-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1954 | 1 december
-
-
omgaan. Zij spreken alleen tot hem wanneer hij naar hen toe komt om de aangelegenheid van zijn herstel te bespreken. Als illustratie diene het volgende: een persoon in de maatschappij heeft een wet overtreden. Hij wordt beschuldigd en in de gevangenis gezet. Hij is uit de gemeenschap verwijderd; hij staat niet onder voorwaarden wanneer hij uit de maatschappij is gesloten en in de gevangenis wordt vastgehouden. Maar wanneer hij wordt vrijgelaten en in de maatschappij wordt teruggestuurd, kan hij op voorwaarden worden gesteld en onder bepaalde beperkingen moeten leven en zich geregeld bij de een of andere gerechtsdienaar moeten melden. Of het kan zijn dat hij, wanneer hij schuldig wordt bevonden, niet in de gevangenis wordt gezet en dat in plaats daarvan zijn vonnis wordt opgeschort en hij op voorwaarden wordt gesteld terwijl hij nimmer uit de maatschappij wordt gesloten. Zo kan het ook zijn met betrekking tot de Christelijke gemeente. Ten slotte nog één punt. Het voorgaande wil niet zeggen dat iedere overtreder op voorwaarden gesteld moet worden zonder uit de gemeenschap te worden gesloten, of dat hij nadat hij is hersteld, onder voorwaarden gesteld moet worden. Dit alles wordt aan het oordeel van het plaatselijke gemeentecomité overgelaten.
● Hoe kon Jezus waarlijk zeggen dat een ieder die het zwaard opneemt, door het zwaard zou vergaan, wanneer dit in werkelijkheid niet zo is geweest? — L.R., Spanje.
Bij welke gelegenheid zeide Jezus dit? Deed hij een algemene verklaring die te allen tijde van toepassing zou zijn? Of is dat slechts een veronderstelling van mensen geweest, die zijn woorden aldus hebben verklaard? Het verband waarin zijn woorden staan, is als volgt: Jezus was met enkelen van zijn discipelen in Gethsemane. Hij had zo juist het Gedachtenisfeest ingesteld met de elf getrouwe apostelen en had zich naar deze hof begeven. Hij had net gezegd dat zijn verrader nabijkwam toen Judas met soldaten van de overpriesters kwam om hem in bewaring te nemen. Toen de soldaten de handen aan Jezus sloegen, hieuw de apostel Petrus het oor van de slaaf van de hogepriester af. Toen zeide Jezus tot Petrus: „Breng uw zwaard weder op zijn plaats, want allen die het zwaard opnemen, zullen door het zwaard vergaan. Of denkt gij dat ik geen beroep op mijn Vader kan doen mij op dit ogenblik meer dan twaalf legioenen engelen te verschaffen? Hoe zouden in dat geval de Schriften worden vervuld dat het aldus moet geschieden?” — Matth. 26:52-54, NW.
Wanneer het Jezus’ verlangen was geweest van de soldaten bevrijd te worden, zou hij deze bevrijding niet hebben verkregen door te schermen maar door strijdkrachten van engelen. Hij vergewiste zich er van dat enkelen in zijn groep zwaarden hadden, enkel en alleen om aan te tonen dat hij zijn toevlucht niet zou nemen tot wapens, ook al waren ze voorhanden. Er waren echter slechts twee zwaarden in zijn groep. Maar Judas „kwam en met hem een grote menigte met zwaarden en knuppels” (Matth. 26:47; Luk. 22:38 NW). Wat voor kans zouden twee mannen met zwaarden hebben gehad tegen een grote menigte die op dezelfde wijze was bewapend? In het geheel geen kans. Wanneer de twee die met Jezus waren, het zwaard zouden opnemen tegen zulk een overweldigende overmacht zou dit slechts de dood van deze twee mannen hebben betekend, welke hun zou worden toegebracht door de zwaarden van de grote menigte. Zij zouden geen kans hebben gehad. Bovendien zou elk zulk een poging tot bevrijding van Jezus, geen succes kunnen hebben omdat ze in strijd met Jehovah’s voornemens zou zijn. Een ieder daarom van de kleine groep welke met Jezus was, die op dat ogenblik het zwaard zou opnemen, zou stellig door het zwaard vergaan, en Jezus waarschuwde hen daar uitdrukkelijk voor. Het is niet gerechtvaardigd, aan te nemen dat Jezus in deze tekst een ruime, algemene waarheid of spreuk onder woorden bracht, welke te allen tijde en onder alle omstandigheden van toepassing gebracht moest worden.
-
-
MededelingenDe Wachttoren 1954 | 1 december
-
-
Mededelingen
THANS ALS EEN MAATSCHAPPIJ DER NIEUWE WERELD LEVEN
Het oogmerk van Jehovah God is er op gericht, thans mensen voor te bereiden, opdat zij eeuwig mogen leven in zijn nieuwe wereld. Thans worden de mensen gescheiden. In de korte tijd die nog rest tot aan het beslissende einde van deze wereld, hebben de mensen de gelegenheid de liefderijke beginselen en gedragsregels van de nieuwe wereld te leren kennen. Juist dit doel beoogt de wereldomvattende onderwijzingsveldtocht. In de maand december ondersteunen Jehovah’s getuigen de onderwijzingscampagne door de boeken „Toegerust tot ieder goed werk”, „Dit betekent eeuwig leven” en „God zij waarachtig” samen met drie actuele brochures, voor een bijdrage van ƒ 6,– aan te bieden. Deze maandaanbieding maakt het iemand mogelijk zijn Bijbel systematisch te bestuderen en op deze wijze Jehovah’s voornemens en voorzieningen voor deze tijd, te leren kennen. Wilt u in december naastenliefde beoefenen? Wel nu, werk samen met Jehovah’s getuigen van huis tot huis en help andere mensen opdat ook zij zich kunnen voorbereiden thans als een maatschappij der Nieuwe Wereld te leven. Wie niet in contact staat met een gemeente van Jehovah’s getuigen, maar dit gaarne zou willen, schrijve naar het bureau van dit land.
-
-
Beproef uw geheugenDe Wachttoren 1954 | 1 december
-
-
Beproef uw geheugen
Herinnert gij u, na het lezen van dit nummer van „De Wachttoren” —
✔ Waarom het niet voldoende is slechts een goede persoon te zijn om Gods gunst te ontvangen? Blz. 355, §2.
✔ Waarom wij ons vertrouwen kunnen stellen in de profetieën van de Bijbel? Blz. 355, §9.
✔ Waarom Gods offer van zijn Zoon Jezus geen barbaarsheid was? Blz. 357, §4.
✔ Waarom er geen begunstiging moet voorkomen in de Christelijke gemeente? Blz. 358, §8.
✔ Hoe wij op een juiste wijze met onze tong liefde kunnen betonen ten opzichte van onze broeders en zusters in dezelfde gemeente? Blz. 359, §12-14.
✔ Waarom het opzoeken van de eenzaamheid voor een Christen tot onheil kan leiden? Blz. 362, §24.
✔ Waarom een nauwe Christelijke omgang geen verachting dient te kweken? Blz. 363, §25.
✔ In welke geestestoestand wij zeer zeker niet dienen te raken? Blz. 363, §28.
✔ Wat de juiste handelwijze is die gij moet volgen wanneer gij van iets verkeerds wordt beschuldigd? Blz. 365, §33.
✔ Hoe de Christelijke eenheid gelijk de olie op Aärons hoofd is? Blz. 366, §37.
-