De geest tot klagen verdrijven
1. Trachten Jehovah’s getuigen aanmerkingen te maken op de mensen? En waardoor wordt aangetoond of dit al dan niet het geval is?
ZIJ die zich hebben opgedragen God te dienen, moeten op de belangen van Gods koninkrijk en de rechtvaardiging van zijn naam letten. Zij dienen nooit opgeblazen of hoogmoedig te worden omdat zij de waarheid bezitten of omdat zij de weg ten leven kennen. Het blote feit dat zij deze kennis bezitten, maakt hen niet beter dan iemand anders. Maar zij hebben verstand genoeg deze kennis der waarheid tot zich te nemen, het begrip te verwerven dat te hunner beschikking staat en in Jehovah’s belang te werken. Zij zijn dankbaar jegens Jehovah. Jehovah’s getuigen trachten niet aanmerkingen te maken op de mensen die hun vragen hen in hun huizen te bezoeken. Zij zijn veeleer gelukkig wegens de gelegenheid die hun wordt geboden, en zij vragen de mensen van goede wil of het goed is dat zij met hen komen studeren. Zij zijn er verlangend naar met de mensen te delen wat zij hebben ontvangen. Daar zij de waarheid bezitten, willen zij deze geven aan allen die oren hebben om te horen, hetzij ’s morgens, ’s middags, ’s avonds — op elke tijd waarop het de toehoorders gelegen komt. Jehovah zegt dat zijn volk dag en nacht in zijn tempel zijn lof zal zingen, en dit betekent dat Jehovah’s getuigen dag en nacht de ware aanbidding moeten beoefenen, hem dienend door het goede nieuws te prediken.
2. Wat was voor de Israëlieten in de woestijn de bron van de moeilijkheden, en hoe kunnen wij tegenwoordig van geloof blijk geven en geluk verwerven?
2 Wanneer wij terugblikken op de ongelukkige ervaringen van de Israëlieten in de woestijn, bemerken wij dat de moeilijkheden te wijten waren aan klagers en aan personen die aanmerkingen maakten. Maar welk een geluk had hun deel kunnen zijn indien zij overeenkomstig de regelingen van God hadden gehandeld! Geloof was alles wat zij nodig hadden; het was zulk een eenvoudige zaak. En hetzelfde geldt tegenwoordig. Indien wij handelen in overeenstemming met de regelingen die God voor ons treft, geven wij van ons geloof blijk. Wij kunnen door middel van ons getuigenisgeven van huis tot huis de waarheid aan anderen geven, en door dit te doen, kunnen wij geluk verwerven. Er is geen reden waarom wij in ons leven niet gelukkig zouden zijn.
3. Hoe kunnen moeilijkheden in een zendingshuis worden rechtgezet?
3 Laten wij de dingen op praktische wijze beschouwen. Leerlingen studeren af van de Wachttoren Bijbelschool Gilead en zij nemen hun intrek in een zendingshuis. Er is geen reden waarom zij niet in geluk met elkaar zouden opschieten, want zij kunnen in hun nieuwe gebiedstoewijzing de gehele tijd door de waarheid aan anderen geven. Indien er in huis tussen de broeders daar, kleine moeilijkheden en ergernissen rijzen, kunnen wij er zeker van zijn dat er ten minste één van hen fout is. Maar wie is het? Het lijdt geen twijfel dat de moeilijkheid schuilt bij hen die onenigheid hebben; wat dus moet worden gedaan, is, de broeders laten samenkomen en uitzoeken wat de oorzaak van de hele moeilijkheid is. Indien een ieder een beetje geeft of toegeeft, dat wil zeggen, indien er van elke zijde een beetje wordt gegeven, kan de moeilijkheid waarschijnlijk in orde worden gebracht en er zal niets meer over worden gezegd.
4. Wat moeten wij doen om samenwonen tot een succes te maken, en waarom behoren wij zo te handelen?
4 Indien de moeilijkheden in orde zijn gebracht maar er aan beide zijden nog grieven blijven, zal er nog steeds geen geluk zijn. In een zendingshuis moet gij de wens hebben met uw broeders en zusters op te schieten. Dit zelfde geldt eveneens in elk huis; er moet een verlangen zijn met elkander op te schieten. Houd in gedachten dat allen dienstknechten van God zijn, evenals gij. Wegens uw kennis van de waarheid van Gods Woord hebt gij allen zo veel om voor te leven. Gij allen wilt meer kennis. Er is u reeds veel kennis gegeven en stellig zijt gij ten gevolge van uw ijverige studie goed op de hoogte met Gods Woord. Maar gij wilt blijven studeren; gij verheugt u nog steeds in het lezen van zijn Woord, en gij hebt het verlangen van uw geloof in dat Woord blijk te geven door dit goede nieuws aan anderen mede te delen. Indien gij allen nu deze zelfde gedachten zijt toegedaan en het Woord van God in het veld predikt, waarom zoudt gij het dan niet wat andere dingen betreft met elkaar eens kunnen zijn? Waarom kunnen wij niet leven zoals God wil dat wij leven: in geluk, niet klagend tegen elkander? Alles wat wij moeten doen om het leven tot een succes te maken, is te geven of een beetje meegaand te zijn. Allen die zich in Jehovah’s organisatie bevinden, moeten hem hun ware aanbidding schenken. Zij moeten ook jegens hun naaste liefde aan de dag leggen en naar tevredenheid in hun leven streven.
5. Waarom geloven de hooghartigen bedrog, en waarom zijn zij niet gelukkig?
5 De psalmist zeide: „Hoe gelukkig is de man die Yahweh [of, Jehovah] tot zijn vertrouwen heeft gemaakt, die zich niet tot de hooghartigen heeft gewend, noch zich terzijde heeft afgekeerd naar bedrog” (Ps. 40:4, Ro). Een trots mens is nooit gelukkig. Hij denkt alleen aan zichzelf, niet aan zijn naaste, en in het bijzonder vergeet hij Jehovah, zijn God. Toen Mirjam en Aäron hooghartig werden ten aanzien van hun broer Mozes, werden zij vernederd; en tegenwoordig kunnen wij nimmer hooghartig worden indien wij onze positie voor Jehovah, de Superieur, beseffen. Wij zijn de inferieuren; er bestaat voor ons dus geen reden trots of verwaand te worden. Zodra wij dit wel worden, geloven wij bedrog; wij denken dat wij belangrijk zijn. Wij blijven in gebreke in gedachten te houden dat de belangrijke kwestie de rechtvaardiging van Jehovah’s naam is en de prediking van zijn boodschap in de gehele wereld. Laten wij door onze dagelijkse dienst tonen dat dit niet de wijze is waarop wij de zaak bekijken, maar laten wij leven op een wijze die Jehovah’s naam en voornemen tot eer zullen strekken.
GEEN AANMERKINGEN MAKEN OVER TEGENSTAND EN VERVOLGING
6. Waarom dienen wij ons niet ongelukkig te voelen wegens de onderdrukking van de getuigen in sommige landen, maar wat dienen wij veeleer te doen?
6 Jehovah’s getuigen zijn in deze tijd niet ontmoedigd vanwege de gebeurtenissen in de wereld. Wij bevinden ons te midden van een goddeloze organisatie, ’de wereld des Duivels,’ zoals de Bijbel haar noemt. Ze is vervuld met droefheid en leed en verkeert in een diep ongelukkige toestand; maar er is geen reden waarom Jehovah’s getuigen ongelukkig zouden zijn, ook al leven zij in de wereld. Ofschoon wij ons er in bevinden, behoeven wij er geen deel van te zijn. Wanneer wij Jehovah’s organisatie beschouwen, staan wij verbaasd over de voorspoed en groei waarin ze zich verheugt ondanks alle druk welke over haar is gebracht door degenen die het goede nieuws tegenstaan. Jehovah’s getuigen hebben gezien hoe in vele landen hun werk is stilgelegd of hinderpalen in de weg wordt gelegd, maar dit ontmoedigt hen niet. Moeten wij nu tegen God klagen en hem zeggen dat hij niet weet hoe hij zijn zaken moet besturen. Moeten wij naar Rusland kijken en zeggen: „God, waarom zijt gij in gebreke gebleven zendelingen van Jehovah’s getuigen in dat land binnen te krijgen om te prediken?” Wij kunnen wegens zekere ongelukkige ondervindingen die Jehovah’s getuigen achter het IJzeren Gordijn overkomen, God niet gebieden. Degenen van Jehovah’s getuigen die zich daar bevinden, hebben hetzelfde Woord van God, en zij blijven voortgaan het goede nieuws getrouw te prediken. Jehovah’s getuigen die zich in andere landen bevinden waar grotere vrijheid bestaat, dienen er op uit te trekken en de boodschap van Gods koninkrijk zelfs op nog grotere schaal te prediken en dankbaar te zijn dat zij de gelegenheid hebben. Veronachtzaam de vrijheid tot spreken in uw gebied niet. Soms leggen onze broeders in democratische landen, waar vrijheid van spreken bestaat, niet evenveel ijver aan de dag in het van huis tot huis gaan als de verkondigers die in landen leven waar voortdurende tegenstand is.
7. Welke vragen dienen wij te stellen en te beantwoorden over het dienen onder omstandigheden als in dergelijke landen?
7 Denk eens een ogenblik na. Wat zoudt gij doen indien uw regering u vertelde dat gij Jehovah God niet meer zoudt kunnen aanbidden en dat gij uw God niet meer boven de staat zoudt kunnen stellen? Wat zoudt gij onder zulke omstandigheden doen? Waarin zoudt gij geluk vinden? Zoudt gij het hierin vinden dat gij uw geest veranderde en zoudt overschakelen naar aanbidding volgens de beschikking van de staat? Of zoudt gij alleen geluk vinden in het aanbidden van Jehovah God zoals hij door middel van zijn Woord aangeeft? Zoudt gij er mede ophouden tot anderen te prediken wanneer gij op tegenstand stuitte? Of zoudt gij er pal voor staan het evangelie te prediken in overeenstemming met de gelegenheid die gij daartoe zoudt hebben? Zoudt gij klagen zoals sommigen en zeggen: „God, waarom hebt gij mij dit doen wedervaren?” Misschien zoudt gij kunnen denken: „Waarom kon ik niet in een ander land zijn geboren waar niet zoveel moeilijkheden zijn? Waarom doet het Wachttoren Genootschap mij niet van dit land naar een ander land verhuizen en laat het mij daar niet prediken?” Een ware Christelijke dienaar van de Allerhoogste zou zijn prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk niet kunnen opgeven. O, er zijn veel dingen waarover wij zouden kunnen klagen, maar indien wij de juiste hartetoestand bezitten, zullen wij God dankbaar zijn voor de gelegenheid overal te dienen waar hij ons naar toe zendt of waar wij ook mogen zijn, omdat wij weten dat dit evangelie van het Koninkrijk overal moet worden gepredikt. Mensen zijn mensen waar wij hen ook aantreffen, en er bevinden zich goede en slechte onder hen. Indien daar „schapen” zijn, willen wij hen vinden.
8. Waarom prediken Jehovah’s getuigen ongeacht waar zij zich bevinden en onder ongunstige toestanden?
8 Houd in gedachten dat God zijn organisatie leidt, en hij zal dit evangelie van het Koninkrijk in de gehele wereld tot een getuigenis laten prediken. Wij moeten dus ongeacht waar wij naar toe gaan, ongeacht wat wij te doen hebben, vaststaan ten einde in dat predikingswerk voort te blijven gaan. Het is een werk dat gedaan moet worden. Wij willen geen klagers worden want dan zijn wij geneigd met het prediken van de waarheid op te houden; en wanneer wij er eenmaal mede ophouden de waarheid aan anderen te geven, zullen wij ons geluk kwijtraken. Vele getrouwe getuigen in deze tijd zijn zelfs in gevangenissen en concentratiekampen gelukkig, en zelfs in zulke plaatsen blijven zij druk aan het werk door het evangelie tot andere gevangenen te prediken. Jehovah’s getuigen zijn gelukkig in landen waar de boodschap van het Koninkrijk verboden is. Zij blijven over de waarheid praten ofschoon zij het wegens tegenstand en vervolging hard te verantwoorden hebben. Zij houden in gedachten dat Petrus heeft gezegd: „Ja, wie is de man die u kwaad zal doen indien gij ijverig wordt voor hetgeen goed is? Maar ook al zoudt gij lijden ter wille van rechtvaardigheid, gij zijt gelukkig. Wordt echter niet bevreesd voor datgene waarvoor zij bevreesd zijn, noch wordt in beroering gebracht. Maar heiligt de Christus als Heer in uw hart, altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden eist voor de hoop die in u is, doch doet dit met zachtaardigheid en diepe achting.” — 1 Petr. 3:13-15, NW.
9. Hoe is hij die voorkomend is jegens de armen tegenwoordig gelukkig?
9 Jehovah is zeer ingenomen met hen die belangstellen in de armen dezer wereld, want het is deze klasse mensen die naar de boodschap van het Koninkrijk luistert. De psalmist heeft gezegd: „Hoe gelukkig is hij die voorkomend is jegens de armen, in de dag des onheils zal Yahweh hem bevrijden; Yahweh zal hem bewaren en hem in het leven behouden en hij zal gelukkig verklaard worden in het land; geef hem dan niet over aan het verlangen van zijn vijanden!” (Ps. 41:1, 2, Ro) Wij kunnen er zeer zeker niet mede ophouden dit evangelie van het Koninkrijk te prediken alleen omdat dit het verlangen van onze vijanden is. Jehovah’s getuigen zullen veeleer gelukkig worden verklaard indien zij de armen der wereld, zij die zuchten en uitroepen wegens de gruwelen van dit oude samenstel, deze waarheden betreffende Jehovah’s koninkrijk voorhouden. Wanneer wij aan onze broeders en zusters en aan alle dienstknechten van God in andere landen denken en er aan denken hoe de vijand zijn aanvallen op hen blijft richten, dienen wij God zeer dankbaar te zijn voor de vrijheid die wij hebben, en wij dienen van onze dankbaarheid blijk te geven door zolang wij nog de gelegenheid hebben, het evangelie in een grotere mate te prediken. Allen dienen hun rijpheid te tonen door het juiste voorbeeld te stellen in het getuigenisgeven van huis tot huis, door huis-Bijbelstudiën te leiden en door degenen die nog niet rijp zijn, te helpen sterker te worden wat het verrichten van hun velddienst betreft.
10. Door welke houding en actie met betrekking tot Jehovah’s organisatie kunnen wij gelukkig zijn?
10 Laat nimmer toe dat gij begint te klagen over de plaats die gij in Gods organisatie inneemt. Wees in plaats daarvan gelukkig met de organisatie en verlaat haar niet. „Gelukkig het volk dat den jubelkreet [vreugdeklank] kent en in het licht van uw aangezicht, Jahwe, wandelt, dat in uw naam den ganschen dag juicht en verhoogd wordt door uw gerechtigheid” (Ps. 89:16, 17, LV; Ro). Jehovah’s volk is erg gelukkig wanneer het voortmarcheert in heilige opstelling, terwijl het standvastig blijft. Over de gehele aardbol horen wij Gods dienstknechten terwijl zij in heilige formatie een vreugdeklank van aanbidding tot Jehovah doen opstijgen. Een ieder moet aan zijn positie vasthouden en trachten zijn doeltreffendheid in de dienst te verbeteren. Er is geen reden enige twijfel te koesteren omtrent de uitslag van de zaak. Gods Woord heeft zijn voornemens aan ons geopenbaard; zijn getrouwe dienstknechten op aarde weten daarom wat hij gaat doen, en zij dienen schouder aan schouder te marcheren en nimmer hun gelederen te verbreken. Wij beseffen dat sommigen fouten zullen maken, maar dat is geen reden tot klagen. Wat ons te doen staat, is de fouten te verbeteren.
GELUKKIG DOOR TERECHTWIJZING
11. Hoe moet de persoon die door Jehovah wordt terechtgewezen, zijn geluk niet verliezen omdat hij de terechtwijzing heeft ontvangen?
11 „Hoe gelukkig is de mens die gij terechtwijst, o Yah! en die gij uit uw wet onderricht!” (Ps. 94:12, Ro) Indien wij niet werden terechtgewezen en wij op onze onjuiste weg bleven voortgaan, zouden wij al gauw bemerken dat wij weer terug waren in de organisatie des Duivels. De enige wijze waarop wij gelukkig kunnen zijn, is door te worden terechtgewezen en door in overeenstemming te blijven met het nieuwe samenstel van dingen in Jehovah’s organisatie. De God der hemelen zal niet naar de aarde afkomen of zal niet een engel zenden om bij ons te gaan zitten en de dingen aan ons uit te leggen. Neen, het kan zijn dat onze broeder het woord zal voeren. Het kan onze moeder of onze vader zijn. Een groepsdienaar of zonedienaar kan ons het terechtwijzende onderricht geven. Het kan door middel van het tijdschrift De Wachttoren komen. Het zal komen van binnen Jehovah’s organisatie uit, en het is in het belang van hen die zich in de organisatie bevinden. De terechtwijzing kan kwetsen; ze kan hard aankomen, en indien gij de terechtwijzing niet kunt verdragen, zult gij uw geluk verliezen. Natuurlijk is er geen vreugde op het moment dat de terechtwijzing wordt toegediend, maar daarna, wanneer wij het foutieve van onze wijze van optreden inzien en wanneer wij weer in overeenstemming met Gods regelingen zijn gekomen, kunnen wij ons verheugen en de waarde van de terechtwijzing op prijs stellen. „Als streng onderricht verdraagt gij dit. God handelt met u als met zonen. . . . Geen enkel streng onderricht schijnt weliswaar voor het ogenblik vreugdevol te zijn, maar bedroevend; toch werpt het daarna voor hen die er door zijn geoefend, vreedzame vruchten af, namelijk, rechtvaardigheid” (Hebr. 12:7, 11, NW). De werkelijke dienstknecht van Jehovah zal vanwege de terechtwijzing blij zijn; het is dus waar dat iemand die door Jehovah wordt terechtgewezen, gelukkig is.
12. Hoe dienen wij terechtwijzing niet te versmaden, en waarom niet?
12 Versmaad terechtwijzing niet. Indien iemand naar u toekomt en hij u begint te vertellen dat u ergens fout in bent, luister dan naar hem. Windt u niet direct op en zeg niet: „Wacht even, laat mij jou nu eens wat vertellen.” Neen, gij moet naar die persoon luisteren indien hij iets op zijn hart heeft dat hij meent u te moeten vertellen. Bedenk eens — misschien is er iets niet in orde met u, en waarschijnlijk is dit ook het geval, omdat wij allen in zonde zijn geboren en in ongerechtigheid zijn gevormd. Eén ding weten wij, en dat is, dat wij in Jehovah’s organisatie willen blijven. En indien wij een terechtwijzing ontvangen ook al hebben wij geen kwaad gedaan, dan zal de terechtwijzing ons toch geen nadeel berokkenen; maar indien wij wel kwaad hebben gedaan, zullen het advies en de raad groot nut voor ons afwerpen en wij zullen niet terugglijden in de organisatie des Duivels. Indien wij ons ooit wegens kwaad doen buiten Jehovah’s organisatie bevinden, kunnen wij er zeker van zijn dat wij ons in de wereld nimmer in hetzelfde geluk zullen verheugen als waarin wij ons in zijn organisatie verheugden. Daarom moeten wij onze geest altijd op de dingen van God gericht houden. Wij moeten onze geest hervormen en ons zelf blijven terechtwijzen.
13. Waarom dient niemand te denken dat hij geen terechtwijzing nodig heeft?
13 Wij hebben reeds veel terechtwijzing ontvangen, vooral toen wij in de waarheid kwamen. Door middel van Bijbelstudiën ontvingen wij terechtwijzingen wat betreft ons inzicht in Gods Woord. Al deze terechtwijzing werd ons op zeer vriendelijke wijze gegeven en er is geen reden waarom dienaren in de groep of oudere broeders ons niet nog steeds op een vriendelijke wijze zouden vermanen. Het kan zijn dat sommigen die reeds tien of twintig jaren in de waarheid zijn, denken dat zij helemaal geen terechtwijzing nodig hebben. Maar houd in gedachten, de kinderen Israëls waren veertig jaar lang in de woestijn, en zij hadden voortdurend terechtwijzing nodig. Berisping en onderricht zijn de weg ten leven; verdraag de terechtwijzing dus en trek er voordeel uit. Gij zult er gelukkiger door zijn.
KINDEREN EN JONGELINGEN
14. Hoe dienen de kinderen der rechtvaardigen te worden geholpen gelukkig te zijn?
14 „Een goedgunstig man kan men een groot man noemen, maar wie kan een getrouwe man vinden? Wat een rechtvaardige man betreft die in zijn onkreukbaarheid wandelt, hoe gelukkig zijn zijn kinderen na hem!” (Spr. 20:6, 7, Ro) Jehovah’s getuigen zien ten volle de noodzaak van Gods geest in ten einde in onkreukbaarheid te wandelen en getrouw aan God te blijven. Wij willen de kinderen van Jehovah’s getuigen ook zien opgroeien in de waarheid en stevig zien staan. Het is niet prettig kinderen weerbarstig te zien handelen. Soms schijnt het de ouders niets te kunnen schelen hoe hun kinderen handelen. Wanneer wij naar het jongere geslacht kijken, zelfs onder hen die ontevreden zijn met de toestanden en die zich tot de waarheid hebben gekeerd, bemerken wij soms dat zij een brutale, onverschillige houding hebben. Natuurlijk, zo leidt de wereld haar kinderen op, tot ruwe mensen. Maar wanneer een persoon Gods Woord begint te bestuderen en zijn geest begint te hervormen, dient hij in te zien dat mensen veel beter met elkaar kunnen opschieten door overeenkomstig het beginsel van liefde te handelen en niet door te trachten ruwheid aan de dag te leggen. In deze laatste dagen van de organisatie des Duivels, nu wij zoveel ontevredenheid in de huizen en onder de mensen der wereld aantreffen, verbaast het ons niet dat wanneer nieuwen in de organisatie komen, zij soms wat van die houding der oude wereld meenemen. Maar onze wegen zijn niet Gods wegen, en zijn gedachten zijn veel hoger dan onze gedachten; wij moeten ons dus veranderen.
15. Hoe geven sommigen die jong in jaren zijn, van ongepastheid blijk met betrekking tot Jehovah’s organisatie, en wat is voor zulke jongelingen het middel tot terechtwijzing?
15 Af en toe horen wij hoe een jonge broeder, die achttien of negentien jaar oud is en die misschien sinds zijn 12de of 13de jaar in de waarheid is, enige van zijn oudere broeders begint te vertellen wat er gedaan dient te worden en hoe het moet worden gedaan. Hij denkt dat hij, ook al is hij nog maar jong, beter weet op welke wijze Jehovah’s organisatie moet worden bestuurd dan degenen die reeds vijftien of twintig jaar in de organisatie zijn. Wanneer de jonge knaap niet de juiste opleiding van zijn ouders heeft ontvangen, heeft hij het gevoel dat hij volledig bekwaam is en hij tracht de dingen op zijn eigen wijze te doen. Maar deze jonge mensen moeten nog datgene leren wat zij die ouder in de waarheid zijn, jaren geleden hebben geleerd. Zij moeten gehoorzaamheid en geduld leren, en bovenal moeten zij de waarheid uit Gods Woord leren. Zij moeten hun geest hervormen en er mee beginnen kennis in zich op te nemen voordat zij anderen vermaningen kunnen geven. Vaak wordt opgemerkt dat wanneer deze jonge mensen die het gevoel hebben dat zij bekwaam zijn, enige verantwoordelijkheid op de schouders wordt gelegd, zij in hun verantwoordelijkheden te kort schieten. Zij dragen de last niet graag, en zij verliezen hun belangstelling er voor. Jonge mensen dienen dus van hen die ouder zijn, wijsheid aan te nemen en aldus kennis te verwerven. Een titel of positie is waardeloos, maar Jehovah’s naam heerlijkheid en eer geven, dát is belangrijk.
16. Waarom dient, volgens de apostel Paulus, dezulken geen hoge verantwoordelijke positie te worden toevertrouwd?
16 Rijpheid is noodzakelijk in Jehovah’s organisatie omdat een positie waarin iemand opzicht heeft, altijd met verantwoordelijkheid gepaard gaat. Denk er aan dat de apostel Paulus heeft gezegd: „Indien een man een ambt van opziener tracht te verkrijgen, verlangt hij naar een juist soort van werk. . . . geen pas bekeerde man, opdat hij niet opgeblazen wordt van trots en in het oordeel valle dat over de Duivel werd geveld” (1 Tim. 3:1-6, NW). Het is dus goed naar het juiste soort van werk te streven, maar blijf studeren en u oefenen zodat gij er goed bekwaam voor zijt, en gij zult Gods zegen hebben.
17. Waarom dienen zij op wier schouders een lading verantwoordelijkheid rust, niet te trachten er aan te ontkomen zoals Mozes eens heeft gedaan? En draagt dat tot geluk bij?
17 Mozes was een lange tijd in Jehovah’s organisatie en hij kon verantwoordelijkheid dragen en er zich goed van kwijten. Maar toen de natie Israël jammerend bij hem kwam, zeide hij: ’Laat mij sterven.’ De Israëlieten waren deze grote leider, die een afbeelding was van de grotere toekomstige leider, Christus Jezus, die in deze tijd onze Leider is niet erg behulpzaam. Maar het punt waar het hier om gaat, is dit: verantwoordelijkheid brengt grote lasten met zich, en iemand moet rijp zijn om deze lasten te kunnen dragen. Wij moeten ons echter nimmer zoals Mozes voelen en de wens hebben overal van af te zijn. Er is geen reden waarom wij ons zo zouden gevoelen, want Jehovah’s organisatie is tegenwoordig vredig, voorspoedig en gelukkig. De dienaren zijn tot medewerking bereid en willen op elke wijze behulpzaam zijn ten einde er op toe te zien dat dit grote werk tot eer, heerlijkheid en rechtvaardiging van Jehovah’s naam wordt volbracht. Er moet aan het einde van dit samenstel van dingen een werk worden gedaan. Voordat het volbrachte einde komt moet het evangelie van het Koninkrijk worden gepredikt, en of het einde nu over vijf jaren, tien jaren of meer jaren binnen dit geslacht komt, dient voor Jehovah’s getuigen geen verschil te maken. Zij zijn Gods dienaren en zij willen zich getrouw van hun taak kwijten. God heeft hun het werk opgedragen en het maakt zijn dienstknechten gelukkig de gehele lading verantwoordelijkheid te dragen. Zij hebben het werk ter hand genomen, en, door zijn onverdiende goedgunstigheid, zullen zij het blijven doen totdat het voltooid is. Gij die in dit werk zijt begonnen, blijf er in volharden en geef altijd de goede boodschap die gij hebt, aan hen die willen horen. Zolang gij blijft voortgaan de waarheid om niet te geven, zult gij in grote mate geluk smaken.
18. Waarom dienen zij die vals worden beschuldigd en worden vervolgd, gelukkig te zijn, en hoe dienen zij dit geluk tot uitdrukking te brengen?
18 De grote moeilijkheid waardoor ons predikingswerk wordt belemmerd, zal niet van binnen Gods organisatie uit komen, maar, zoals Christus Jezus te kennen gaf, zal ze worden veroorzaakt door druk van de organisatie des Duivels, die buiten is. Jezus zeide zijn discipelen: „Gelukkig zijt gij wanneer de mensen u smaden en u vervolgen en liegende allerlei schandelijks tot u zeggen ter wille van mij. Verheugt u en springt op van vreugde, want uw loon is groot in de hemelen; want zo hebben zij de profeten vóór u vervolgd” (Matth. 5:11, 12, NW). Ja, Jehovah’s getuigen kunnen gelukkig zijn wanneer zij worden gesmaad en vervolgd. Zij zijn zo gelukkig dat zij opspringen van vreugde. Dit is een uitdrukking van geluk! Gods dienstknechten zijn zo gelukkig omdat zij weten dat zij aan de juiste zijde staan en de waarheid bezitten. Zij kunnen gelukkig zijn ook al liegen de mensen over hen, en ook al is de vervolging zwaar zij zullen tot anderen blijven spreken, niet tot de vervolgers maar tot de toeschouwers en zelfs tot hen die misschien tezamen met hen in de gevangenis zijn opgesloten. Wanneer gij eenmaal te weten zijt gekomen dat het gelukkiger is de waarheid aan anderen te geven dan enkel de waarheid te ontvangen, zult gij de waarheid blijven geven, ook al wordt iedere soort van boze actie tegen u ingesteld. Gij weet dat gij, wanneer gij aldus handelt, Jehovah en zijn Zoon Christus Jezus eer toebrengt.
19, 20. Waardoor wordt veeleer het volledige geluk geschonken in plaats dat het wordt geschonken door iemand te zijn of iemand te kennen?
19 Het is noodzakelijk in Gods organisatie te blijven. En wat gij doet met datgene wat gij weet, dat zal u geluk schenken. Tevredenheid in het leven is niet gelegen in wie gij zijt of wie gij kent. Denk er aan: ’Jehovah geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand’ (Spr. 2:6; AS). Een ieder moet op zijn eigen benen staan om geluk te verwerven. Maria viel niet enkel omdat zij Jezus’ moeder was geluk ten deel, maar de waarheid die zij betreffende haar Zoon kende, die maakte haar in het bijzonder gelukkig. Gij hebt gelezen over de vrouw die uit de schare riep en zeide: „Gelukkig is de schoot die u heeft gedragen en de borsten die gij hebt gezogen!” Maar Jezus zeide: „Neen, gelukkig zijn veeleer zij die het woord van God horen en het bewaren!” (Luk. 11:27, 28, NW) De moeder van Jezus kennen, was niet het belangrijke, noch bracht het feit op zichzelf dat zij de Redder had gebaard, volledig geluk. Waar het werkelijk om gaat, is, zoals Jezus aantoonde, het woord van God horen en het bewaren, een werkelijke dienstknecht en een ware aanbidder van Jehovah God zijn. Dat schenkt geluk.
20 Wij kunnen dus zien dat iemands positie in Jehovah’s organisatie, of hij van de Wachttoren Bijbelschool Gilead is afgestudeerd en een zendeling is geworden, of dat hij een groepsdienaar of een zonedienaar is of op een bijkantoor werkt, die persoon nog niet noodzakelijkerwijs gelukkig maakt. Niet de positie schenkt het geluk maar wat hij in die positie doet. Heeft hij het woord van God gehoord en bewaart hij het? Indien ja, en indien hij zijn broeders goed dient, terwijl hij van datgene wat hij heeft, aan zijn broeders en de mensen van goede wil weggeeft om hen te helpen, dan zal hij gelukkig zijn. De waarheid is belangrijk, niet de positie. Hoewel dus velen in Jehovah’s organisatie verschillende posities hebben, moeten deze posities niet verheerlijkt of aanbeden of geëerd worden, maar het werk dat wordt gedaan, behaagt hem. En een ieder die Jehovah God behaagt, behaagt natuurlijk stellig zijn broeders in de waarheid. Indien de waarheid in u is en gij in overeenstemming met de waarheid leeft, zult gij een gelukkige persoon zijn.
21. Indien een vergeetachtige hoorder niet de gelukkige persoon is, wie dan wel, ongeacht zijn positie?
21 Luister naar de woorden van Jakobus: „Hij . . . die tuurt in de volmaakte wet die tot vrijheid behoort, en die daarin volhardt, deze mens zal, omdat hij geen vergeetachtig hoorder, maar een dader van het werk is geworden, gelukkig zijn in het doen er van” (Jak. 1:25, NW). Dat is het enige wat geluk zal schenken: geven, spreken, het goede nieuws van het Koninkrijk tot andere mensen prediken. Het ontvangen van een diploma of het bekleden van een ambt kan een persoon tot een vergeetachtig hoorder maken indien hij begint te denken dat hij nu alles weet. Van hem die veel heeft zal meer worden geëist; derhalve dient iedere persoon in Gods organisatie vuriger en ijveriger te zijn in het verrichten van het werk dat God aan zijn zorg heeft toevertrouwd. Laten wij die ons in zijn nieuwe samenstel van dingen bevinden, onze geest blijven hervormen ten einde zoals God te denken, en dan geluk verwerven door te geven.
BRONNEN VAN GELUK
22. Waarom is Jehovah de „gelukkige God”, en wat moeten wij dus willen zijn?
22 Jehovah’s dienstknechten zijn in deze tijd gelukkig omdat zij geloof in Gods Woord en in Jehovah zelf hebben. Zij verwachten niet dat er in deze dagen ten behoeve van hen wonderen worden verricht en evenmin verwachten zij een uiterlijk teken waardoor zij worden geholpen in Jehovah’s organisatie te blijven. Jehovah’s Woord is voldoende voor zijn volk en zij kunnen dat navolgen. Het heeft ons vrijgemaakt van de organisatie des Duivels, en wij zijn van plan vrij te blijven. Paulus was gelukkig in zijn werk omdat hij ’het glorierijke goede nieuws van de gelukkige God had, dat hem werd toevertrouwd’ (1 Tim. 1:11, NW). Onze God is een gelukkige God, en daar wij naar zijn beeld en gelijkenis zijn gemaakt, is er geen reden waarom wij niet eveneens gelukkig zouden zijn. Zijn geluk is uit geven voortgevloeid, en hij heeft ons zo veel gegeven dat wij overvloedig veel aan anderen hebben te geven. Alle normale schepselen willen leven. Wij hebben het leven lief en wij willen het beste er uit halen. Wat wij bovenal uit het leven willen verkrijgen, is geluk, want leven verstoken van geluk zou saai en oninteressant zijn.
23. Hoe zoeken sommigen geluk, maar wat schenkt ons het grootste geluk?
23 Tegenwoordig zoeken de mensen op vele wijzen naar geluk. Sommigen ontvangen het van hun gezin of goede vrienden, anderen door naar het strand of de bossen te gaan of door met hun kinderen te spelen. Maar het grootste geluk valt iemand ten deel door aan anderen te geven in plaats van door enkel iets te ontvangen in de vorm van genoegen. Hoewel wij het zeer aangenaam vinden dingen van onze aardse vrienden te ontvangen en hun die wij liefhebben, iets te geven, zijn onze grootste vrienden Jehovah God en Christus Jezus. Zij hebben ons wat kennis en begrip betreft zoveel gegeven dat wij hiervan in overvloed aan anderen kunnen geven. „Dit betekent eeuwig leven [voor die anderen], dat zij kennis tot zich nemen van u, de enige waarachtige God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Joh. 17:3, NW.
24. Waarom dient het met ons nooit zover te komen dat wij de waarheid niet aan anderen willen uitdelen?
24 Laat het met ons nooit zover komen dat wij de waarheid die wij hebben ontvangen, niet meer aan anderen willen geven. Indien wij ooit in zulk een geestestoestand geraken dat wij iemand anders niet willen vertellen over de glorierijke voorzieningen die Jehovah God door bemiddeling van zijn Zoon Christus Jezus heeft getroffen en wij ons schamen voor de ware religie, dan zal Jehovah God zich voor ons schamen. Voor een dergelijke persoon zal in Jehovah’s organisatie geen plaats zijn. Laten wij ons ook nooit tot de gedachte verleiden dat wij nu genoeg hebben gedaan in Jehovah’s dienst. Wij dienen niet te denken dat wij, omdat wij veertig of vijftig jaar of zelfs langer in de waarheid zijn, ons uit de dienst kunnen terugtrekken. Zolang wij adem hebben, moeten wij Jehovah loven. Houd in gedachten dat wij in Jehovah’s organisatie duizenden jaren, ja, millioenen jaren en zelfs onbegrensd lang verwachten te leven. Het zal een zuivere en reine organisatie zijn en een ieder die zich er in bevindt, zal Jehovah aanbidden. Waarom zouden wij er dan nu, omdat wij zestig of zeventig jaar oud zijn, aan denken met onze aanbidding en dienst op te houden?
25. Hoe kan jeugdige personen reeds vroeg geluk ten deel vallen?
25 Wat een vreugde is het thans voor een jong meisje of een jonge knaap er een aanvang mede te maken Jehovah te dienen, er op jeugdige leeftijd mede te beginnen de geest te hervormen, er een aanvang mede te maken te denken zoals God denkt, zijn Woord te bestuderen en er mede vervuld worden, deze prachtige hoedanigheden te bezitten die een Christen moet bezitten, namelijk, liefde, toewijding, geduld en goedgunstigheid! Wat een geluk kunnen zij in alle eeuwigheid bezitten wanneer zij al deze hoedanigheden en de geest die tot geven bereid is, bezitten!
26. Wat willen wij in plaats van de rijkdommen en armoede dezer wereld hebben, en hoe trachten wij die dingen te verkrijgen?
26 Laten wij allen tevreden zijn met wat Jehovah God ons heeft gegeven en ons goed kwijten van de verantwoordelijkheden die ons op de schouders zijn geplaatst. Laten wij onze broeders met vreugde en blijdschap dienen. De schrijver van de Spreuken heeft gezegd: ’IJdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels; opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is Jehovah? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste’ (Spr. 30:8, 9, AS). Jehovah’s getuigen van tegenwoordig willen de rijkdommen dezer wereld niet, noch willen zij de armoede. In plaats daarvan vragen wij hetzelfde als datgene waarom Jezus zijn discipelen heeft leren bidden: „Geef ons heden ons brood voor vandaag.” Alles wat wij nodig hebben, zijn de noodzakelijke levensbehoeften: een dak boven ons hoofd, voedsel en kleding. Wanneer wij deze dingen en godvruchtige toewijding bezitten, dienen wij tevreden te zijn. God heeft alle noodzakelijke dingen beloofd om ons in het leven te houden en actief in zijn dienst te laten zijn, en wij stellen iedere dag pogingen in het werk om deze noodzakelijke dingen voor ons zelf en ons gezin te verkrijgen. Maar wat meer zegt, wij leven niet van brood alleen maar van ieder woord dat uit Gods mond uitgaat. — Deut. 8:3; Matth. 4:4.
27. Waarin willen wij dus rijk zijn, en hoe zullen wij het gelukkigste volk op aarde blijven?
27 Wij willen dus in de overvloed van kennis rijk zijn. Wij willen ijdelheid en leugentaal verre van ons doen zijn. Wij willen onze God Jehovah nimmer verloochenen. Omdat Jehovah’s getuigen Jehovah’s naam niet ijdel gebruiken, zijn zij het gelukkigste volk ter wereld. Op hen rust niet de last of de verantwoordelijkheid te trachten deze oude wereld op te lappen en bijeen te houden. Zij bezitten echter wel het antwoord op de problemen van tegenwoordig en zij hebben de meest vertroostende, opwekkende en optimistische boodschap die iedereen kan horen en die de meest verstrekkende gevolgen heeft. Zij hebben de boodschap van het koninkrijk Gods, dat zegeningen van voorspoed en geluk zal brengen aan allen die rechtvaardigheid liefhebben. Zij zullen deze boodschap blijven geven want zij weten dat het gelukkiger is te geven dan te ontvangen. Of gij nu dus een groepsverkondiger, een pionier, een zonedienaar, een districtsdienaar, een zendeling, of een werker op een bijkantoor zijt, of ergens anders in Jehovah’s organisatie werk verricht, blijft u getrouw kwijten van uw taak in de positie die gij inneemt. Blijf het goede nieuws uitdelen terwijl gij Jehovah in heilige opstelling en kledij aanbidt.