Vragen van lezers
● Jezus heeft gezegd dat „dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden”. Welk geslacht is dit, en hoe lang duurt het?
Toen Jezus’ apostelen hem om een „teken” van zijn tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen vroegen, gaf hij zijn beroemde profetie over toekomstige oorlogen, hongersnoden, aardbevingen en de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk, hetgeen allemaal vóór het einde zou plaatsvinden (Matth. 24, 25; Mark. 13; Luk. 21). Ook zei hij: „Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden.” — Matth. 24:34.
Zich baserend op de bijbel en zijn vervulling in de geschiedenis hebben Jehovah’s Getuigen er vaak op gewezen dat Jezus’ profetie twee toepassingen zou hebben: de eerste tussen 33 G.T. en de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T., en de tweede en grotere vervulling in deze „tijd van het einde” sinds 1914 G.T.
Sommige bijbelcommentators hebben echter niet volledig de betekenis weten te onderscheiden van dit tweeledige karakter van de profetie. Daarom hebben zij het erop gehouden dat Jezus met „geslacht” een ras of een volk bedoelde, zoals het joodse volk of de klasse der goddelozen, die de eeuwen door bestaan. Zij zouden zelfs kunnen verwijzen naar 1 Petrus 2:9, waar over de gezalfde christelijke gemeente wordt gesproken als „een uitverkoren geslacht”. Het Griekse woord in 1 Petrus 2:9 verschilt echter van het woord dat in Matthéüs 24:34 met „geslacht” is weergegeven.
Jezus doelde niet op een ras van mensen door de eeuwen heen, of op christenen in het algemeen. In de allereerste plaats verwees hij naar zijn luisteraars en de andere joden van zijn tijd. Een aanwijzing hiervoor is het feit dat Jezus eerder op die dag, toen hij de joodse religieuze leiders veroordeelde, over hun vermoorden van de profeten sprak en zei: „Al deze dingen zullen komen over dit geslacht” (Matth. 23:36). Deze woorden kwamen uit ten aanzien van het destijds levende geslacht toen de joden in Jeruzalem in 70 G.T. de vurige verwoesting van de stad beleefden (Luk. 3:16, 17). Dat was tevens het ’besluit van het joodse samenstel van dingen’ in de eerste vervulling van Jezus’ profetie.
Dit helpt ons het woord „geslacht” in Matthéüs 24:34 te begrijpen. In het algemene spraakgebruik kan „geslacht” gebruikt worden voor alle mensen die in dezelfde tijd leven of geboren worden. Het is duidelijk dat Jezus met het woord „geslacht” niet eenvoudig de joodse kinderen die in 33 G.T. waren geboren, bedoelde. Lukas verhaalt dat Jezus, nadat de Farizeeën hadden gevraagd wanneer het koninkrijk zou komen, zijn discipelen vertelde: „[De Zoon des mensen] moet . . . veel lijden ondergaan en door dit geslacht verworpen worden” (Luk. 17:20-25). Jezus werd stellig niet door pasgeboren baby’s verworpen. De toedracht van de gebeurtenissen toont aan dat het „geslacht” waarover hij in Matthéüs 24:34 sprak, degenen omvatte die toen naar hem luisterden en de anderen die de vervulling van zijn woorden vanaf 33 G.T. tot Jeruzalems verwoesting ook konden onderscheiden.
Wanneer het gaat over de toepassing in onze tijd, kan het „geslacht” logischerwijs niet van toepassing zijn op de baby’s die gedurende de Eerste Wereldoorlog werden geboren. Het is van toepassing op personen — Christus’ volgelingen en ook anderen — die in staat waren die oorlog en alles wat verder in vervulling van Jezus’ samengestelde „teken” gebeurde, waar te nemen. Sommigen van deze mensen ’zullen geenszins voorbijgaan totdat’ alles in vervulling gaat wat door Jezus is voorzegd, met inbegrip van het einde van het huidige goddeloze samenstel.
Jezus moedigde zijn volgelingen er niet toe aan te proberen precies uit te rekenen hoe lang dit „geslacht” duurt (Ps. 90:10). In plaats van te willen becijferen hoeveel jaren er nog hoogstens kunnen resteren voordat het einde komt, dienen christenen Jezus’ waarschuwing in gedachten te houden: „Waakt . . . want de Zoon des mensen komt op een uur waarvan gij het niet hebt gedacht.” — Matth. 24:42-44.
Wij hebben een overvloed van bewijzen dat Matthéüs hoofdstuk 24 nu in vervulling gaat, gedurende „het besluit van het samenstel van dingen”. Eén zo’n bewijs is de wereldomvattende prediking van het goede nieuws van het opgerichte Messiaanse koninkrijk, hetgeen zoals Jezus zei, verricht moest worden voordat het einde komt (Matth. 24:14). Dus in plaats van zich ertoe te laten overhalen over een datum te speculeren die wij niet kunnen weten, zullen ware christenen liever een actief aandeel hebben aan dat belangrijke predikingswerk, terwijl zij met vertrouwen vooruitzien naar de vervulling van Jezus’ woorden over „dit geslacht” in Matthéüs 24:34.