„Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”
GEEN enkel mens, en ook geen enkele groep van mensen die een regering vormen, kan de beloofde „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” scheppen. Wie kan dan wél een nieuwe wereld van rechtvaardigheid tot stand brengen? Degene die beloofd heeft het te doen, Degene over wie een engel in de hemel zei: „Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen.” Wij kunnen een volledig vertrouwen in Jehovah’s uitspraak hebben: „Want zie, ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde.” Wat verstaan wij onder de „nieuwe hemelen”? En wat onder „een nieuwe aarde”? En wanneer worden deze geschapen? — Luk. 1:37; Jes. 65:17, NW.
Volgens de Schrift bestaat een wereld uit „hemelen” en een „aarde”. De „hemelen” — dat deel van de wereld wat voor menselijke ogen onzichtbaar is — stellen de geestelijke regerende machten voor. De huidige „hemelen” van deze oude wereld zijn goddeloos en tot de verdwijning gedoemd. Waarom? Omdat Satan de Duivel en zijn demonen de „boze geesten in de hemelse gewesten”, de „hemelen” van deze oude wereld zijn. — Ef. 6:12.
De „aarde” van deze goddeloze wereld is de menselijke maatschappij waarover Satan tracht te heersen als de „overste van de macht der lucht”. Geen wonder dat God heeft beloofd dat de ’tegenwoordige hemelen en de aarde door hetzelfde woord als een schat zijn weggelegd, ten vure bewaard tegen den dag van het oordeel en van den ondergang der goddeloze mensen’! Na over de vernietiging van de goddeloze „hemelen” en „aarde” gesproken te hebben, ging Petrus verder: „Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.” Hoe verheugend is het te weten dat het scheppen van de „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” al aan de gang is! — Ef. 2:2; 2 Petr. 3:7, 13.
Dat de ware christenen in Petrus’ dagen de beloofde nieuwe wereld — de „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” — nog ’verwachtten’, duidt erop dat deze in de dagen van de apostelen nog niet was opgericht. God had echter al wel enkele voorbereidende stappen tot het scheppen van de „nieuwe hemelen” ondernomen.
DE „NIEUWE HEMELEN”
Wat verstaan wij onder de „nieuwe hemelen”? Deze worden gevormd door de nieuwe geestelijke regeringsmachten die God heeft aangesteld om de rechtvaardige nieuwe wereld te regeren. Ze vormen een hemelse regering. De uitdrukking „nieuwe hemelen” is derhalve een andere naam voor wat Jezus Christus het „Koninkrijk der hemelen” noemde, waarvoor hij zijn volgelingen leerde bidden: „Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.” Gods voornemen in het scheppen van de „nieuwe hemelen” of het „Koninkrijk der hemelen” is dus dat zijn goddelijke wil zowel op aarde als in de hemel zal geschieden. — Matth. 13:31; 6:9, 10.
Welke voorbereidende stappen heeft God dan in de eerste eeuw van het christelijke tijdperk met betrekking tot het scheppen van de „nieuwe hemelen” ondernomen? De eerste vond in het jaar 29 n. Chr. plaats bij de rivier de Jordaan; dit was toen God zijn opgedragen, gedoopte Zoon Jezus met zijn heilige geest doopte en hem aldus zalfde om in de hemelen van de nieuwe wereld Koning te worden. O, geen wonder dat er in de nieuwe wereld ’gerechtigheid zal wonen’. De Koning van de nieuwe wereld is niemand anders dan de beproefde Jezus Christus, Degene die zijn liefde voor rechtvaardigheid heeft bewezen door zijn rechtschapenheid ten aanzien van de universele soevereiniteit van zijn Vader te handhaven, hoewel dit zijn dood aan de martelpaal op Golgotha betekende. Over deze Koning der koningen staat geschreven: „God is uw troon in eeuwigheid, en de scepter van uw koninkrijk is een scepter van juiste beginselen. Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat.” — Hebr. 1:8, 9, NW.
Door wie worden de „nieuwe hemelen” behalve de Koning Jezus Christus nog meer gevormd? Door de engelen in de hemel? Neen, het was Gods voornemen dat de „nieuwe hemelen” — of de Koninkrijksregering — samengesteld zouden worden uit de Koning met een beperkt aantal personen van „een nieuwe schepping”. Het kleine aantal van degenen die de „nieuwe schepping” zullen vormen, wordt uit de mensheid genomen. Het aantal van hen die met Christus erfgenamen in het hemelse koninkrijk zullen zijn, is in verhouding tot de miljarden mensen die uiteindelijk eeuwig leven op deze aarde zullen ontvangen, erg klein. Jezus zei derhalve tegen de gezalfde christenen: „Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.” In het boek Openbaring wordt het aantal van deze „kleine kudde” gesteld op „honderd vier en veertig duizend, de losgekochten van de aarde. . . . Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam”. De „nieuwe hemelen” zullen dus uit Christus Jezus en zijn 144.000, de „medeërfgenamen van Christus”, bestaan. — 2 Kor. 5:17; Luk. 12:32; Openb. 14:3, 4; Rom. 8:17.
In 33 n. Chr. deed God nog een andere voorbereidende stap ten aanzien van het scheppen van de „nieuwe hemelen”. Dit was toen Jehovah zijn Zoon een rechtstreekse opstanding uit de doden gaf. Na een periode van veertig dagen voer Jezus naar de hemel op om daar aan de rechterhand van God te zitten totdat de tijd zou zijn aangebroken waarop de „nieuwe hemelen” zouden worden geplant: „Deze . . . heeft . . . Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge. Tot wien der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten”? — Hebr. 1:3, 13.
Kan er dus terecht gezegd worden dat de grondlegging van de nieuwe wereld in 33 n. Chr., toen Jezus naar de hemel opsteeg om de waarde van zijn volmaakte menselijke leven aan zijn Vader aan te bieden en „aan de rechterhand van de majesteit in den hoge” te gaan zitten, plaatsvond? Ja, maar alleen in een beginstadium. Er kon pas van de volledige legging van het fundament van de nieuwe wereld sprake zijn wanneer de nieuwe hemelen begonnen te werken, en dit zou gebeuren wanneer Gods belofte in Jesaja 51:16 (NW) betreffende de „nieuwe hemelen” in vervulling zou gaan: „Ik zal mijn woorden in uw mond leggen, en met de schaduw van mijn hand zal ik u stellig bedekken, om de hemelen te planten en het fundament der aarde te leggen en tot Sion te zeggen: ’Gij zijt mijn volk.’” Alleen wanneer de „nieuwe hemelen” geplant zouden worden, zou het fundament van de nieuwe wereld dus in volledige mate gelegd kunnen worden.
HET PLANTEN EN UITBREIDEN VAN DE „NIEUWE HEMELEN”
Zijn de „nieuwe hemelen”, zoals was beloofd, inderdaad geplant? Ja, dit is gebeurd, en wel in 1914 n. Chr., zoals al dikwijls in dit blad is uitgelegd, toen Jehovah zijn Zoon de macht gaf om als Koning te heersen en hem „heerschappij [gaf] en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is” (Dan. 7:14). In symbolische taal beschrijft het boek Openbaring de geboorte van het Koninkrijk uit Gods vrouw Zion of zijn hemelse universele organisatie aldus: „En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon.” — Openb. 12:5.
Het mannelijke kind, het Koninkrijk, werd „weggevoerd naar God en zijn troon”. Hieruit blijkt dat Jehovah de „nieuwe hemelen” zelf bevestigt. Het jaar 1914 n. Chr. kenmerkt dus de tijd waarin allereerst de „nieuwe hemelen” werden geschapen en ten tweede de inleidende stappen werden gedaan voor het volledige leggen van het fundament van de nieuwe wereld.
De „nieuwe hemelen” bestaan echter niet alleen uit de Koning Jezus Christus. Weldra was de tijd daar dat Jehovah ertoe overging de „nieuwe hemelen” uit te breiden. Hoe deed hij dit? Door Jezus’ getrouwe volgelingen die in de dood waren ontslapen, een opstanding tot hemels leven te geven en hen tot de tegenwoordigheid van zijn koninklijke Zoon in Gods geestelijke tempel of paleis toe te laten.
Wanneer vond deze uitbreiding van de „nieuwe hemelen” plaats? Dat was in het jaar 1918 n. Chr. Hoe weten wij dit? Door een overeenkomstige reeks gebeurtenissen worden wij geholpen deze datum te weten te komen. In 29 n. Chr. werd Jezus door Gods heilige geest tot Koning gezalfd. Drie en een half jaar later, of in 33 n. Chr., ging hij naar de tempel in Jeruzalem, welke hij reinigde van degenen die er een „rovershol” van maakten. De joodse leiders verwierpen Jezus als Koning en enkele dagen later werd hij ter dood gebracht. Bij zijn dood werd Jeruzalem door een aardbeving getroffen en scheurde het gordijn van het tempelheiligdom doormidden, waardoor werd afgebeeld dat Gods toorn op degenen die Zijn Zoon hadden gedood, rustte. — Luk. 19:46; Matth. 27:51.
Iets overeenkomstigs gebeurde toen Jezus in 1914 n. Chr. als Koning in de hemel op de troon werd geplaatst. Drie en een half jaar later, ofte wel in 1918, was de tijd voor hem aangebroken om naar Gods geestelijke tempel te gaan. Zouden de heersers der christenheid hem als Koning accepteren of zouden zij hem verwerpen? Zij verwierpen hem en dit toonden zij door het koninkrijkswerk van Jehovah’s getuigen lam te leggen. Evenals Jezus’ verwerping door de joodse leiders niet kon voorkomen dat God zijn Zoon uit de doden liet opstaan, kon ook de verwerping van de Koning door de christenheid, God er niet van weerhouden Jezus’ getrouwe volgelingen uit de dood op te wekken. In overeenstemming met het beeld van 1900 jaar terug, vond de hemelse opstanding van de gezalfde christenen slechts een korte tijd na de reiniging van de tempel in 1918 onzichtbaar voor menselijke ogen plaats. De natiën voerden in die tijd oorlog: „De volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden . . . En de tempel Gods, die in den hemel is, ging open” (Openb. 11:18, 19). Het voorjaar van 1918 n. Chr. werd gekenmerkt door het openen van de tempel opdat de Koning kon binnentreden, en vervolgens door de opstanding van de gezalfde christenen die te zamen met Jezus „de tempel van den levenden God” uitmaken. — 2 Kor. 6:16.
Welke verhouding bestaat er dan tussen de „nieuwe hemelen” en Gods geestelijke tempel? Deze: Gods geestelijke tempel of paleis — samengesteld uit Jezus Christus, de Fundament-hoeksteen, en 144.000 „levende stenen” — zal voor eeuwig de „nieuwe hemelen” van de nieuwe wereld vormen! — Ef. 2:20; 1 Petr. 2:5.
HET GRONDVESTEN VAN DE „NIEUWE AARDE”
Wij herinneren ons dat Jehovah niet alleen heeft beloofd de „nieuwe hemelen” te planten, maar ook om „het fundament der aarde te leggen”. Toen Jezus in 1918 tot Gods geestelijke tempel kwam om de mensheid te oordelen, werd de christenheid verworpen. Een overblijfsel van Jezus’ gezalfde volgelingen op aarde kwam door dat tempeloordeel heen en werd gereinigd en gezuiverd en als getuigen van Jehovah uitgezonden, als zichtbare vertegenwoordigers van de „nieuwe hemelen”. Gedurende het hoogtepunt van de eerste Wereldoorlog gaf het geestelijke overblijfsel vrijwel geheel geen getuigenis meer, terwijl zij in gevangenschap verkeerden aan het symbolische Babylon, Satans wereld. In 1919 bracht Jehovah zijn ongeorganiseerde volk echter opnieuw bijeen; hij deed hun aantallen toenemen en organiseerde hen voor de prediking van het Koninkrijk. Wat heeft dit met het grondvesten van de „nieuwe aarde” te maken? De herstelling van het geestelijke overblijfsel uit het tegenbeeldige Babylon vanaf 1919 vormt het grondvesten van de „nieuwe aarde”.
Door de wijze waarop Jehovah in 1919 met het herstelde overblijfsel handelde, ontstond dus het verschijnsel dat een natie ’met één slag werd geboren’ en een land „in één dag” werd voortgebracht. Gods profeet had dit voorzegd: „Wie heeft iets dergelijks gezien? Zal een land op één dag met barensweeën worden voortgebracht of een natie met één slag worden geboren?” (Jes. 66:8, NW). Het „land” dat op één dag, de „dag van Jehovah”, werd voortgebracht, is de aardse positie die wordt ingenomen door het herstelde overblijfsel van de „kleine kudde” op aarde. De eersten die dus de nieuwe aardse toestand bewonen, zijn zij die tot de „natie” behoren die plotseling werd geboren, de gezalfde volgelingen van Jezus die bij zijn komst tot de tempel nog op aarde leefden en als de „getrouwe en verstandige slaaf”-klasse dienstdoen (Matth. 24:45-47). Een grote schare op schapen gelijkende mensen hebben zich bij deze geestelijke natie aangesloten, en op het fundament van de pasgeboren natie is een Nieuwe-Wereldmaatschappij gegrondvest. Te midden van deze stervende, corrupte oude wereld aanschouwen wij thans, vlak voor Armageddon, derhalve een snel groeiende menigte bewoners van de „nieuwe aarde”.
Welke hoop bezit deze „grote schare” van op schapen gelijkende mensen die „uit alle volk en stammen en natiën en talen” komen om zich met de Nieuwe-Wereldmaatschappij te verbinden? Zij koesteren de hoop in de nieuwe wereld te leven en eeuwig leven op aarde te genieten. Zij verwachten Armageddon te zamen met het overblijfsel van Gods geestelijke natie te overleven en kijken vurig uit naar de tijd wanneer — nadat de oude, goddeloze „aarde” is vernietigd — het overblijfsel de „nieuwe aarde” aan Jehovah’s aanbidding opdraagt. Het overblijfsel zal de „nieuwe aarde” van na Armageddon op Jehovah’s bestemde tijd verlaten, opdat zij met de Koning Jezus Christus in de eeuwige „nieuwe hemelen” zullen kunnen zijn. Ten slotte zal de „nieuwe aarde” dan geheel en al zijn samengesteld uit leden van de andere schapen, waarvoor de Juiste Herder Christus Jezus is gestorven (Joh. 10:16). Deze „andere schapen” zullen dan niet alleen uit de „grote schare” personen die Armageddon overleven en hun nakomelingen bestaan, maar ook uit degenen die via de „opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen” uit de dood zijn teruggebracht. — Openb. 7:9; Hand. 24:15.
Hoe verheugend is het dat het scheppen van „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” thans aan de gang is! Het visioen van de apostel Johannes zal nu weldra worden verwezenlijkt: „En ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer” (Openb. 21:1). Met de „eerste hemel” worden Satan en zijn demonen bedoeld; de „eerste aarde” die in Armageddon voorbijgaat, is de oude-wereldmaatschappij die ter ondersteuning van Satans wereld is georganiseerd. De „zee” is een symbool van de goddeloze elementen der mensheid die er „niet meer” zullen zijn (Jes. 57:20). Goddeloosheid zal dan niet meer bestaan, want Petrus schreef dat er in de „nieuwe hemelen” en de „nieuwe aarde” ’gerechtigheid zal wonen’ (2 Petr. 3:13). Het is er nu de tijd voor iedereen over het beste nieuws van de gehele wereld te vertellen: Gods schepping van „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”!