er kan niet gezegd worden dat zulke dingen op zichzelf genomen fout zijn. Jehovah heeft ons met het mentale, emotionele en fysieke vermogen geschapen om ons in goede dingen te verheugen. En hij belooft ons in zijn nieuwe ordening de allerbeste dingen op materieel gebied te zullen geven. Maar op dit tijdstip in de geschiedenis is de vraag niet of wij werden geschapen om ons in materiële zegeningen te verheugen. Op het ogenblik staat niets minder dan ons leven op het spel.
5 De vervulling van bijbelse profetieën duidt erop dat wij heel, heel ver gevorderd zijn in de „laatste dagen” van dit huidige, goddeloze samenstel van dingen (2 Tim. 3:1-5). Binnenkort zal God zijn ongunstige oordeel aan dit samenstel voltrekken, hetgeen een tijd van weergaloze benauwdheid voor deze wereld tot gevolg zal hebben (Dan. 12:1). Toch toont Gods Woord aan dat er „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen”, „uit de grote verdrukking” zal komen (Openb. 7:9, 14). Deze mensen zullen in leven blijven omdat zij Gods goedkeuring en bescherming genieten en niet wegens eventuele materiële voordelen die zij misschien bezitten. Jezus zei: „Ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit” (Luk. 12:15). Eeuwig leven in Gods nieuwe ordening is alleen mogelijk door Jehovah te kennen en zijn goedkeuring te genieten. — Joh. 17:3.
6. Zal enig deel van dit huidige goddeloze samenstel zekerheid verschaffen? (Psalm 146:3)
6 Niets wat deze wereld op het gebied van zekerheid heeft te bieden, zal iets te betekenen hebben wanneer Gods toorn tegen de huidige menselijke stelsels losbarst. En alle politieke, religieuze, militaire en economische stelsels die de mensheid thans beheersen, zullen tenietgedaan worden. Ze zullen dus beslist geen zekerheid kunnen bieden (Openb. 6:16, 17). Wat thans krachtig lijkt en bescherming lijkt te bieden, zal verbrokkelen als Gods vernietigende strijdkrachten toeslaan. In de oudheid vertrouwden velen erop dat sterke paarden zekerheid zouden verschaffen en in tijden van moeilijkheden ontkoming zouden bieden. Gods Woord zegt evenwel: „Het paard is een bedrog voor redding, en door de overvloed van zijn vitale kracht verschaft het geen ontkoming” (Ps. 33:17). Ook thans zullen schijnbaar krachtige door mensen gemaakte stelsels of materiële voordelen geen betere zekerheid of ontkoming verschaffen. „Redding behoort Jehovah toe” en is niet toe te schrijven aan het een of andere samenstel of werk van mensen. „De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming.” — Ps. 3:8; Spr. 18:10.
7, 8. Hou zouden passagiers op een zinkend schip de materiële voordelen ervan beschouwen?
7 De situatie van de mensen in deze tijd kan vergeleken worden met de situatie van passagiers op een schip. Er is niets verkeerds aan de materiële voordelen die een schip normaal verschaft: het voedsel dat aan boord is, kan smakelijk en voedzaam zijn, de hutten warm en gerieflijk, en andere diensten en voordelen aangenaam. Wat gebeurt er echter als het schip in aanvaring komt met het een of andere voorwerp en begint te zinken? Beschouwt u bijvoorbeeld eens wat er in 1912 met het beroemde schip „Titanic” gebeurde. „Experts hadden het schip onzinkbaar geacht”, zegt een encyclopedie. Hoeveel ware zekerheid was er echter op de „Titanic”, met al zijn materiële voordelen, toen het in aanvaring kwam met een ijsberg en zonk? In het geheel geen zekerheid. Het schip ging ten onder, waarbij ongeveer 1500 opvarenden de dood vonden.
8 Als u op de „Titanic” was geweest, waar zou u zich dan om hebben bekommerd nadat het schip was begonnen te zinken? Hoewel u de vroegere materiële voordelen van het schip niet zou veroordelen, zou u ze nu als absoluut onbelangrijk beschouwen, niet waar? Het belangrijkste in deze nieuwe situatie zou zijn uw leven te redden. U zou iemand erg dwaas en zelfs geestelijk onevenwichtig vinden wanneer hij al zijn energie zou gebruiken om te trachten een betere slaapgelegenheid, betere maaltijden of andere voordelen op het schip te verkrijgen als het binnen enkele uren onder de golven zou verdwijnen!
9, 10. Hoe dient, met het oog op waar wij ons in de stroom des tijds bevinden, onze houding ten opzichte van materiële dingen te zijn? (Fil. 3:7, 8)
9 Binnenkort zal dit huidige samenstel van dingen worden vernietigd en ten onder gaan. Er kan nu dus geen ware zekerheid in worden aangetroffen, want geen enkel deel ervan zal blijven bestaan. Gods hemelse koninkrijk „zal al deze koninkrijken” die er thans zijn „verbrijzelen en er een eind aan maken” en alleen Gods hemelse regering zal „tot onbepaalde tijden blijven bestaan” (Dan. 2:44). En aangezien Jezus heeft voorzegd dat deze komende tijd van oordeel van de zijde van God, gekenmerkt zou worden door „een grote verdrukking . . . [zoals] er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen”, is het duidelijk dat er veel mensenlevens alsook stoffelijke bezittingen verloren zullen gaan. — Matth. 24:21.
10 Thans, in het jaar 1977, bevinden wij ons in het drieënzestigste jaar gerekend vanaf de herfst van het kritieke jaar 1914. Op grond van de gebeurtenissen die in onze tijd als een vervulling van bijbelse profetieën plaatsvinden, is het duidelijk dat het huidige goddeloze samenstel binnenkort zijn genadeslag zal ontvangen. Welke houding zullen wij derhalve aan de dag leggen? Dit hangt ervan af. Waarvan? Het hangt af van wat wij ons ten doel stellen. Indien wij ons ten doel stellen eeuwig leven in Gods nieuwe ordening te verkrijgen, zullen wij alles doen wat in ons vermogen ligt om Jehovah te zoeken, zijn wil te leren kennen en deze naar ons beste vermogen te doen. De stoffelijke dingen van de wereld zullen niet onze belangrijkste zorg zijn. In plaats daarvan zullen wij, „wanneer wij . . . voedsel en kleding hebben, . . . daarmee tevreden zijn”. — 1 Tim. 6:8.
11. (a) Kunnen alleen rijke mensen materialistisch zijn? (b) Waarom is het kortzichtig materiële bezigheden thans tot onze belangrijkste zorg te maken?
11 Toen Jezus waarschuwde: „Vergaart u niet langer schatten op aarde”, besefte hij ten volle hoe tijdelijk en onzeker eventuele schatten in dit huidige samenstel van dingen zouden zijn (Matth. 6:19). Ook gold deze raad niet slechts voor rijke personen; arme mensen kunnen er net zo vervuld van zijn materiële rijkdom te verwerven en te vergaren. Mensen onthullen hun ware motieven door datgene wat zij zich, ongeacht hun financiële positie, in het leven ten doel stellen. „Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn”, zei Jezus (Matth. 6:21). Indien iemand er voortdurend moeite voor doet om steeds meer materiële dingen te verzamelen, zoals een groter en beter huis, meer geld op de bank, een betere baan, en dit alles ongeacht de consequenties die dit heeft, verraadt hij dat hij in werkelijkheid de dingen van de wereld begeert. Hij bewijst door zijn werken dat zijn geest voornamelijk op de voordelen van het huidige samenstel is gericht. Maar wat is dit kortzichtig, want „alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid”. — 1 Joh. 2:16, 17.
VAN HET VERLEDEN LEREN
12. Wat was er verkeerd aan de handelwijze van de mensen in Noachs tijd?
12 Wij kunnen ons voorstellen met welk een spot die goddeloze mensen Noach en zijn gezin in de dagen vóór de Vloed hebben overladen omdat zij zoveel van hun tijd aan het doen van Jehovah’s wil besteedden. Natuurlijk moesten zij werken om in hun dagelijkse levensbehoeften te voorzien en ervoor te zorgen dat zij een plaats hadden om te wonen, maar hun activiteiten waren daar niet geheel en al op geconcentreerd. De rest van die wereld concentreerde zich hier echter wel op, zodat er gezegd kon worden dat zij „aten en . . . dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging” (Matth. 24:38). Maar als excessen worden vermeden, is er dan iets verkeerds aan eten of drinken of aan trouwen? Neen, want Jehovah heeft die dingen zelf ingesteld toen hij de man en de vrouw schiep. Het verkeerde bestond hierin dat die mensen in een oordeelstijd, toen leven of dood op het spel stond, zo dwaas waren zich geheel en al op zulke bezigheden te concentreren en geen aandacht te schenken aan Gods wil.
13. Hebben de materiële bezittingen van de mensen in die tijd hun zekerheid verschaft? Hebben Noachs bezitten hem zekerheid verschaft?
13 Jezus zei over die mensen: „Zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde” (Matth. 24:39). Ja, zij zullen Noach misschien „vreemd” gevonden hebben omdat hij materiële voordelen opgaf ten einde zich op het bouwen van de ark en op de prediking te concentreren. Maar wat voor nut wierp het voor de mensen af dat zij materiële dingen hadden nagestreefd en op „pleziertjes” uit waren geweest? Helemaal geen blijvend nut. Zij verloren niet alleen hun bezittingen, maar zelfs hun leven, daar die wereld door water werd vernietigd (2 Petr. 2:5). Merk ook zorgvuldig het volgende op: Wat voor nut wierpen de huizen en bezittingen van Noach, en van zijn zonen en hun vrouwen voor hen af? Ze verschaften evenmin enige zekerheid. De ark was de plaats waar zekerheid kon worden aangetroffen. En toen de tijd aanbrak dat zij hun huizen moesten verlaten, aarzelden zij niet. Zij hadden zich voor het verkrijgen van zekerheid niet op deze bezittingen verlaten, zodat zij er zonder enig probleem afstand van konden doen. — Gen. 6:22.
14. Welk verlies leden allen in Sodom en Gomorra, maar welk verschil bestond er in het geval van Lot en zijn dochters? (Luk. 9:62)
14 Toen Jehovah eeuwen later Sodom en Gomorra wegens hun grove goddeloosheid vernietigde, hoeveel werd er toen van de huizen en bezittingen in die steden overgelaten? Niets! Toen Lot en zijn gezin Sodom verlieten, konden zij erg weinig met zich meenemen. Hun huis, hun meubilair en bijna al hun bezittingen werden ook vernietigd. Lot en zijn dochters beseften echter dat hun leven veel belangrijker was. Zij zagen in waar het om ging. Wegens hun geloof en hun gehoorzaamheid aan Jehovah’s instructies werden zij gespaard. De andere inwoners van de steden en hun bezittingen werden echter niet gespaard. Jezus zei dan ook over de dagen van Lot: „Zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag dat Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en vernietigde hen allen.” Met inbegrip van wie? Droevig genoeg met inbegrip van Lots vrouw. Tijdens de vlucht was zij ongehoorzaam en keek zij om naar wat zij hadden achtergelaten, en verloor haar leven. — Gen. 19:26; Luk. 17:28, 29.
15. Waarom vergeleek Jezus onze tijd met die van Noach en Lot?
15 Jezus zei dat het in de komende „grote verdrukking” net zo zou gaan als in de dagen van Noach en ook van Lot. De grote meerderheid van de aardbewoners zou zich niets van God en zijn wil aantrekken. Als gevolg daarvan zouden al deze mensen hun leven verliezen. En als iemand dood is, hoeveel kan hij dan van zijn stoffelijke bezittingen genieten? Niets, maar dan ook niets. Dit zal echter niet het geval zijn met degenen die willen blijven leven en die zich voor zekerheid tot God wenden. Zij zullen niet toelaten dat zij door zorgen op materieel gebied verstrikt raken. Zij zijn daarentegen gereed „op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden” alle materiële bezittingen in de steek te laten. Jezus zei namelijk: „Laat degene die zich op die dag op het dak bevindt, maar wiens huisraad in het huis is, niet naar beneden komen om het op te halen, en laat insgelijks degene die zich buiten op het veld bevindt, niet terugkeren tot de dingen die hij heeft achtergelaten. Denkt aan de vrouw van Lot.” — Luk. 17:30-32.
16. Leden de christenen verliezen toen Jeruzalem in 70 G.T. werd vernietigd?
16 Hoe groot zal de vernietiging van materiële dingen in de komende „grote verdrukking” zijn? De tijd zal dit uitwijzen. Volgens de hierboven aangehaalde voorbeelden uit de bijbelse geschiedenis was er echter sprake van een enorm materieel verlies, met inbegrip van veel materieel verlies voor Gods volk. Dat was ook de ervaring in 70 G.T., toen Romeinse legers Jeruzalem verwoestten. De christenen hadden voordien hun huis moeten verlaten, waarbij zij misschien slechts enkele dingen konden meenemen die zij gemakkelijk konden dragen (Luk. 21:20, 21). Wat gebeurde er met degenen die niet weggingen? Zij verloren niet alleen hun huis en bezittingen aan de Romeinen, maar waarschijnlijk ook hun leven. Hoewel de christenen die uit de stad wegvluchtten, ook hun huis en bijna al hun bezittingen verloren, ontkwamen zij aan de dood en behielden zij hun vrijheid. Zo is het ook in de komende grote verdrukking mogelijk dat er grote materiële verliezen geleden worden. Hoe zou u zo’n persoonlijk verlies bezien?
17. Waarom maakt men een droevige fout wanneer men voor zekerheid in de verkeerde richting kijkt? (Zef. 1:18)
17 Denk nu derhalve na: Waarin stelt u werkelijk vertrouwen voor het verkrijgen van zekerheid? In „goud” of in God? Waarop zijn uw geest en hart geconcentreerd — op de dingen van dit samenstel of op Gods nieuwe ordening? Blijkt uit uw daden en uw levenswijze vanwaar u zekerheid verwacht? Wat een droevige fout zou het zijn om op dit late tijdstip voor zekerheid in de verkeerde richting te kijken! Het is zoals in Job 31:24-28 staat: „Indien ik het goud tot mijn vertrouwen heb gesteld, of tot het goud heb gezegd: ’Gij zijt mijn vertrouwen!’ Indien ik mij placht te verheugen omdat mijn bezit veel was, en omdat mijn hand heel veel dingen gevonden had; . . . zou ook dat een dwaling zijn ter attentie van de rechters, want ik zou de ware God daarboven hebben verloochend.”
18. Welk opwindende vooruitzicht is weggelegd voor degenen die voor het ontvangen van zekerheid in de juiste richting kijken?
18 Met het oog op de ophanden zijnde instorting van menselijke stelsels en het grote materiële verlies dat erop zou kunnen volgen, zou het inderdaad kortzichtig zijn ons er niet in mentaal opzicht op voor te bereiden. Als u het leven liefhebt en wilt blijven leven, raak dan niet aan iets materieels gehecht. „Waardevolle dingen zullen niet baten op de dag der verbolgenheid, maar rechtváárdigheid zal van de dood bevrijden.” „Wie op zijn rijkdom vertrouwt — hijzelf zal vallen; maar net als loof zullen de rechtvaardigen gedijen” (Spr. 11:4, 28). Zulke „rechtvaardigen” zullen Gods nieuwe ordening worden binnengeleid, om daar een aandeel te hebben aan het opwindende werk dat erin bestaat de gehele aarde tot een Paradijs te maken, een liefelijk tehuis waar zij zich in eeuwig leven zullen verheugen. Aangezien zij in de juiste richting hebben gekeken, zullen zij „werkelijk in zekerheid wonen, zonder dat iemand hen doet beven”. — Ezech. 34:28.
[Illustratie op blz. 423]
Zou u zich om het verkrijgen van meer materiële gerieven bekommeren als het schip waarop u zich bevond, zinkende was?