Hoe u anderen kunt versterken
„Wanneer gij eenmaal zijt teruggekeerd, versterk dan . . . broeders.” — Luk. 22:32.
1, 2. (a) Waarom is het thans speciaal noodzakelijk anderen hulp te verlenen? (b) Worden dienstknechten van God wel eens ontmoedigd, zodat zij er behoefte aan hebben versterkt te worden?
HET is thans beslist noodzakelijk anderen hulp te verlenen. In geen enkele andere tijd van de geschiedenis zijn zoveel mensen ontmoedigd geweest door de ellendige toestanden in de wereld — het vooroordeel, het onrecht, de slechte woongelegenheden, de woningnood, enzovoort. Anderen voelen zich mismoedig wegens bittere teleurstellingen, een slechte gezondheid, een gevoel van persoonlijk falen of het vermoeden dat zij ongewenst zijn.
2 Ook dienstknechten van God kunnen onverwachts bemerken dat zij heel erg terneergeslagen zijn, en zij zijn misschien verbaasd en verward als zij door zulke gevoelens worden overmand. Het is bekend dat christenen soms wanhopig vragen: „Waarom overkomt dit mij? Wat heb ik gedaan? Ik behoor anderen te versterken, maar ik kan mijzelf nog niet eens versterken. Heb ik mij schuldig gemaakt aan de onvergeeflijke zonde? Heeft God mij in de steek gelaten?”
3, 4. (a) Welke voorbeelden zijn er van vóór-christelijke dienstknechten van God die versterkende hulp nodig hadden? (b) Welk bewijs is er dat eerste-eeuwse christenen er ook behoefte aan hadden versterkt te worden?
3 Zo’n christen behoeft echter niet al te zeer verbaasd te zijn, alsof zijn gevoelens uniek zouden zijn. Andere dienstknechten van God hebben zich net zo gevoeld en hadden er derhalve behoefte aan versterkt te worden. De bijbelse psalmist schreef bijvoorbeeld toen hij zich bedroefd en verlaten voelde: „Ik wil tot God, mijn steile rots, zeggen: ’Waarom zijt gij mij vergeten? Waarom loop ik bedroefd rond wegens de onderdrukking van de vijand?’” (Ps. 42:9) Elkana’s geliefde vrouw Hanna was zo teleurgesteld over haar onvruchtbaarheid en werd zo gekweld door haar mededingster dat „zij dan weende en niet kon eten”. — 1 Sam. 1:5-7.
4 Er waren ook eerste-eeuwse christenen die er behoefte aan hadden versterkt te worden, hetgeen de apostel Paulus ertoe bracht de gemeente te Thessaloníka aan te sporen: „Spreekt bemoedigend tot de terneergeslagen zielen, ondersteunt de zwakken” (1 Thess. 5:14). Na de dood van Jezus Christus voelden Kléopas en zijn metgezel zich erg terneergeslagen. Op de weg naar Emmaüs ’bleven zij met een bedrukt gezicht staan’ en maakten hun teleurstelling kenbaar, want zij hadden gehoopt dat Jezus degene was die Israël zou bevrijden. En wie kan zich niet herinneren hoe Petrus, nadat hij Christus voor de derde maal had verloochend, ’naar buiten ging en bitter weende’? Hij vond het vreselijk dat hij zich er door mensenvrees toe had laten brengen zijn Meester te verloochenen. — Luk. 24:13-21; 22:62.
5. Welk gebod gaf Jezus aan Petrus, en waarom werd het terecht aan hem gegeven?
5 Als gevolg van zijn goddelijke voorkennis, wist Jezus echter van tevoren dat Petrus hem zou verloochenen. Slechts enkele uren voordien had Jezus hier zelfs met Petrus over gesproken, met de woorden: „Ik heb voor u gesmeekt dat uw geloof niet zou bezwijken; en wanneer gij eenmaal zijt teruggekeerd, versterk dan op uw beurt uw broeders” (Luk. 22:32). Als gevolg van zijn verschrikkelijke ervaring wist Petrus heel goed wat het betekende terneergeslagen te zijn en er behoefte aan te hebben versterkt te worden. Hoe passend was het derhalve dat Jezus aan Petrus het gebod gaf: „VERSTERK . . . UW BROEDERS”!
KUNT U ANDEREN VERSTERKEN?
6. Waarom kan er gezegd worden dat dit gebod op alle ware christenen van toepassing is?
6 Onder de gegeven omstandigheden was Jezus’ gebod voor Petrus bedoeld. Het is echter op alle ware christenen van toepassing. Jezus sprak vaak tot één persoon of slechts enkele personen, waarbij hij hen als het ware als klankbord gebruikte, om zijn instructies aan anderen kenbaar te maken. Bij een andere gelegenheid zei hij rechtstreeks tegen Petrus: „Weid mijn schaapjes.” Overeenkomstige instructies werden op alle andere aanwezige apostelen van toepassing gebracht en werden voor alle christelijke herders herhaald (1 Petr. 5:1, 2; Hand. 20:28). En hoewel Jezus het gebod „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën” strikt genomen aan zijn eerste volgelingen had gegeven, is dit gebod op alle ware christenen van toepassing. — Joh. 21:15-17; Matth. 28:19.
7. Welke vragen worden hier gesteld?
7 Indien u dus het verlangen hiertoe bezit en zelf sterk bent, kunt u anderen versterken. Jezus vraagt van zijn volgelingen nooit iets wat zij niet kunnen volbrengen. Wat bedoelde Jezus echter met het gebod: „Versterk . . . uw broeders”? Wat voor soort van versterking die wij aan onze christelijke broeders moeten geven, had hij in gedachten?
8, 9. (a) Wat bedoelde Jezus met zijn gebod ’uw broeders te versterken’? (b) Hoe wordt dit door het oorspronkelijke Griekse werkwoord dat met „versterken” is vertaald, bevestigd?
8 Jezus bedoelde niet speciaal dat wij letterlijke hulp moeten geven, zoals in de vorm van voedsel, dat het lichaam kan versterken (Hand. 9:19). Neen, maar hij bedoelde dat wij onze broeders datgene moeten geven wat zij nodig hebben om in mentaal en geestelijk opzicht versterkt te worden. Hij bedoelde dat wij zodanig zouden spreken of handelen dat het vertrouwen en de hoop van medechristenen hierdoor zouden worden vergroot en dat wij hen aldus zouden vertroosten en standvastig zouden maken in de christelijke levenswijze. Deze gedachte wordt door het oorspronkelijke Griekse werkwoord dat in de bijbel met „versterken” is vertaald, overgedragen.
9 Toen Jezus bijvoorbeeld tot Petrus zei: „Versterk . . . uw broeders”, gebruikte hij het Griekse werkwoord stèrizoo, dat de betekenis heeft van „stevig neerzetten, stevig bevestigen, vastmaken, steunen, ondersteunen”. Vandaar dat dit Griekse werkwoord in de Nieuwe-Wereldvertaling ook is vertaald met ’standvastig maken’ (Rom. 1:11; 16:25; 2 Thess. 2:17; 1 Petr. 5:10). Andere Griekse werkwoorden die in de Schrift met „versterken” zijn vertaald, dragen de betekenis over van „krachtig maken, ondersteunen of bevestigen en vertroosting geven”, zoals wij zullen zien. Laten wij eerst echter eens opmerken hoe het kwam dat Petrus er behoefte aan kreeg geestelijk versterkt te worden. Een dergelijk onderzoek kan ons helpen het te vermijden overeenkomstige fouten te maken.
PETRUS’ FALEN
10. Hoe gaf Petrus er blijk van dat hij een te groot vertrouwen had met betrekking tot zijn geestelijke kracht, maar wat voorzei Jezus?
10 Vestig uw aandacht eens op de gebeurtenissen vlak voordat Petrus Christus verloochende. Toen Jezus gedurende de laatste avond voorafgaande aan zijn terechtstelling met zijn apostelen bijeen was en tot hen zei: „In deze nacht zult gij allen in verband met mij tot struikelen worden gebracht”, pochte Petrus: „Ook al worden alle anderen in verband met u tot struikelen gebracht, ik zal nimmer tot struikelen worden gebracht!” (Matth. 26:31-35) Volgens Lukas’ verslag van het gebeurde, waarschuwde Jezus Petrus ten aanhoren van de andere apostelen: „Simon, Simon, zie! Satan heeft ulieden voor zich opgeëist, om u te ziften als tarwe.” Petrus verklaarde echter: „Heer, ik ben gereed met u zowel de gevangenis als de dood in te gaan.” Jezus antwoordde evenwel: „Ik zeg u, Petrus: Vandaag zal er geen haan kraaien, voordat gij driemaal geloochend hebt mij te kennen” (Luk. 22:31-34). Het is interessant op te merken hoe Jezus’ woorden in diezelfde nacht in vervulling gingen.
11, 12. Hoe bleven Petrus en de andere apostelen herhaaldelijk in gebreke Jezus in de hof van Gethsémane te gehoorzamen?
11 Na een lang gebed verlieten Jezus en zijn apostelen de bovenkamer waar zij het Pascha hadden gevierd, en gingen naar de hof van Gethsémane (Joh. 16:33–18:1). Voordat Jezus hen daar achterliet, opdat hij alleen kon bidden, zei hij tot Petrus en nog twee van zijn apostelen: „Blijft hier en waakt.” Deden zij dit echter? Het bijbelse verslag zegt: „Hij kwam en vond hen slapende.” Jezus wendde zich toen tot Petrus en zei: „Simon, slaapt gij? Hadt gij niet de kracht om één uur te waken? Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt.” — Mark. 14:32-38.
12 Waren Petrus en de andere apostelen gehoorzaam? Het bijbelse verslag vervolgt: „Hij ging wederom heen en bad, terwijl hij hetzelfde woord zei. En wederom kwam hij en vond hen slapende.” Zij luisterden niet! Voordat Jezus wegging om opnieuw te bidden, heeft hij er ongetwijfeld nog krachtiger bij hen op aangedrongen dat zij wakker zouden blijven en zouden bidden. Maar Jezus „kwam voor de derde maal en zei tot hen: ’Op een tijd als deze slaapt gij en neemt gij rust! Het is genoeg! Het uur is gekomen! Ziet! De Zoon des mensen wordt door verraad in de handen van zondaars overgeleverd’”. — Mark. 14:39-41.
13. (a) Wat deed Petrus toen Jezus werd gearresteerd en werd weggeleid? (b) Onder welke omstandigheden verloochende Petrus Christus, en hoe dacht Petrus naderhand over hetgeen hij had gedaan?
13 Kort daarna gaf Petrus er blijk van heel wakker te zijn. Hij trok een zwaard en hakte het oor af van Malchus, een slaaf van de hogepriester, die bij degenen was die waren gekomen om Jezus te arresteren (Joh. 18:10, 11). Jezus werd gegrepen en weggevoerd, en de apostelen vluchtten. Petrus volgde echter op een afstand, klaarblijkelijk innerlijk verscheurd tussen de vrees voor zijn eigen leven en zijn diepe bezorgdheid ten aanzien van wat er met Jezus zou gebeuren. Zij kwamen bij de woning van de hogepriester, en toen Petrus op de binnenplaats was, loochende hij bij drie verschillende gelegenheden dat hij Jezus ook maar kende, terwijl hij zelfs wenste dat hij vervloekt zou worden als hij Jezus kende. Op dat moment kraaide een haan, waarna Jezus zich omdraaide en Petrus aankeek. Petrus ging toen naar buiten en weende bitter. — Luk. 22:47-62; Mark. 14:71, 72.
LESSEN DIE WIJ DIENEN TE LEREN
14. (a) Welke bijbelse waarschuwing wordt door Petrus’ falen onderstreept, hetgeen welke les beklemtoont? (b) Welk bewijs hebben wij dat Petrus deze les heeft geleerd?
14 Petrus was zo zeker geweest van zijn geestelijke kracht, maar toch struikelde hij en bleef hij in gebreke een getrouwe christelijke handelwijze te volgen. Hoe onderstreept zijn ervaring de belangrijkheid van de waarschuwing: „Wie . . . denkt te staan, moet oppassen dat hij niet valt”! (1 Kor. 10:12) Ja, een les die wij allen hieruit moeten leren is, dat niemand van ons ooit een al te groot vertrouwen moet hebben met betrekking tot zijn geestelijke kracht, in het geloof dat hij onmogelijk kan vallen. Wij kunnen wel degelijk vallen. Petrus heeft dit geleerd, en daarom schreef hij later aan medechristenen: „Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden.” — 1 Petr. 5:8.
15. (a) Welke andere les dienen wij allen hieruit te leren? (b) Wat is de belangrijkste bron van versterkende hulp?
15 Nog een les die wij moeten leren uit wat er die nacht gebeurde is, dat wij allen versterkende hulp nodig hebben. Toen Jezus in de hof van Gethsémane was, trachtte hij die benodigde hulp te verschaffen door er bij zijn discipelen op aan te dringen dat zij zouden bidden. Zij hadden in het bijzonder de hulp nodig die God kan verschaffen. En zoals de apostel Paulus zei, ’kan God u standvastig maken’, dat wil zeggen, hij kan ons versterken of pal doen staan, zodat wij alle druk kunnen weerstaan (Rom. 16:25). Zelfs Jezus Christus had deze versterking nodig, zoals blijkt uit wat er in de hof gebeurde toen zijn apostelen sliepen.
16, 17. (a) Wat gebeurde er toen Jezus in de hof tot God bad? (b) Hoe heeft de engel Jezus klaarblijkelijk versterkt?
16 Zoals wij hebben opgemerkt, bad Jezus zelf. Het bijbelse verslag zegt dat hij „op de knieën [viel] en . . . in gebed [ging], terwijl hij zei: ’Vader, indien gij het wenst, neem deze beker dan van mij weg. Doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede.’ Toen verscheen hem een engel uit de hemel, die HEM STERKTE [enischuoo]” (Luk. 22:41-43). Ja, Jehovah God verschafte daar in de hof, op dat uiterst kritieke moment in Jezus’ leven, hulp door bemiddeling van een engel!
17 De engel heeft klaarblijkelijk met Jezus gesproken en inlichtingen verschaft die hem krachtig maakten en hem met nieuwe kracht bezielden. Dit wordt te kennen gegeven door het Griekse woord enischuoo, dat hier met „sterkte” is vertaald. De enige andere keer dat dit werkwoord in de bijbel voorkomt, in Handelingen 9:19, wordt er van de apostel Paulus gezegd dat hij „werd versterkt” door voedsel te eten. Jezus werd daarentegen niet versterkt door stoffelijk voedsel tot zich te nemen, maar door de tegenwoordigheid van de engel, en ongetwijfeld door diens aanmoedigende woorden. De apostelen sliepen echter en verkeerden dus niet in de positie om aldus gesterkt te worden.
18. (a) Wat hebben wij nodig om geestelijke kracht te hebben, en waar kunnen wij deze ontvangen? (b) Wat zijn enkele goede vragen die wij onszelf moeten stellen?
18 Hoe staat het met u? Bent u waakzaam om geestelijke voorzieningen te ontvangen die u kunnen versterken? Houd in gedachten dat de bijbel zegt: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt” (Matth. 4:4). Deze versterkende uitspraken van God worden gewoonlijk niet door bemiddeling van een engel verschaft, zoals in het geval van Jezus. Ze worden veeleer in Gods Woord de bijbel aangetroffen, dat geregeld op de christelijke vergaderingen van Jehovah’s Getuigen wordt beschouwd en besproken. Bent u waakzaam en aandachtig wanneer u op deze vergaderingen aanwezig bent? Ontvangt u bij zulke gelegenheden door dat wat er wordt gezegd de geestelijke kracht die u nodig hebt? Niets minder dan ons leven hangt af van de kracht die wij uit dit geestelijke voedsel putten.
HOE PETRUS WEER KRACHT VERWIERF
19, 20. (a) In wat voor positie had Petrus zich door zijn verloocheningen geplaatst? (b) Wat deed Jezus in verband met Petrus’ terugkeer?
19 Door zijn herhaalde verloocheningen had Petrus in werkelijkheid niet alleen Jezus verlaten, maar ook Jehovah God. Jezus had echter het vertrouwen dat Petrus zou terugkeren. Hij wist dat Petrus een goed hart bezat, maar dat hij eenvoudig door mensenvrees was overmand. Wat zou Jezus dus doen? Verwachtte hij dat Petrus uit zichzelf zou terugkeren, zonder enige hulp of aanmoediging?
20 Neen, Jezus heeft gedaan wat hij kon om Petrus te helpen. In de eerste plaats bad hij ten behoeve van Petrus en smeekte hij God dat zijn geloof niet volledig zou bezwijken (Luk. 22:32). Hij deed echter meer dan dat, want enige tijd na zijn opstanding verscheen Jezus speciaal aan Petrus, waarna de discipelen opgewonden berichtten: „De Heer is werkelijk opgewekt en hij is aan Simon verschenen!” (Luk. 24:34) Uit hetgeen de apostel Paulus hierover zei, was dit klaarblijkelijk een van Jezus’ eerste verschijningen na zijn opstanding (1 Kor. 15:4-8). Waarom schonk Jezus zulk een speciale aandacht aan Petrus, degene die hem zo heftig had verloochend?
21. (a) Met welk doel schonk Jezus speciale aandacht aan Petrus? (b) Welke uitwerking dient dit op ons te hebben?
21 Hij deed dit om Petrus te versterken en hem de verzekering te geven dat hij hem nog steeds liefhad en hem als zijn discipel wilde gebruiken. Ontroert deze barmhartige consideratie voor Petrus ons niet? Jezus’ handelwijze herinnert ons aan de vader van de verloren zoon, die zijn berouwvolle zoon bij zijn terugkomst met open armen ontving (Luk. 15:11-32). Welke uitwerking zou Jezus’ handelwijze volgens u op Petrus hebben gehad? Welke uitwerking zou zo’n handelwijze op u hebben? Petrus werd gesterkt; hij werd geestelijk sterker dan ooit. Hij kwam terug. En herinnert u zich nog wat Jezus wilde dat de teruggekeerde Petrus — en dit geldt voor ons allemaal — zou doen? „VERSTERK . . . UW BROEDERS”, zei Jezus. Met andere woorden, help hen stevig in het geloof bevestigd te worden. Hoe kunnen wij dit doen?
VOORBEELDEN TER NAVOLGING
22. Hoe kunnen wij onze broeders het beste versterken?
22 Wij kunnen dit het beste doen door op het voorbeeld van Jezus acht te slaan en de manier na te volgen waarop hij handelde ten aanzien van Petrus en anderen die er behoefte aan hadden versterkt te worden. En zoals wij kunnen zien, was Jezus barmhartig en vergevensgezind. Wij kunnen onze broeders versterken en hen stevig in het geloof bevestigen door net zo jegens hen te handelen. Wij moeten acht slaan op de bijbelse raad: „Wordt vriendelijk jegens elkaar, teder mededogend, elkaar vrijelijk vergevend, zoals ook God door Christus u vrijelijk vergeven heeft.” — Ef. 4:32.
23. (a) Wat dienen vooral ouderlingen in verband met Jezus’ voorbeeld op te merken? (b) Hoe kunnen ouderlingen tonen dat zij Jezus’ voorbeeld navolgen?
23 De ouderlingen in de christelijke gemeente dragen in het bijzonder de verantwoordelijkheid hun broeders versterkende raad te geven, en daarom moeten zij Jezus’ voorbeeld zorgvuldig onderzoeken. Hij verschilde totaal van de religieuze Farizeeën, die ’zware vrachten samenbonden en die op de schouders der mensen legden’. Jezus zei: „Mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Matth. 23:4; 11:28, 30). Daarom, ouderlingen, imiteert hem dus door uw broeders niet in te rijgen in een keurslijf van regels die een persoonlijke zienswijze met betrekking tot bepaalde aangelegenheden weerspiegelen en die als „zware vrachten” zouden kunnen zijn die hen verzwakken. Kweekt veeleer in uw broeders een oprechte waardering voor Jehovah aan, zodat zij er uit het hart toe worden bewogen Hem te willen behagen. Dit zal hen stevig in het geloof bevestigen.
24. (a) Hoe was Petrus versterkend voor zijn broeders? (b) Hoe hebben andere christenen hun broeders versterkt?
24 Petrus was er succesvol in zijn broeders te versterken. Zijn schitterende voorbeeld van vrijmoedigheid en onbevreesdheid in de prediking, ondanks spot en tegenstand, vormde bijvoorbeeld een bron van aanmoediging voor hen (Hand. 2:14–5:42). Hoe versterkend waren bovendien zijn opbouwende brieven, waarvan de eerste „ter aanmoediging” werd geschreven! (1 Petr. 5:12) Andere eerste-eeuwse ouderlingen versterkten hun broeders eveneens door aanmoediging te schenken, want de bijbel zegt over Paulus en Barnabas: „Zij [keerden] . . . naar Lystra en Ikónium en Antiochië terug en versterkten de zielen der discipelen, terwijl zij hen ertoe aanmoedigden in het geloof te blijven.” Ook moedigden Judas en Silas „de broeders met menige toespraak aan en versterkten hen”. Later ging Paulus „Syrië en Cilicië door en versterkte de gemeenten”. — Hand. 14:21, 22; 15:32, 41.
25. (a) Welke gedachte wordt er door deze woorden „versterkten” en „versterkte” overgedragen? (b) Hoe kunnen ouderlingen in deze tijd hun broeders derhalve versterken?
25 Het Griekse werkwoord epistèrizoo (een langere vorm van stèrizoo), dat hier in Handelingen met „versterkten” en „versterkte” is vertaald, heeft de gedachte van standvastig maken of steun geven aan. In de Vertaling van professor Brouwer wordt Handelingen 14:22 als volgt weergegeven: „Zij sterkten de discipelen innerlijk.” Het Nieuwe Testament in de omgangstaal luidt hier: „Zij staken de gelovigen een hart onder de riem.” Ouderlingen, volgt dit voorbeeld na. Door uw ijverige voorbeeld in de velddienst, door uw onbevreesdheid ondanks tegenstand, door de aanmoediging die u geeft en door uw aansporende lezingen zult u uw broeders versterken, hun een hart onder de riem steken en hen standvastig maken in het geloof.
26. Hoe kan elk lid van de christelijke gemeente zijn broeders versterken?
26 Maar niet alleen ouderlingen moeten hun broeders versterken. Iedere christen dient te trachten dit te doen. Hoe is dit in uw geval mogelijk? Voornamelijk door een goed voorbeeld te geven in uw gehoorzaamheid aan Jehovah’s vereisten, hetgeen inhoudt dat u bijvoorbeeld geregeld de christelijke vergaderingen bezoekt. Als u daar bent, kan een vriendelijke glimlach of een opgewekte begroeting een terneergeslagen broeder reeds versterken. Vooral de antwoorden die u gedurende de gemeentevergaderingen geeft, kunnen opbouwend zijn. Als deze uit het hart worden gesproken, ook al zijn ze naar uw gevoel nog zo onbeduidend, kunnen ze het hart van uw broeders beroeren en hen versterken (Hebr. 10:23-25). Ook door actief te zijn in de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk, ondanks zulke belemmeringen als slecht weer of fysieke zwakheden, kunt u anderen er beslist toe aanmoedigen uw goede voorbeeld na te volgen.
27. Hoe vormden de drie metgezellen van de apostel Paulus een versterkende hulp voor hem, zoals door het hier gebruikte Griekse woord te kennen wordt gegeven?
27 Zelfs personen die stevig in het geloof bevestigd zijn, kunnen er behoefte aan hebben versterkt te worden, zoals met Jezus zelf het geval was (Luk. 22:43). Wij kunnen bij het verschaffen van een dergelijke hulp het voorbeeld van Aristárchus, Justus en Markus navolgen. De apostel Paulus schreef tijdens zijn gevangenschap in Rome over hen: „Juist zij zijn voor mij een versterkende hulp geworden” (Kol. 4:10, 11). Ja, zij hebben Paulus werkelijk bijgestaan. Hoe? Welnu, het Griekse woord parègoria, dat hier met versterkende hulp is vertaald, duidt op een verzachting of troost. „Een verbale vorm van het woord duidt op medicijnen die irritatie verminderen”, zo wordt in An Expository Dictionary of New Testament Words, door W. E. Vine, opgemerkt. Door dus bij Paulus te blijven en hem te vertroosten en aan te moedigen, waren deze mannen een versterkende hulp voor hem.
28. Wat zijn enkele manieren waarop wij, in overeenstemming met dit bijbelse voorbeeld, onze broeders kunnen versterken?
28 Ook thans kunt u, door degenen die terneergeslagen zijn of een beproeving ondergaan, te vertroosten, een versterkende hulp voor hen blijken te zijn. Door hun alleen maar te laten weten dat u om hen geeft en dat u hen liefhebt, zult u hen opbouwen. Vaak heeft iemand er behoefte aan zich tegenover iemand te kunnen uiten en zijn gemoed tegenover een vriend te kunnen ontlasten. Door dus enkel een medegevoelende luisteraar te zijn, zult u misschien in staat zijn uw broeders te versterken. Zou het niet goed zijn, aangezien iedereen voordeel kan trekken van aanmoediging, om onszelf vaak af te vragen: „Kan ik eraan denken om vandaag op zijn minst één vriendelijke daad voor iemand te verrichten — door iemand die van streek is, in de put zit of aanmoediging nodig heeft misschien vriendelijk toe te spreken of door van medeleven blijk te geven?” Ja, hoe belangrijk is het dat wij datgene doen wat de bijbel zegt: „Blijft elkaar . . . vertroosten en elkaar opbouwen.” — 1 Thess. 5:11.
VERSTERK UW BROEDERS NU!
29. Waarom is het vooral nu belangrijk dat wij onze broeders versterken?
29 Het is vooral nu belangrijk dat wij ons er bewust van zijn elkaar te versterken. Waarom? Omdat evenals Petrus en de andere apostelen in de eerste eeuw plotseling aan grote beproevingen werden onderworpen, wij thans aan misschien nog grotere geloofsbeproevingen het hoofd moeten bieden naarmate wij het einde van dit samenstel van dingen steeds dichter naderen. Het is dus in geen enkele andere tijd belangrijker geweest dat wij onze broeders versterkende hulp schenken en deze ook van hen ontvangen. Wees u derhalve bewust van degenen in de gemeente die goed werk verrichten door anderen op te bouwen en te versterken en volg hun voorbeeld na. Beschouw echter in het bijzonder het voorbeeld van Jehovah God en zijn Zoon.
30, 31. (a) Hoe verschaffen Jehovah God en zijn Zoon ons een voortreffelijk voorbeeld wat het versterken van anderen betreft? (b) Wat dient uw vaste besluit te zijn, en welk resultaat kunt u voor uzelf verwachten?
30 Wanneer wij hun voorbeeld beschouwen, springt in het oog hoe onzelfzuchtige liefde een bijzonder versterkende uitwerking op anderen kan hebben. En merk op hoe God het initiatief neemt in het ten toon spreiden van zijn liefde. De bijbel zegt zelfs: „God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren” (Rom. 5:8). Ja, toen wij nog lelijke dingen tegen God deden en misschien zelfs wel zijn bestaan loochenden en zijn wetten op een bijzonder schandelijke wijze overtraden, had God ons lief en trof hij voor ons een voorziening om eeuwig leven te genieten (Joh. 3:16). En zijn Zoon handelt op dezelfde wijze jegens de mensheid. Zelfs toen Petrus Jezus verloochende, hield Jezus er bijvoorbeeld niet mee op Petrus lief te hebben. Zoals wij hebben opgemerkt, is hij later, na zijn opstanding, speciaal aan hem verschenen, waardoor hij hem opnieuw van zijn liefde verzekerde.
31 Wees dus als Jehovah God en zijn Zoon. Versterk uw broeders. Heb hen intens lief vanuit het hart. Neem hierin het initiatief. Als resultaat hiervan zult u op uw beurt door hen bemind en versterkt worden. Wat zal dat geweldig zijn!
[Illustraties op blz. 553]
Jezus’ gebod om ’uw broeders te versterken’ was voor alle christenen bedoeld. Versterkt u anderen?