-
De Bergrede — ’Vergaart u schatten in de hemel’De Wachttoren 1979 | 1 januari
-
-
wet was geregeld (Ex. 21:2; Lev. 25:39-46). Een slaveneigenaar mocht van zijn slaaf verwachten dat hij zich volledig gaf. (Vergelijk Lukas 17:7-10.) Het is interessant dat de Misjna de rechten bespreekt van „een slaaf die aan twee eigenaars toebehoort”, waardoor te kennen wordt gegeven dat een slaaf af en toe aan twee meesters onderworpen kon zijn. In de Theological Dictionary of the New Testament lezen wij over de woorden die Jezus in dit verband sprak:
„Mt. 6:24 en Lk. 16:13 vooronderstelt de mogelijkheid dat een slaaf twee eigenaars heeft die evenveel aanspraak op hem kunnen laten gelden en derhalve evenveel rechten hebben op zijn diensten. Dit is een situatie die zich kon voordoen en die inderdaad bestond. Ja, er waren slaven die door de ene meester waren vrijgelaten maar niet door de andere, zodat zij half vrij en half slaaf waren. In zo’n omstandigheid [van dubbele dienstbaarheid] was het voor een slaaf natuurlijk vrijwel onmogelijk beiden dezelfde toewijding te schenken, zeker wanneer hun wensen en belangen sterk zouden uiteenlopen. Jezus bracht dit onder woorden in de taal van zijn tijdgenoten en zijn volk door te zeggen dat de slaaf de ene meester zou [liefhebben] en de andere zou [haten] , d.w.z., minder aan hem gehecht zou zijn.”
Jezus maakte duidelijk waar het in deze illustratie om ging door te zeggen: „Gij kunt niet God en de Rijkdom als slaaf dienen” (Matth. 6:24b). In deze verklaring wordt niet het bezit van rijkdom veroordeeld, maar wordt veeleer beklemtoond dat men niet ’als een slaaf’ voor rijkdommen kan zwoegen en terzelfder tijd God de exclusieve toewijding kan geven die hij verlangt. Iemand die God werkelijk liefheeft en hem op een aanvaardbare wijze wil dienen, moet inderdaad ’verachting’ hebben voor de verslaving die optreedt wanneer men aardse schatten tot het belangrijkste doel in zijn leven maakt.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1979 | 1 januari
-
-
Vragen van lezers
● Jezus heeft gezegd dat „dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden”. Welk geslacht is dit, en hoe lang duurt het?
Toen Jezus’ apostelen hem om een „teken” van zijn tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen vroegen, gaf hij zijn beroemde profetie over toekomstige oorlogen, hongersnoden, aardbevingen en de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk, hetgeen allemaal vóór het einde zou plaatsvinden (Matth. 24, 25; Mark. 13; Luk. 21). Ook zei hij: „Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden.” — Matth. 24:34.
Zich baserend op de bijbel en zijn vervulling in de geschiedenis hebben Jehovah’s Getuigen er vaak op gewezen dat Jezus’ profetie twee toepassingen zou hebben: de eerste tussen 33 G.T. en de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T., en de tweede en grotere vervulling in deze „tijd van het einde” sinds 1914 G.T.
Sommige bijbelcommentators hebben echter niet volledig de betekenis weten te onderscheiden van dit tweeledige karakter van de profetie. Daarom hebben zij het erop gehouden dat Jezus met „geslacht” een ras of een volk bedoelde, zoals het joodse volk of de klasse der goddelozen, die de eeuwen door bestaan. Zij zouden zelfs kunnen verwijzen naar 1 Petrus 2:9, waar over de gezalfde christelijke gemeente wordt gesproken als „een uitverkoren geslacht”. Het Griekse woord in 1 Petrus 2:9 verschilt echter van het woord dat in Matthéüs 24:34 met „geslacht” is weergegeven.
Jezus doelde niet op een ras van mensen door de eeuwen heen, of op christenen in het algemeen. In de allereerste plaats verwees hij naar zijn luisteraars en de andere joden van zijn tijd. Een aanwijzing hiervoor is het feit dat Jezus eerder op die dag, toen hij de joodse religieuze leiders veroordeelde, over hun vermoorden van de profeten sprak en zei: „Al deze dingen zullen komen over dit geslacht” (Matth. 23:36). Deze woorden kwamen uit ten aanzien van het destijds levende geslacht toen de joden in Jeruzalem in 70 G.T. de vurige verwoesting van de stad beleefden (Luk. 3:16, 17). Dat was tevens het ’besluit van het joodse samenstel van dingen’ in de eerste vervulling van Jezus’ profetie.
-