De ’getrouwe slaaf’ geeft ’voedsel te rechter tijd’
NA DE Eerste Wereldoorlog (van 1914 tot 1918) hebben de kerken van de christenheid hun steun aan de Volkenbond gegeven en naam-christenen ertoe aangespoord deze bond te ondersteunen. In tegenstelling hiermee zijn de Bijbelonderzoekers nooit in gebreke gebleven de aandacht te vestigen op het Koninkrijk als ’s mensen enige hoop, terwijl zij de Volkenbond aan de kaak stelden als een menselijk surrogaat dat tot mislukking gedoemd was.
Tot op de huidige tijd zijn de kerken van de christenheid besmet door de geest van deze wereld en door haar materialisme, evolutionaire denkwijze, hogere kritiek en filosofieën die de bijbelse waarheid loochenen. De meeste kerken hebben de immoraliteit van de wereld aanvaard, zoals haar hoererij, overspel en homoseksualiteit, hetgeen tot een ineenstorting van het huwelijk en het gezinsleven heeft geleid, tot misdadigheid van zowel jongeren als volwassenen, tot de verbreiding van geslachtsziekten en de toeneming van geweld. De kerken zijn diep in deze wereld verwikkeld; in bepaalde natiën houden ze de dictatuur hoog, terwijl ze in sommige andere landen actief het terrorisme en wetteloze activiteiten ondersteunen.
BEWIJZEN DAT MEN ZICH MET WAAR GEESTELIJK VOEDSEL VOEDT
In tegenstelling hiermee is de wereldomvattende gemeente van Jehovah’s Getuigen trouw gebleven aan de bijbelse leer. Zij houden vast aan reine en eerbare morele maatstaven die in harmonie zijn met de wijsheid van boven. De Getuigen tonen een grote achting voor het huwelijk en het gezinsleven, kweken de vruchten van de geest aan en staan in een intieme verhouding tot God (Gal. 5:22-26; Jak. 3:17, 18). Met behulp van dit tijdschrift en soortgelijk bijbels studiemateriaal, dat zij voor persoonlijke bijbelstudie en deelname aan gemeentevergaderingen gebruiken, blijven zij hun geloof en nauwkeurige kennis opbouwen. Aangezien zij volledig vertrouwen stellen in Gods koninkrijk, blijven zij strikt neutraal ten aanzien van de conflicten van deze wereld en zijn zij op juiste wijze onderworpen aan „superieure [regerings]autoriteiten”, waarbij zij ’caesar terugbetalen wat van caesar, maar God wat van God is’. — Matth. 22:21; Hand. 5:29; Rom. 13:1-10.
WAAROM WIJZIGINGEN IN INZICHT?
Sommigen zullen misschien de vraag stellen: ’Indien Jehovah’s Getuigen „voedsel te rechter tijd” ontvangen, waarom zijn hun zienswijzen over bepaalde leringen dan van tijd tot tijd veranderd?’ De bijbel antwoordt: „Het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is” (Spr. 4:18). Evenals de gemeente in de eerste eeuw slechts een gedeeltelijke kennis had, is dit ook met de „getrouwe en beleidvolle slaaf” in deze tijd het geval. De kennis van veel geestelijke zaken zal slechts dan volledig zijn wanneer Gods voornemens in volledige mate in vervulling zijn gegaan (1 Kor. 13:9-12). De „slaaf” is niet door God geïnspireerd maar blijft steeds de Schrift bestuderen en blijft ook de wereldgebeurtenissen, alsmede de situatie van Gods volk, aan een zorgvuldig onderzoek onderwerpen ten einde de voortgaande vervulling van bijbelse profetieën te begrijpen. Wegens menselijke beperkingen kan het nu en dan gebeuren dat er een onvolledig of onjuist begrip van de een of andere kwestie is, zodat er later wellicht een correctie aangebracht moet worden.
Dit wil echter niet zeggen dat de „slaaf” het moet vermijden een mogelijke uitleg te publiceren totdat het uiteindelijke, volledige begrip verkregen kan worden. Oorspronkelijk waren Christus’ discipelen zich er niet van bewust dat het Koninkrijk hemels zou zijn, maar Jezus besefte dat zij onder invloed van de heilige geest in kennis zouden groeien en aarzelde daarom niet hun de opdracht te geven zijn getuigen te zijn (Hand. 1:6-8; Joh. 14:25, 26). Een van de identificerende kenmerken van de ’getrouwe slaaf’-klasse is in werkelijkheid haar geestelijke waakzaamheid, gepaard aan een diep respect voor Gods Woord (Matth. 24:43, 44). Indien er een verandering moet worden aangebracht, is deze klasse nederig genoeg en staat ze voldoende open voor onderwijs om dit toe te geven en deze verandering als een bewijs van haar trouw aan Jehovah en zijn Woord, aan te brengen.
„OVER AL ZIJN BEZITTINGEN”
Jezus zei dat als hij de „slaaf” zou aantreffen terwijl deze ermee bezig was de „huisknechten” hun ’voedsel te rechter tijd’ te geven, hij hem zou „aanstellen over al zijn bezittingen” (Matth. 24:45-47). Zo’n extra verantwoordelijkheid, uitgebreider dan het verschaffen van geestelijk voedsel aan de gezalfde discipelen, zou voor de „slaaf”-klasse inhouden dat ze Gods oordelen aan de natiën moest bekendmaken en ook als Gods instrument dienst zou doen om de „grote schare” mannen en vrouwen uit alle natiën te vergaderen en met de gemeente in contact te brengen. Doordat deze „andere schapen” in Gods kudde zouden worden gebracht en van geestelijk voedsel zouden worden voorzien, zou hun hoop op het verwerven van eeuwig leven op aarde worden versterkt. — Jes. 2:1-4; Zach. 8:23; Matth. 25:31-46; Joh. 10:16; Openb. 7:9-17.
EEN „BOZE SLAAF”
In Matthéüs 24:48-51 wordt melding gemaakt van een „boze slaaf”. Hierdoor wordt niet te kennen gegeven dat de ’getrouwe slaaf’ ontrouw wordt, zodat de „huisknechten” niet worden verzorgd. De mogelijkheid bestaat evenwel dat sommige personen die deel uitmaken van de „slaaf”-klasse hun geloof in de terugkeer van de Meester zouden verliezen. Door in hun hart te zeggen ’Mijn meester blijft uit’, laten zij hun waakzaamheid varen, waardoor voor hen de weg gebaand wordt om de christelijke waarheid in haar geheel vaarwel te zeggen. Deze personen kunnen zelfs zover gaan dat zij hun voormalige „medeslaven” gaan aanvallen. Hoewel zulke afvallige personen niet als een georganiseerd lichaam samenwerken, vormen zij een klasse van ontrouwen.a
VERHEUG U MET JEHOVAH’S GOED GEVOEDE DIENSTKNECHTEN
Terwijl de verschillende kerkgroeperingen van de christenheid in geestelijk opzicht honger blijven lijden, blijven de wereldomvattende gemeente van Jehovah’s gezalfde getuigen en hun metgezellen, de „andere schapen”, geestelijk goed gevoed en vreugdevol (Jes. 65:13-16). De „slaaf”-klasse kan in deze tijd nog altijd geïdentificeerd worden door haar activiteit in het verschaffen van geestelijk voedsel, alsook doordat er in verbondenheid met haar een geestelijk goed gevoede wereldomvattende gemeente is. Verder kan de „slaaf” worden geïdentificeerd doordat hij aan dezelfde zienswijzen en houdingen vasthoudt als die van Jehovah’s getrouwe dienstknechten in de voorchristelijke en vroege christelijke tijd.
Zulke zienswijzen en houdingen omvatten: Volledig vertrouwen in Jehovah en afhankelijkheid van hem (Spr. 3:5-7). Volledige aanvaarding van de gehele bijbel als waarheid, als Gods geïnspireerde gids voor de mens (Ps. 119:160; Rom. 15:4; 1 Thess. 2:13; 2 Tim. 3:16, 17; 2 Petr. 1:20, 21). Nederig in de voetstappen van Jezus Christus treden, zelfs tot het punt dat men zichzelf verloochent en vreugdevol vervolgingen verduurt (1 Petr. 2:21; Matth. 16:24). Het bewustzijn dat Gods dienstknechten niet onafhankelijk moeten zijn, maar voor raad en onderricht moeten openstaan en moeten blijven zoeken (Ps. 25:9; Matth. 7:7). Erkenning van het feit dat Jehovah’s volk zich in hun dienst voor hem krachtig moet inspannen door te prediken en discipelen te maken (Luk. 13:24; Matth. 24:14; 28:19, 20) en dat zij eerst Gods koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid moeten zoeken. — Matth. 6:33, 34.
Dit zijn slechts enkele van de schriftuurlijke zienswijzen waardoor de ene, ware gemeente van Jehovah’s volk in deze tijd wordt geïdentificeerd. Ze verschaffen echter een basis op grond waarvan al onze lezers ertoe worden aangespoord zich actief met een gemeente van Jehovah’s Getuigen te verbinden. U wordt er ook toe aangemoedigd de bijbel aan de hand van dit tijdschrift en zusterpublikaties te bestuderen en datgene wat u leert zorgvuldig met de Heilige Schrift te vergelijken (Hand. 17:11). Op deze wijze zult u in geestelijk opzicht goed gevoed kunnen blijven met ’voedsel te rechter tijd’ en zult u in het geluk van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” kunnen delen door aanvaardbare heilige dienst voor Jehovah te verrichten.
OVERWELDIGENDE GELOOFSBRIEVEN
De „getrouwe en beleidvolle slaaf” beschikt over overvloedig veel geloofsbrieven. Hieronder volgt een gedeeltelijke lijst van schriftuurlijke en profetische aanduidingen die van toepassing zijn op of zijn vertegenwoordigd in het overblijfsel van Jezus Christus’ gezalfde volgelingen sinds het opmerkelijke jaar 1919:
(1) Noachs vrouw, Gen. 7:7; (2) engelen die naar Lot werden gezonden, Gen. 19:15; (3) Rebekka, Gen. 24:64; (4) Jozef en Benjamin, Gen. 45:14; (5) nalezingen die werden achtergelaten, Lev. 19:9; (6) twee verspieders die bij Rachab kwamen, Joz. 2:4; (7) Barak, Recht. 4:14; (8) Jefta, Recht. 11:34; (9) Naomi en Ruth, Ruth 2:2; (10) Davids Israëlitische krijgslieden, 2 Sam. 18:1; (11) Jehu, 2 Kon. 10:11, 15; (12) Mordechaï en Esther, Esth. 4:13; (13) Job, Job 42:10, 13; (14) koningsdochter, Ps. 45:13; (15) loyalen, Ps. 50:5; (16) intieme groep, Ps. 89:7; (17) Schear-Jaschub, Jes. 7:3; (18) licht der natiën, Jes. 60:3; (19) grote bomen der rechtvaardigheid, Jes. 61:3; (20) dienaren van onze God, Jes. 61:6; (21) druiventros die wordt gespaard, Jes. 65:8; (22) knechten die bij een andere naam worden genoemd, Jes. 65:15; (23) mensen die voor Gods woord beven, Jes. 66:5; (24) nieuwe natie die is geboren, Jes. 66:8; (25) Jeremia, Jer. 1:10; (26) Jehovah’s volk in het nieuwe verbond, Jer. 31:33; (27) man in linnen gekleed, Ezech. 9:2; (28) degenen die op het middelpunt der aarde wonen, Ezech. 38:12; (29) bomen aan de rivier, Ezech. 47:7; (30) vissers, Ezech. 47:10; (31) het heerleger van de hemel, Dan. 8:10; (32) heiligdom dat is hersteld (gereinigd), Dan. 8:14; (33) degenen die wijs zijn, Dan. 11:33; (34) de gelukkige die blijft verwachten, Dan. 12:12; (35) alle vlees dat de geest ontvangt, Joël 2:28; (36) Jona, Jona 3:1-3; (37) Jehovah’s oogappel, Zach. 2:8; (38) de hogepriester Jozua, Zach. 3:3, 4; (39) een jood, Zach. 8:23; (40) zonen van Levi, Mal. 3:3; (41) tarwe, Matth. 13:25; (42) zonen van het koninkrijk, Matth. 13:38; (43) werkers voor de wijngaard, Matth. 20:1; (44) genodigden tot het bruiloftsfeest, Matth. 22:3-14; (45) uitverkorenen, Matth. 24:22; (46) arenden, Matth. 24:28; (47) getrouwe en beleidvolle slaaf, Matth. 24:45; (48) beleidvolle maagden, Matth. 25:2; (49) broeders van de koning, Matth. 25:40; (50) kleine kudde schapen, Luk. 12:32; (51) oudere broer van de verloren zoon, Luk. 15:25; (52) bedelaar Lazarus, Luk. 16:20; (53) ranken van de wijnstok, Joh. 15:4; (54) koninklijk paleis van David, Hand. 15:16; (55) erfgenamen met Christus, Rom. 8:17; (56) het overblijfsel, Rom. 11:5; (57) takken aan de olijfboom, Rom. 11:24; (58) heiligen, 1 Kor. 6:2; Openb. 16:6; (59) tempel, 1 Kor. 6:19; (60) nieuwe schepping, 2 Kor. 5:17; (61) gezanten voor Christus, 2 Kor. 5:20; (62) gemeente van God, Gal. 1:13; (63) deel van Abrahams zaad, Gal. 3:29; (64) het Israël Gods, Gal. 6:16; (65) lichaam van Christus, Ef. 1:22, 23; (66) soldaten van Christus Jezus, 2 Tim. 2:3; (67) huis gebouwd door Christus, Hebr. 3:6; (68) heilige priesterschap, 1 Petr. 2:5; (69) heilige natie, 1 Petr. 2:9; (70) gemeenschap van broeders, 1 Petr. 2:17; (71) zeven gemeenten, Openb. 1:20; (72) vierentwintig oudere personen, Openb. 4:4; (73) geestelijk Israël, Openb. 7:4; (74) sprinkhanen, Openb. 9:3; (75) twee getuigen, Openb. 11:3; (76) twee olijfbomen, Openb. 11:4; (77) zaad van de vrouw, Openb. 12:17; (78) bomen des levens, Openb. 22:2; (79) de bruid van Christus, Openb. 22:17; 19:7; (80) Jehovah’s getuigen, Jes. 43:10.
[Voetnoten]