Reageer prompt op het „teken”!
„Blijft wakker, want gij weet noch de dag noch het uur.” — MATTH. 25:13, Byington.
1. Waarom zou het onverstandig zijn om als de dwaze maagden uit Jezus’ gelijkenis te zijn?
MET het oog op het gouden tijdperk dat voor de losgekochte mensenwereld in het verschiet ligt, is het bijzonder onverstandig om als de vijf dwaze maagden uit Jezus’ gelijkenis te zijn! Zij gingen te laat tot handelen over en kwamen niet in „het koninkrijk der hemelen”. Die dwaze maagden traden niet als lichtgevers op toen het nodig was (Matth. 25:1-12). Wanneer ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde tot een getuigenis’ gepredikt zal zijn en „het einde” daar is, zullen zij hun gelegenheid hebben verspeeld om een aandeel te hebben aan dat nimmer terugkerende dienstvoorrecht. — Matth. 24:14.
2, 3. (a) Met welke aansporing besloot Jezus de gelijkenis van de tien maagden? (b) Waarom is die aansporing nog steeds actueel, en waarvan moet de ’beleidvolle maagd’-klasse daarom voorzien blijven?
2 Derhalve besloot Jezus Christus zijn gelijkenis met deze aansporing: „Waakt daarom, want gij weet noch de dag noch het uur.” — Matth. 25:1-13.
3 Die woorden van de Bruidegom Jezus Christus zijn heel actueel, vooral thans, nu wij ons al in het 71ste jaar van dit „besluit van het samenstel van dingen” bevinden. Zelfs op dit late tijdstip weet het overblijfsel van de ’beleidvolle maagd’-klasse de dag of het uur niet waarop „de deur” gesloten zal worden met betrekking tot verdere gelegenheden om toegang te krijgen tot het hemelse koninkrijk en bij de Bruidegom te zijn aan wie zij ten huwelijk zijn beloofd. Zij die ernaar streven zich beleidvolle maagden te betonen, dienen ervoor te zorgen steeds van geestelijke olie voorzien te zijn. Zodoende laten zij het licht schijnen door „dit goede nieuws van het koninkrijk” te verbreiden, opdat er voordat „het einde” komt, een wereldomvattend, internationaal getuigenis wordt gegeven. — Matth. 24:14; Mark. 13:10; Openb. 14:6, 7.
„Schapen” en „bokken” worden nu gescheiden
4. Welke laatste gelijkenis van Jezus moet volgens Matthéüs’ verslag in vervulling gaan als een onderdeel van het „teken” van Zijn „tegenwoordigheid”?
4 Voordat „het einde” van „het besluit van het samenstel van dingen” komt, moet er nog een ander scheidingswerk onder de mensen plaatsvinden, dat ook een onderdeel vormt van het „teken” waardoor te kennen wordt gegeven dat wij in „de tijd van het einde” leven (Dan. 12:4). Dat scheidingswerk geschiedt als vervulling van Jezus’ gelijkenis van de schapen en de bokken, waarmee Matthéüs zijn verslag over Christus’ omvangrijke profetie betreffende het „teken” van Zijn onzichtbare „tegenwoordigheid” en van „het besluit van het samenstel van dingen” beëindigt.
5. Wanneer zouden de mensen worden gescheiden zoals schapen en bokken van elkaar gescheiden worden?
5 Merk nu eens op wat Jezus hierover heeft voorzegd, zoals dit in Matthéüs 25:31-46 staat opgetekend. Hij begon de gelijkenis met de woorden: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen. En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. En de schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand.” Wat gebeurt er daarna? Jezus vervolgde:
6. Wat zegt de Herder-Koning tot de mensen aan zijn rechterhand?
6 „Dan zal de koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: ’Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid. Want ik werd hongerig en gij hebt mij iets te eten gegeven; ik werd dorstig en gij hebt mij iets te drinken gegeven. Ik was een vreemde en gij hebt mij gastvrij ontvangen; naakt, en gij hebt mij gekleed. Ik werd ziek en gij hebt mij verzorgd. Ik was in de gevangenis en gij zijt tot mij gekomen.’
7. Welke vragen zullen de rechtvaardige, met schapen te vergelijken personen stellen, en hoe zal de Koning antwoorden?
7 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden met de woorden: ’Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en u gevoed, of dorstig en u iets te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemde gezien en u gastvrij ontvangen, of naakt en u gekleed? Wanneer hebben wij u ziek of in de gevangenis gezien en zijn naar u toe gegaan?’ En de koning zal hun ten antwoord geven: ’Voorwaar, ik zeg u: Voor zover gij het voor een der geringsten van deze broeders van mij hebt gedaan, hebt gij het voor mij gedaan.’”
8. (a) Welke prompte reactie was er bij de met bokken te vergelijken personen niet? (b) Waar zal de Koning hen dus heen zenden, in tegenstelling tot de rechtvaardige „schapen”?
8 „De bokken” reageren niet prompt op het „teken”. Zij doen niet wat de klasse der „schapen” doet. Wij lezen dan ook: „Maar tot die aan zijn linkerhand zal hij dan zeggen: ’Gaat weg van mij, gij die zijt vervloekt, in het eeuwige vuur dat voor de Duivel en zijn engelen is bereid. Want ik werd hongerig, maar gij hebt mij niets te eten gegeven, en ik werd dorstig, maar gij hebt mij niets te drinken gegeven. Ik was een vreemde, maar gij hebt mij niet gastvrij ontvangen; naakt, maar gij hebt mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, maar gij hebt mij niet verzorgd.’ Dan zullen ook zij antwoorden met de woorden: ’Heer, wanneer hebben wij u hongerig of dorstig of als vreemde of naakt of ziek of in de gevangenis gezien en hebben wij u niet gediend?’ Dan zal hij hun antwoorden met de woorden: ’Voorwaar, ik zeg u: Voor zover gij het niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij het niet voor mij gedaan.’ En dezen zullen heengaan in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.”
9. Wat dient u tijdens de hedendaagse vervulling van Jezus’ gelijkenis van „de schapen” en „de bokken” te doen om u gelukkig te kunnen prijzen?
9 Waarschijnlijk hebt u een aandeel aan de vervulling van deze profetische illustratie. Hebt u de goede dingen opgemerkt die Jezus noemde? Hebt u dergelijke dingen voor zijn „broeders” gedaan? U kunt u gelukkig prijzen wanneer u jegens hen hebt gehandeld zoals de „schapen” uit de illustratie!
10. Hoe maakte Jezus onderscheid tussen zijn „broeders” en degenen die door „de schapen” en „de bokken” worden afgebeeld, en welke basis is daar in de bijbel voor?
10 Jezus maakte onderscheid tussen zijn geestelijke „broeders” en degenen die als schapen of als bokken blijken te zijn. Ten tijde van de vervulling van deze gelijkenis zijn Jezus’ „broeders” degenen die hem nagevolgd hebben door zich onvoorwaardelijk aan God te geven. Net als Jezus hebben zij dit in het openbaar te kennen gegeven door zich in water te laten dopen. Bovendien is Jehovah, de Vader van de Koning Jezus Christus, hun hemelse Vader geworden doordat hij hen met Zijn heilige geest heeft verwekt en hen aldus tot geestelijke „broeders” van zijn Zoon heeft gemaakt. Daardoor komen zij in aanmerking voor een plaats in het hemelse Koninkrijk bij hun Oudere Broer, Jezus Christus, de „Koning der koningen en Heer der heren” (Openb. 19:16). In dit verband werd er over hem geschreven: „Want zowel hij die heiligt als zij die geheiligd worden, stammen allen uit één, en om die reden schaamt hij zich dan ook niet hen ’broeders’ te noemen, wanneer hij zegt: ’Ik zal uw naam aan mijn broeders bekendmaken, in het midden van de gemeente zal ik u loven met een lied’” (Hebr. 2:11, 12). Hier wordt Psalm 22:22 van toepassing gebracht op de verheerlijkte Zoon van God, Jezus Christus.
11. Zijn er thans velen van Jezus’ geestelijke „broeders” op aarde, en welke klasse of „gemeente” vormen zij?
11 Een overblijfsel van die geestelijke „broeders” van de regerende Koning Jezus Christus is nog op aarde. Als klasse of „gemeente” vormen zij „de getrouwe en beleidvolle slaaf” die Jezus in zijn profetie over „het besluit van het samenstel van dingen” heeft voorzegd. Hij zei: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Voorwaar, ik zeg u: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen.” — Matth. 24:45-47.
12. (a) Wat heeft de „slaaf”-klasse sedert 1919 op een in het oog springende wijze gedaan? (b) Over welke „bezittingen” is de „slaaf” aangesteld? (c) Waarvan vormt de thans in actie zijnde „slaaf” een onderdeel?
12 De historische feiten vormen het antwoord op Jezus’ vraag over de identiteit van deze „slaaf”. „De gemeente” die als de „slaaf” dient, bestaat uit Jezus’ nog op aarde aanwezige „broeders”, die God hem gegeven heeft. Ze is identiek met de ’beleidvolle maagd’-klasse. Sedert 1919 heeft deze „slaaf” op een in het oog springende wijze vers geestelijk voedsel uit de bijbel aan de „huisknechten” in de huishouding van de Meester verschaft, en hij heeft dit alleszins „te rechter tijd” gedaan. Derhalve heeft de onzichtbare Meester deze betrouwbare „slaaf”-klasse „over al zijn bezittingen” van geestelijke aard aangesteld. Dit is vooral het geval in verband met de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” op heel de aarde, waarover hij regeert. Tot nu toe is dit Koninkrijksgetuigenis toegenomen! „De getrouwe en beleidvolle slaaf” in actie vormt een in het oog springend onderdeel van het „teken” waaruit voor ons blijkt in welke tijd wij leven.
13. Sinds wanneer zijn „alle natiën” vóór de Koning vergaderd, en wanneer begon de „slaaf” „de schapen” aan Zijn rechterzijde te vergaderen?
13 Juist voor de leden van de „slaaf”-klasse hebben de rechtvaardige „schapen” goede dingen gedaan. De symbolische schapen en bokken zijn mensen uit alle natiën aan wie thans het Koninkrijksgetuigenis wordt gegeven. Derhalve zijn „alle natiën” — vertegenwoordigd door die schapen en bokken — vergaderd vóór de Koning, die sedert het einde van de tijden der heidenen in 1914 op zijn hemelse troon zetelt. In verband met die voorzegde bijeenvergadering is het jaar 1935 opmerkelijk. De Watch Tower Bible and Tract Society, het door de „slaaf”-klasse gebruikte instrument, had toen wereldwijd zo’n 49 bijkantoren. In datzelfde jaar werd de aandacht van de „slaaf” specifiek op de aardse „schapen” gericht met het oogmerk hen tot de rechterzijde van de regerende Koning Jezus Christus te vergaderen. Aldus kwamen deze personen uit alle natiën in nauwere verbondenheid met de „slaaf”-klasse.
14. Hoe ging men, in het licht van Johannes 10:16, de rechtvaardige, met schapen te vergelijken personen nu bezien, en hoeveel bijkantoren van het Wachttorengenootschap dienen hen thans?
14 Die rechtvaardige, met schapen te vergelijken personen mochten nu niet langer met de veelomvattende, algemene term „mensen van goede wil” aangeduid worden (Luk. 2:14). Zij mochten niet meer bezien worden als een vage, niet-georganiseerde klasse van godvrezende mensen in alle natiën — verloren schapen als het ware. Jezus zei dat hij „andere schapen” zou bijeenbrengen en hen met het overblijfsel van de „slaaf”-klasse tot „één kudde” zou maken (Joh. 10:16). De bijeenvergadering van zulke „andere schapen” die sindsdien heeft plaatsgevonden, is een in het oog springend onderdeel van het „teken” waardoor „het besluit van het samenstel van dingen” wordt gekenmerkt. En om hen te dienen, heeft het Wachttorengenootschap nu 95 bijkantoren.
Tijdige actie naar aanleiding van een juist begrip van het „teken”, beloond
15. Aan welke vereisten moeten „de schapen” voldoen om ’het koninkrijk te beërven’?
15 Volgens Jezus’ gelijkenis moeten de rechtvaardige „schapen” tijdens „het besluit van het samenstel van dingen” aan bepaalde vereisten voldoen. Zij moeten Christus’ geestelijke „broeders”, die „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse vormen, herkennen en erkennen. „De schapen” moeten ook goede dingen voor de „slaaf”-klasse doen, hen zelfs bezoeken wanneer zij ten onrechte in de gevangenis terechtkomen. Dit moeten „de schapen” doen, willen zij de zegen van de hemelse Vader genieten en door de Koning Jezus Christus uitgenodigd worden ’om het koninkrijk te beërven dat sedert de grondlegging der wereld voor hen is bereid’. — Matth. 25:34.
16. Tot het binnengaan waarvan nodigt de Koning „de schapen” uit met de woorden „beërft het koninkrijk”, en welke „oorlog” zullen zij dan overleefd hebben?
16 Daar deze „schapen” niet de geestelijke „broeders” van de Koning zijn, nodigt hij hen niet uit om op hemelse tronen plaats te nemen en met hem samen te regeren gedurende de specifiek hiervoor opzij gezette duizend jaar van zijn regering. Met zijn woorden „beërft het koninkrijk”, nodigt hij hen uit het Koninkrijkstijdperk binnen te gaan nadat hij in „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon alle goddeloze koninkrijken van deze wereld heeft vernietigd (Openb. 16:13-16). Velen van „de schapen” die nu leven, zullen die oorlog aller oorlogen overleven en zonder te sterven Christus’ duizendjarige heerschappij binnengaan.
17. Hoe richt de Koning zich tot „de schapen”, en hoe heeft hij iets verworven wat hij hun kan nalaten?
17 De Koning Jezus Christus richt zich dus tot deze „schapen” als tot zijn kinderen, voor wie de tijd gekomen is om een van hem te ontvangen erfdeel te betreden. Door zijn dood als volmaakt mens om voor de gehele mensheid in een loskoopoffer te voorzien, gaf hij al zijn eigen vooruitzichten op leven in het aards Paradijs op (Luk. 23:39-43). In dit opzicht is Jezus, „de laatste Adam”, heel anders dan ’de eerste mens Adam’, die zondigde en het aards Paradijs voor heel zijn nageslacht verspeelde. De uit de doden opgewekte Jezus Christus, die de „Eeuwige Vader” wordt van de gehele losgekochte mensenwereld, had dan ook een nalatenschap voor deze met schapen te vergelijken personen op aarde (1 Kor. 15:45; Jes. 9:6, 7). De menselijke familie werd gegrondvest op de fundamentsteen Adam, ’de eerste mens’, die alle vooruitzichten en gelegenheden had om in het Paradijs te leven. Maar dat verloren gegane paradijs zal hersteld worden door middel van Gods koninkrijk in handen van de „laatste Adam”, Jezus Christus.
18. In welk opzicht was het Koninkrijksgebied ’sedert de grondlegging der wereld voor de schapen bereid’?
18 Pas nadat Adam en Eva uit het eerste Paradijs verdreven waren, begonnen zij kinderen te krijgen. Hun tweede zoon, de rechtvaardige Abel, werd door hun eerste zoon, Kaïn, vermoord. Hun zoon Seth werd daarom beschouwd als Abels plaatsvervanger. Met de geboorte van deze nakomelingen werd de mensenwereld gegrondvest. Maar al eerder, toen de ouders van de mensenwereld uit het Paradijs werden verdreven, had Jehovah God zijn barmhartige belofte gedaan betreffende een „zaad” dat de kop van de symbolische Slang, Satan de Duivel, zou vermorzelen of verbrijzelen. Dat „zaad” zou een koninklijk Zaad zijn, en in overeenstemming met Gods voornemen en vooruitziende blik was hierbij een Koninkrijk betrokken (Gen. 3:15). Wanneer Satan, de Slang, en zijn zaad worden uitgeschakeld, zouden de losgekochten van de mensheid derhalve een Koninkrijksgebied op aarde betreden, onder de hemelse regering van het zegevierende Zaad dat de Slang en zijn zaad verbrijzelt. Aldus is „het koninkrijk” dat de met schapen te vergelijken personen uit de handen van hun Eeuwige Vader, Jezus Christus, als ’erfenis’ ontvangen, het Koninkrijksgebied dat „sedert de grondlegging der wereld voor [hen] is bereid”.
19. Wat voor begin zal het samenstel van dingen dat er na Armageddon zal zijn, op aarde krijgen?
19 Daar de symbolische bokken te Armageddon in de vernietiging afgesneden zullen worden, zullen de in leven gebleven „schapen” een rechtvaardig begin geven aan het samenstel van dingen dat er na Armageddon op een paradijsaarde zal zijn. Hierover zei Jezus: „Dezen [de bokken] zullen heengaan in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.” — Matth. 25:46.
20. Hoe kunnen wij het vermijden de onderdelen van het „teken” verkeerd te interpreteren?
20 Tijdens het „besluit van het samenstel van dingen”, dat aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 is begonnen, interpreteren „de schapen” en „de bokken” het „teken” van Jezus’ „tegenwoordigheid” op verschillende manieren. Daar wij ontegenzeglijk in een oordeelstijd leven, is de volgende vraag van levensbelang: Wat betekent het „teken” voor ons? Als dit aan ons eigen inzicht werd overgelaten, zouden wij de onderdelen van dat „teken” wel eens verkeerd kunnen interpreteren. Daarom doen wij er goed aan ons af te vragen: Welke betekenis moeten wij volgens de woorden van Jezus Christus aan dit samengestelde „teken” hechten? Volgens hem duidt het erop dat het huidige samenstel van dingen binnenkort in een „grote verdrukking”, die nog verwoestender zal zijn dan de wereldomvattende vloed in Noachs tijd, zal eindigen. — Matth. 24:21.
21. (a) Waarom dienen wij ondanks het feit dat de „grote verdrukking” nabij is, verheugd te zijn? (b) Welke gelegenheid en mogelijkheid bestaat er voor de klasse der „schapen” in deze tijd?
21 Wees niettemin verheugd, want dit „teken” duidt er ook op dat de Duizendjarige Regering van Jezus Christus nabij is en gereed is om nadat Satans samenstel van dingen op aarde is vernietigd, een aanvang te nemen (Luk. 21:28). Daarom hebt u de schitterende gelegenheid om onder goddelijke bescherming die „grote verdrukking” te overleven en het nieuwe samenstel van dingen binnen te gaan, waar voor eeuwig rechtvaardigheid zal wonen. Ja, de mogelijkheid wordt u geboden om nooit te sterven maar voor eeuwig in geluk op een paradijsaarde te leven, onder de universele soevereiniteit van Jehovah God!
22. (a) Wat zullen wij doen als prompte en juiste reactie op het „teken”? (b) Hoe zal Jezus Christus in verband met het „teken” gerechtvaardigd worden?
22 Of wij nu tot Christus’ geestelijke „broeders” of tot de rechtvaardige „schapen” behoren, laten wij prompt en op de juiste wijze op het „teken” reageren. Laten wij een verder aandeel hebben aan de vervulling van dit in het oog springende onderdeel van het teken: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën.” Dan zullen wij niets te vrezen hebben wanneer „het einde” komt. In plaats daarvan zal onze vreugde overvloedig zijn! Ook zal Jezus Christus dan gerechtvaardigd zijn als de betrouwbare voorzegger van het uit vele onderdelen bestaande „teken . . . van het besluit van het samenstel van dingen”. — Matth. 24:3–25:46.
Weet u het antwoord?
◻ Wanneer zouden de mensen worden gescheiden zoals schapen en bokken van elkaar gescheiden worden?
◻ Wat dient u tijdens de vervulling van Jezus’ gelijkenis van de schapen en de bokken te doen om u gelukkig te kunnen prijzen?
◻ Wie zijn de „broeders” van de Koning en uit wie bestaat „de getrouwe en beleidvolle slaaf”?
◻ Aan welke vereisten moeten „de schapen” voldoen om ’het koninkrijk te beërven’?
◻ Wat zullen wij doen als prompte en juiste reactie op het „teken” van Jezus’ „tegenwoordigheid”?
[Inzet op blz. 23]
Reageer prompt op het „teken” van Jezus’ „tegenwoordigheid”. Dit kan eeuwig leven in het Paradijs betekenen
[Illustratie op blz. 20]
Zoals een herder de schapen van de bokken scheidt, zo scheidt Jezus Christus thans de mensen. Bent u een „schaap”?