Vragen van lezers
● Wat bedoelt de Schrift in Jakobus 3:1 waar staat: „Er dienen er niet zovelen van u leraars te worden, mijn broeders, want wij weten dat wij een zwaarder oordeel zullen ontvangen”? — M.W., Verenigde Staten.
Het woord „leraar” wordt op verschillende manieren gebruikt. Jehovah is de Grote Leraar van zijn volk en Jesaja 54:13 zegt daarover: „Al uw zonen zullen personen zijn die door Jehovah worden onderwezen, en de vrede van uw zonen zal overvloedig zijn.” Hij neemt een exclusieve positie in want hij is de Bron van alle waarheid. Hij heeft zijn Zoon Christus Jezus als onderwijzer met zich verbonden en deze Jezus zei tot zijn discipelen: „Gij noemt mij ’Leraar’ en ’Meester’ en gij hebt gelijk, want dat ben ik ook” (Joh. 13:13). Er is echter niemand anders die de autoriteit bezit deze rol van leraar te spelen, of die kan beweren zijn opvolger te zijn, want hij zei: „Laat gij u echter niet ’Rabbi’ noemen, want één is uw leraar, terwijl gij allen broeders zijt.” — Matth. 23:8.
Er zijn er echter in de zichtbare organisatie die leraars in een officiële hoedanigheid zijn. De Meester heeft namelijk de „getrouwe en beleidvolle slaaf” aangesteld om ervoor te zorgen dat zijn dienstknechten het geestelijke „voedsel te rechter tijd” ontvangen (Matth. 24:45-47). Zij die ten aanzien van deze taak met de slaafklasse zijn verbonden, dragen een zware verantwoordelijkheid voor Jehovah God. Zij moeten onder gebed hun waakzaamheid oefenen om dicht bij het geïnspireerde Woord van God te blijven en geen „mensengeboden als leerstellingen onderwijzen” (Matth. 15:9). Zij moeten erop toezien dat zij hun ambt niet misbruiken door ’ter wille van oneerlijk gewin dingen te leren die zij eigenlijk niet zouden moeten leren’ (Titus 1:11). Ook moeten zij op hun verantwoordelijkheid letten in overeenstemming met de rechtvaardige beginselen uit Gods Woord waarin zij anderen onderwijzen, te leven, zoals in Romeinen 2:21-23 wordt beklemtoond.
Vanwege de zware verantwoordelijkheid die op dergelijke leraars rust, gaf Jakobus de raad: „Er dienen niet zovelen van u leraars te worden, mijn broeders, want wij weten dat wij een zwaarder oordeel zullen ontvangen” (Jak. 3:1). Dat wil natuurlijk niet zeggen dat iemand wanneer hij een theocratische toewijzing krijgt, deze moet weigeren. Hij dient waardering te tonen voor de theocratische regeling die in Efeze 4:11 besproken wordt, waar staat: „Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als zendelingen, sommigen als herders en leraars, met het oog op de opleiding der heiligen tot het bedieningswerk, tot de opbouw van het lichaam van de Christus.” Hij zal nederig zijn toewijzing vervullen en voor leiding naar Jehovah opzien. In overeenstemming met de bijbelse raad op dit punt zal iemand echter niet overdreven naar zo’n positie met veel verantwoordelijkheid verlangen en zich er in trachten te werken.
Hoewel geen enkele christen pogingen zal willen doen Gods taak als leraar of die van Jezus Christus over te nemen, of zich wederrechtelijk de verantwoordelijkheid van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” toe te eigenen, kunnen wij toch het door middel van de theocratische organisatie geleerde aan anderen overdragen, en hen helpen het ook te begrijpen en te waarderen, en in deze betekenis zijn wij leraars. Met dit onderwijs in gedachten gaf Jezus het volgende gebod aan zijn discipelen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en onderwijst hun al wat ik u heb geboden, na te komen” (Matth. 28:19, 20). Paulus zei tot hen die zeer traag waren in het aanvaarden van hun dienstvoorrechten in dit opzicht: „Ofschoon gij met het oog op de tijd leraars behoordet te zijn, hebt gij wederom iemand nodig die u van het begin af de eerste beginselen van de heilige verklaringen Gods leert, en gij zijt geworden als hen die melk, en geen vast voedsel nodig hebben” (Hebr. 5:12). Alle leden van Jehovah’s volk dienen er moeite voor te doen aan de vereisten van leraars te voldoen, hierbij hun plaats in de theocratische regeling behoudend.
● Waarom staat er in Spreuken 8:24, 25 (NW) dat wijsheid „als door barensweeën voortgebracht” werd? — B.G., Verenigde Staten.
Er wordt daar over wijsheid „als door barensweeën voortgebracht” gesproken omdat er daar in de Hebreeuwse tekst een woord gebruikt wordt dat op vrouwen die op het punt staan een kind ter wereld te brengen betrekking heeft. Dit Hebreeuwse woord legt in het bijzonder de nadruk op pijn en wijst op de krampen van een vrouw wanneer zij bezig is een kind ter wereld te brengen. Aldus toont de Nieuwe-Wereldvertaling aan dat de gepersonifieerde Wijsheid, ofte wel de eniggeboren Zoon van God, door een geboorte, op dezelfde wijze als een kind uit een vrouw, was voortgebracht (1 Kor. 1:30; Kol. 1:13-15). Gezien al de moeite welke erbij betrokken is, dient men het een vrouw als verdienste aan te rekenen wanneer zij een kind ter wereld heeft gebracht. Zoals Jezus zei heeft zij achteraf reden om verheugd te zijn (Joh. 16:21). Door in het Hebreeuws met betrekking tot het voortbrengen van de gepersonifieerde Wijsheid dit woord te gebruiken, wordt er aangetoond dat God de eer voor het voortbrengen van zijn eniggeboren Zoon toekomt en dat aan zijn eerste scheppingswerk veel goddelijke aandacht was besteed. Vandaar dat de gepersonifieerde Wijsheid als Gods Zoon, het „begin van zijn weg”, zeer gewaardeerd dient te worden.
● Wat is de „rol des levens” waar in Openbaring 20:12 (NW) naar wordt verwezen? Hoe wordt iemands naam op die rol geschreven, en wanneer? — B.F., Verenigde Staten.
De „rol des levens” is geen letterlijke, maar een symbolische rol. Ze kan ook niet alleen maar op de bijbel van toepassing worden gebracht, want in de schriftuurplaats wordt slechts naar één rol des levens verwezen. Ten tijde van de apostel Johannes, die de Openbaring op schrift stelde, bestonden er echter al vele rollen waarvan de inhoud door God geïnspireerd was en waarin de goddelijke vereisten voor leven werden besproken. Deze rollen waren toen nog niet tot één rol of één boek, de bijbel, zoals wij die thans bezitten, samengevoegd. Het verslag spreekt echter niet over meerdere rollen des levens, maar over slechts één. De „rol des levens” heeft betrekking op een lijst welke Jehovah van die menselijke schepselen zal opmaken die gedurende het duizendjarige rijk aan zijn vereisten voldoen en daarom voor eeuwig leven op deze aarde goedgekeurd worden.
Deze goddelijke vereisten staan in de andere „rollen” die eerst werden geopend, want „de doden werden geoordeeld naar hetgeen er overeenkomstig hun daden in de rollen stond geschreven” (Openb. 20:12). Aan het einde van de duizendjarige oordeelsdag, wanneer Jehovah hen die aan zijn vereisten hebben voldaan, zal rechtvaardigen, zullen de namen dus in de „rol des levens” worden geschreven. — 1 Kor. 15:24-28; Rom. 8:33.