Dienen met de getrouwe „slaaf”
„Zie! Ik kom als een dief. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn bovenklederen bewaart.” — Openb. 16:15.
1. Hoe zijn Jesaja 6:8 en Romeinen 10:18 speciaal in vervulling gegaan met betrekking tot Jehovah’s volk in deze tijd?
„HIER BEN IK! Zend mij.” In de geest van deze woorden van de profeet Jesaja hebben grote aantallen rechtgeaarde personen zich in de afgelopen jaren aan de Soevereine Heer Jehovah aangeboden om voor hem dienst te verrichten. En met welk resultaat? Het vreugdevolle goede nieuws dat Jehovah zijn hemelse koninkrijk in handen van zijn Zoon Jezus Christus heeft opgericht, is „tot de uiteinden der bewoonde aarde” bekendgemaakt. Degenen die grote offers hebben gebracht om een volledig aandeel aan dit grootse werk te hebben, zijn rijkelijk gezegend. — Jes. 6:8; Rom. 10:18.
2. (a) Hoe moeten Jesaja’s woorden „Hoe lang, o Jehovah?” worden toegepast? (b) Wat geeft Jehovah’s antwoord voor ons in deze tijd te kennen?
2 In de loop der tijd hebben Gods dienstknechten bittere beproevingen en vervolgingen moeten verduren, en velen van ons zijn oud geworden in Jehovah’s dienst. Evenals de getrouwe Jesaja hebben wij erin moeten volharden om steeds weer opnieuw aan mensen getuigenis te geven wier hart „onontvankelijk” is, wier oren „ongevoelig” zijn en wier ogen zijn ’dichtgestreken’, als gevolg waarvan zij de glorierijke boodschap van Gods koninkrijk dat thans in werking is, niet kunnen herkennen. Net als Jesaja zullen wij af en toe misschien wel de vraag gesteld hebben: ’Hoe lang, o Jehovah, zullen deze mensen zulk een koppigheid aan de dag blijven leggen?’ Jehovah antwoordt: „Totdat de steden werkelijk tot puinhopen instorten, om zonder inwoner te zijn, en de huizen zonder aardse mens zijn, en de grond zelf geruïneerd is tot een woestenij; en Jehovah de aardse mensen werkelijk ver verwijdert, en de verlaten toestand inderdaad zeer uitgestrekt wordt in het midden van het land.” — Jes. 6:10-12.
3. (a) Wat zal onze voortdurende ijverige Koninkrijksdienst tot resultaat hebben? (b) Met welke beweegreden moeten wij Jehovah dienen?
3 Geduldig en ijverig moeten wij er in de mate die Jehovah zich heeft voorgenomen mee voortgaan het Koninkrijksgetuigenis te geven. En als wij vasthouden aan „de volle verzekerdheid van de hoop”, kunnen wij het stellige vertrouwen hebben dat ’God niet onrechtvaardig is, zodat hij ons werk en de liefde die wij voor zijn naam hebben getoond, zou vergeten’ (Hebr. 6:10-12). Hoe groots is ons voorrecht onze God Jehovah uit pure liefde voor hem te dienen! — Mark. 12:28-31; 1 Tim. 1:5.
4. (a) Welk vertrouwen moeten wij met betrekking tot Jehovah’s voornemen hebben? (b) Welk grootse voorrecht genieten wij thans derhalve?
4 Jehovah’s wonderbaarlijke Koninkrijksvoornemen zal volledig en op tijd ten uitvoer worden gebracht (Jes. 55:11; Hebr. 10:37). Terwijl wij vol verlangen naar de spoedige vervulling van zijn kostbare Koninkrijksbeloften uitzien, moeten wij ons deel doen door zijn schitterende naam dankbaar te blijven loven. — 1 Kron. 29:11-13; Jes. 9:6, 7; 2 Petr. 1:4, 11.
5. (a) Welke verwachting hebben Jezus’ volgelingen altijd gehad? (b) Welke waarschuwing en raad geeft Paulus in Twee Thessalonicenzen?
5 De ware volgelingen van Christus Jezus hebben altijd in de verwachting van „het einde” dienst verricht. In Lukas 19:11 lezen wij dat Jezus’ discipelen „meenden dat het koninkrijk Gods zich ogenblikkelijk ging vertonen”. Toen Jezus later, na zijn opstanding, aan deze discipelen verscheen, vroegen zij hem: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?” (Hand. 1:6) En op een nog later tijdstip schreef Paulus aan christenen die vol verwachting naar het einde uitzagen: „Broeders, met betrekking tot de tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus en ons vergaderd worden tot hem, verzoeken wij u echter uw denken niet vlug in de war te laten brengen, noch opgewonden te raken hetzij door middel van een geïnspireerde uiting of door middel van een mondelinge boodschap of door middel van een brief die van ons afkomstig zou zijn, hierop neerkomende, dat de dag van Jehovah reeds is aangebroken.” In plaats daarvan moesten zij ’standvastig gemaakt worden in elke goede daad en elk goed woord’. — 2 Thess. 2:1, 2, 17.
6. Welke uitwerking had het op de eerste-eeuwse christenen dat de „dag van Jehovah” niet aanbrak?
6 Hoewel die eerste-eeuwse christenen hun hoop op die „dag van Jehovah” hadden gevestigd, heeft geen van hen de komst ervan mogen beleven. Heeft dit hun ijver en geloof aangetast? In het geheel niet! Ongeacht wanneer het goddeloze samenstel zou eindigen, het „goede nieuws van het koninkrijk” bleef even glorierijk, de dienst van het Koninkrijk even vreugdevol en hun gezegende verhouding tot Jehovah en zijn Christus even kostbaar. Hoewel zij het „einde” niet hebben beleefd, hebben zij het goede nieuws toch „in heel de schepping die onder de hemel is” gepredikt. — Kol. 1:23.
7. (a) Wat heeft Jehovah’s geduld in deze tijd tot resultaat gehad? (2 Petr. 3:15) (b) Waarom zal geen van Jehovah’s getrouwe dienstknechten reden tot teleurstelling hebben?
7 Hoe is de situatie echter in onze tegenwoordige tijd? Is Gods volk iets te kort gekomen doordat de grote dag van Jehovah nog niet over de goddelozen van de aarde is losgebarsten? Neen, want te zamen met het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s Getuigen bevinden thans ongeveer twee miljoen mensen zich in de plaats van geestelijke zekerheid (Ps. 91:9, 10). Ook al zullen sommigen misschien nog als gevolg van vervolging, ouderdom of andere oorzaken sterven, toch is hun opstanding iets wat zeker is (1 Thess. 4:13, 14). Degenen die zich blijven vergasten aan Gods Woord en die ijverig blijven in hun dienst voor God, zullen niet teleurgesteld worden. — Rom. 10:11.
8. Wat hebben Jehovah’s dienstknechten, zoals blijkt uit een uitgave van The Watch Tower in 1914, altijd van het allergrootste belang beschouwd?
8 Dit tijdschrift heeft vanaf 1879, toen het voor het eerst werd gepubliceerd, voortdurend tot zo’n van ganser harte geschonken Koninkrijksdienst aangemoedigd. Zo bevatte The Watch Tower van 1 januari 1914, bladzijde 3, bijvoorbeeld de volgende passage:
„Voor zover wij kunnen beoordelen, is het jaar 1914 het laatste jaar van wat in de bijbel de ’tijden der heidenen’ wordt genoemd — de periode waarin God de natiën der aarde heeft toegestaan de wereld naar hun beste weten te besturen. . . . Wij geloven dat het jaar 1914 grotere mogelijkheden van dienst voor de waarheid zal blijken te bieden dan enig voorafgaand jaar van de oogst. . . . Laten wij derhalve waakzamer zijn dan ooit om in de dienst van onze koning gebruikt te worden en bruikbaar te zijn. Laten wij in gedachten houden dat de ogenblikken en de uren belangrijk zijn en dat wij, ongeacht hoeveel zorgen des levens wij hebben, altijd enige tijd voor de dienst van de waarheid kunnen vinden.”
Jehovah’s getrouwe volk heeft de „dienst van onze koning” altijd als van het allergrootste belang beschouwd.
9. Welk duidelijk bewijs was er in 1914 van de vervulling van het „teken”?
9 Ja, tot 1914 had een kleine groep toegewijde christenen meer dan dertig jaar lang als de hedendaagse „getrouwe en beleidvolle slaaf” dienst verricht door de mededienstknechten van het huisgezin van God van geestelijk voedsel te voorzien (Matth. 24:45; Ef. 2:19-22; Gal. 6:10). En vervolgens, vanaf 1914, begonnen de profetieën waarop zij de aandacht hadden gevestigd, in de Eerste Wereldoorlog en andere „weeën der benauwdheid” in vervulling te gaan en werden zijzelf door de van oorlog bezeten natiën vervolgd. Het „teken” dat Christus was gekomen om „op zijn glorierijke [hemelse] troon plaats [te] nemen” en de natiën te gaan oordelen, was duidelijk zichtbaar (Matth. 24:3, 7-9; 25:31, 32). Wat zou de toekomst voor de „slaaf”-klasse brengen?
„GELUKKIG IS DIE SLAAF”
10. Welke profetie vervulde de Meester nu met betrekking tot de „slaaf”? (Luk. 12:42-44)
10 De Meester oordeelde de „slaaf” nu waardig verdere voorrechten te ontvangen, hetgeen in overeenstemming was met zijn profetische belofte:
„Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Voorwaar, ik zeg u: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen.” — Matth. 24:45-47.
11. Hoe reageerde de „slaaf” op de aanstelling door de Meester? (Vergelijk Handelingen 1:8.)
11 Wat zijn deze woorden op een wonderbare wijze vervuld! In het jaar 1919 ervoer Gods volk een volledige bevrijding uit de politiek-religieuze gevangenschap waarin zij gedurende de Eerste Wereldoorlog waren geraakt, en hun viel een grote vreugde ten deel toen Jehovah’s bezielende geest tijdens hun congres te Cedar Point, Ohio, V.S., op hen werd uitgestort. Energiek namen zij nu het werk ter hand door van een nieuw dienstinstrument, namelijk het tijdschrift Het gouden tijdperk (thans bekend als Ontwaakt!), gebruik te maken. Een verder hoogtepunt van geluk werd in 1922, op het congres te Cedar Point, bereikt, toen de oproep weerklonk: „Verkondigt, verkondigt, verkondigt, de Koning en zijn koninkrijk.” Het was duidelijk dat de Meester aan deze „slaaf” — met uitsluiting van de trouweloze christenheid — al zijn „bezittingen”, het vervullen van een Koninkrijksrol op aarde, had toevertrouwd. En waartoe zou de geïntensifieerde activiteit van deze gelukkige „slaaf” leiden?
12. (a) Hoe werd de ijverige activiteit van de „slaaf” beloond? (b) Wat beschouwen Jehovah’s dienstknechten, zoals in 1944 in The Watchtower werd vermeld, als van het allergrootste belang? (Matth. 24:14)
12 Jehovah had zijn gezalfde Getuigen rijkelijk gezegend omdat zij er in die jaren getrouw mee voortgingen het Koninkrijk bekend te maken (Matth. 25:21, 23). En later liepen zij over van vreugde toen de „grote schare”, die de hoop koestert eeuwig op deze aarde te leven, zich bij hen begon aan te sluiten (Openb. 7:4, 9). Tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog beliep het aantal van deze rechtschapen christenen ongeveer 140.000 personen. Nu vernamen zij dat er nog een groots werk verricht moest worden, en zij namen deze verantwoordelijkheid op zich met de houding die in The Watchtower van 15 september 1944, bladzijde 280 (De Wachttoren van 1 oktober 1945, blz. 165) wordt beschreven:
„Zij die wakker zijn, . . . zeggen niet, ’het is nog een lange tijd tot het einde, en overeenkomstig het hedendaagsche begrip der Bijbelsche chronologie, zullen de 6000 jaar van menschelijke geschiedenis eerst eindigen in de komende [zeventiger] jaren en tot op dit tijdstip hebben wij nog tijd genoeg den Heere voortdurend en onverdeeld te dienen’. Neen; de getrouwe wachters en dienstknechten maken zich niet druk over de chronologie, of het nu in de tweede of derde nachtwake is, of zelfs, [indien] de klaarblijkelijke verlenging van den tijd er ’n dag aan toevoegt. Zij houden hun oog en hart gericht op Jehova’s Koninkrijk en niet op den kalender.”
Tot op de huidige dag is het Koninkrijk het allerbelangrijkste. De „slaaf”-klasse en alle medewerkers moeten waakzaam vasthouden aan de vreugde van de Koninkrijksdienst, in het besef dat wie traag worden, in gevaar verkeren alles te verliezen. — Mark. 13:35-37; Matth. 25:26, 29.
13. Welke reden heeft de „slaaf” in deze tijd om gelukkig te zijn?
13 Op het ogenblik zijn meer dan 2.000.000 personen er actief mee bezig het Koninkrijk bekend te maken, en er ligt nog meer expansie in het verschiet, want de in 1976 gehouden Gedachtenisviering ter herdenking aan Jezus’ dood werd in ongeveer 40.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde, door in totaal 4.972.571 personen bijgewoond, van wie slechts 10.187 beleden tot de gezalfde „slaaf”-klasse te behoren. Wat is deze „slaaf” blij dat Jehovah’s ’geduld’ tot een bijeenvergadering heeft geleid die de aanvankelijke verwachtingen verre heeft overtroffen! — 2 Petr. 3:9; Jes. 60:8, 22.
WAAKZAAM NAAR DE MEESTER UITZIEN
14. Voor welke „bezittingen” draagt de „slaaf” thans zorg?
14 In 1971 werd er een begin mee gemaakt het Besturende Lichaam van de „slaaf”-klasse uit te breiden, opdat het in een ruimere mate geestelijk toezicht kon uitoefenen op de „bezittingen” van de Meester hier op aarde. Hiertoe behoort tevens de zorg voor de belangen van de „grote schare”. Ook moet er toezicht uitgeoefend worden op het gereedmaken van Koninkrijkspublikaties, het onderwijs dat aan Gods volk gegeven moet worden en de hulp die zij nodig hebben bij hun dienst in het veld.
15. (a) Hoe is het Besturende Lichaam van de „slaaf” in de loop der jaren gezegend? (b) Wat heeft tot de bestendigheid van de organisatie bijgedragen?
15 In de loop der jaren is het Besturende Lichaam van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” altijd nauw verbonden geweest met de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania, dat in 1884 rechtspersoonlijkheid verkreeg en dat noodzakelijke aangelegenheden voor Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld behartigt. Er bestaat geen twijfel over dat de eerste president van deze corporatie, C. T. Russell, op een bijzonder krachtige wijze door Jehovah werd gebruikt gedurende de periode waarin fundamentele bijbelse waarheden onder Gods ware aanbidders op aarde werden hersteld. Van 1917 tot 1942 diende J. F. Rutherford vervolgens als president, en hij heeft moedig gestreden tegen de krachtsinspanningen van de christenheid om Gods georganiseerde volk op aarde in diskrediet te brengen en te verwoesten. Vanaf 1942 is N. H. Knorr, die nog steeds als president van het Wachttorengenootschap dienst verricht, de stuwende kracht geweest die er energiek voor heeft gezorgd dat een grootscheepse bijbelse onderwijzingsveldtocht tot de uiteinden der aarde werd uitgebreid. Het bestuur dat deze getrouwe mannen en hun medewerkers in het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen hebben uitgeoefend, is op wonderbaarlijke wijze door Jehovah gezegend. Dat er in een tijdsbestek van bijna honderd jaar slechts drie verschillende mannen, elk met bekwaamheden die speciaal geschikt waren voor de behoeften van de tijd, als president van het Wachttorengenootschap dienst hebben verricht, wijst op goddelijke leiding en op de bestendigheid en stabiliteit van de organisatie.
16. (a) Hoe werd er in 1971 aan de behoeften in verband met de expansie voldaan, en in 1974? (b) Welke belangrijke wijziging werd in 1975 uitgewerkt, en wanneer werd de nieuwe regeling van kracht?
16 Om aan verdere eisen in verband met expansie te voldoen, werden er in 1971 regelingen voor getroffen het aantal „oudere mannen” die als Besturend Lichaam van Jehovah’s Getuigen dienst verrichtten, uit te breiden van zeven (de bestuursleden van het Wachttorengenootschap) tot een totaal van elf leden. Eind 1974 vond een verdere uitbreiding, tot achttien leden, plaats; een van hen, John Groh, heeft sindsdien zijn aardse loopbaan geëindigd. En gedurende het volgende jaar, 1975, werd een van de belangrijkste organisatorische omschakelingen in de 100-jarige geschiedenis van de hedendaagse getuigen van Jehovah uitgewerkt. Na besprekingen die gedurende bijna dat gehele jaar voortduurden, werd de reorganisatie op 4 december 1975 unaniem door de zeventien leden van het Besturende Lichaam aangenomen. Ze werd vanaf 1 januari 1976 van kracht.
17. (a) Wie blijft altijd het Hoofd van de „slaaf”-klasse? (Matth. 23:8, 10) (b) Hoe werden in harmonie met Spreuken 11:14, verantwoordelijkheden gedelegeerd?
17 Wat was er bij deze reorganisatie betrokken? Zoals altijd het geval was geweest, werd Christus Jezus nog steeds als het Hoofd van de „slaaf”-klasse, zijn gemeente hier op aarde, erkend (Ef. 1:22; 5:23). Onder dit ene Hoofd verrichten de gezalfde leden van het Besturende Lichaam dienst als gelijken, met een voorzitter die elk jaar volgens alfabetische volgorde rouleert. De bestuursverantwoordelijkheden zijn verdeeld over het Voorzittercomité, bestaande uit drie leden (de voorzitter voor het huidige jaar, voor het vorige jaar en voor het volgende jaar), en vijf permanente comités bestaande uit vijf tot zeven leden, die toezicht uitoefenen op de activiteiten van Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld. Elk van deze vijf comités heeft een voorzitter die elk jaar rouleert, en een blijvende coördinator of secretaris. — Spr. 11:14.
18. (a) Welke speciale verantwoordelijkheden dragen de comités? (b) Waarvoor is de organisatie nu goed toegerust? (Jes. 60:5; 32:1, 2)
18 Het Schrijverscomité oefent toezicht uit op het gereedmaken van alle publikaties; het Onderwijscomité verzorgt het materiaal voor de verschillende scholen, vergaderingen en congressen die voor Gods volk zijn georganiseerd; het Dienstcomité behartigt alle kwesties die verband houden met de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen; het Uitgeverscomité behartigt alle drukkerijwerkzaamheden en zakelijke aangelegenheden en het Personeelcomité waakt over de belangen van alle personen die in de Bethelhuizen en drukkerijen van Jehovah’s Getuigen dienst verrichten. Aldus worden de verantwoordelijkheden gezamenlijk gedragen, evenals dit het geval was onder de „oudere mannen” in de eerste-eeuwse christelijke gemeente. Bovendien is de organisatie nu goed toegerust om voor verdere expansie zorg te dragen alsook aan problemen het hoofd te bieden die ten gevolge van de zich toespitsende wereldcrisis zouden kunnen rijzen. — Hand. 15:1, 2, 6-29; 1 Kor. 14:40.
19. Hoe zijn de bijkantoren van het Wachttorengenootschap in overeenstemming met Spreuken 15:22 georganiseerd?
19 Op 1 februari 1976 werd in alle bijkantoren van het Wachttorengenootschap over de gehele aarde een overeenkomstige regeling doorgevoerd. Er is niet langer een bijkantooropziener, maar drie of meer ervaren „oudere mannen” verrichten als comité onder het Besturende Lichaam dienst ten einde over de belangen van Jehovah’s Getuigen in dat gebied te waken. Ook in deze comités rouleert de voorzitter elk jaar, terwijl één lid als coördinator dienst blijft verrichten. — Spr. 15:22.
20. (a) Welke schitterende vruchten hebben getrouwe werkers in het veld voortgebracht? (Matth. 13:23) (b) Welke aanmoediging geeft Eén Thessalonicenzen 5:1-4 ons om zulke vruchten te blijven voortbrengen?
20 Met Jehovah’s zegen heeft het werk van zijn offervaardige Getuigen schitterende vruchten voortgebracht, terwijl de organisatie zich dienovereenkomstig heeft uitgebreid. Sommige getrouwe werkers in het veld hebben Jehovah veertig, vijftig, zestig en nog meer jaren loyaal gediend, en dezen zijn nog steeds in het oog springende voorbeelden voor de gehele gemeente. Verder zijn er degenen die zich intensief hebben ingespannen om in moeilijke gebieden te „pionieren”, die de Koninkrijksboodschap naar nieuwe steden en landen hebben gebracht en die in landen waar Jehovah’s Getuigen zijn verboden, tientallen jaren achtereen „ondergronds” dienst hebben verricht. Wanneer wij allen ijverig dienst blijven verrichten, kunnen wij het vertrouwen hebben dat er helemaal tot op de tijd dat „Jehovah’s dag” plotselinge en onmiddellijke vernietiging over deze goddeloze wereld brengt, voortreffelijke vruchten voortgebracht zullen worden. — 1 Thess. 5:1-4.
21. (a) Met het oog op welke situatie moedigen de Meester en zijn „slaaf” allen aan God met ijver te dienen? (b) Welke beloningen worden door een ijverige dienst voortgebracht? (Spr. 18:10; Jes. 26:20, 21)
21 Het is duidelijk dat „uitingen door demonen geïnspireerd” thans uitgaan „tot de koningen [heersers] van de gehele bewoonde aarde, om hen te vergaderen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige”. Met het oog op deze situatie geeft onze Meester de waarschuwing: „Zie! Ik kom als een dief. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn bovenklederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en men zijn schandelijkheid zie.” Dat zou rampspoedig zijn! Daarom zal de „slaaf”-klasse allen die waarheid liefhebben, ertoe blijven aanmoedigen „bovenklederen” aan te trekken en aan te houden welke hen identificeren als personen die God met ijver en „in ware rechtvaardigheid en loyaliteit” dienen. Een dergelijke ijverige, loyale dienst zal ons thans in de plaats van geestelijke zekerheid houden en zal tot resultaat hebben dat wij te Har–mágedon van de vernietiging worden gered. — Openb. 16:14-16; Ef. 4:24.
[Diagram op blz. 206]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
JEHOVAH GOD
Jezus Christus
„Getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse — Matth. 24:45-47
BESTUREND LICHAAM
Voorzitter- Schrijvers- Onderwijs- Dienst- Uitgevers- Personeel-
comité comité comité comité comité comité