-
Waar christendom — Kan het gevonden worden?De Wachttoren 1976 | 1 april
-
-
„WIJ HEBBEN GEHOORD DAT GOD MET ULIEDEN IS”
Een voorbeeld van de houding van deze figuurlijke „tien mannen” en wat hen ertoe brengt ’de slip vast te grijpen van een man die een geestelijke jood is’, wordt verschaft door de ervaring van een jonge vrouw in de Amerikaanse staat Virginia.
Deze jonge vrouw was zeer onder de indruk gekomen van een bijbelbespreking die zij met een van Jehovah’s getuigen had. Hoewel zij zich schuldig voelde wegens een verkeerde levenswijze die zij destijds volgde, werd zij er door hetgeen zij leerde en het geduld van de Getuige die haar hielp, toe aangespoord haar besprekingen voort te zetten. Zij werd voorgesteld aan andere getuigen van Jehovah die vroeger net zulke twijfels en schuldgevoelens hadden gehad. De liefde en het geduld die zij ten toon spreidden om haar te helpen, overtuigden haar ervan dat God werkelijk met deze mensen was. De veranderingen die zij in haar leven aanbracht, vormden de aanleiding dat anderen zich tot de waarheid aangetrokken voelden, zoals zij verhaalt:
De man voor wie ik werk is lichamelijk gehandicapt. Hij was een ruw persoon die in zijn jeugd een onafhankelijke houding had ontwikkeld. Hij had bemerkt dat zijn religie huichelachtig was. De verandering in mijn persoonlijkheid was voor hem zo opvallend, dat hij begon te luisteren naar wat ik tegen een vrouwelijke collega over de bijbel zei. Ik beantwoordde veel van zijn vragen. Tenslotte ging hij naar een bijeenkomst van de Getuigen. Hij verkreeg genoeg kennis en waardering om er moeite voor te doen dingen te veranderen die volgens hem verkeerd waren, met inbegrip van de rookgewoonte. Hij werd een zachtaardiger persoon. Nu bestuderen hij en zijn vrouw de bijbel, bezoeken zij de vergaderingen van de Getuigen en trachten zij de harmonie in het gezin te herstellen.
Deze mensen hebben het ware christendom gevonden en geïdentificeerd in een wereld waar vaak de vraag wordt gesteld: Bestaat er nog waar christendom? Indien u juiste beginselen zoekt en belangstelling hebt voor de „belofte . . . voor het tegenwoordige en het toekomende leven” — een beter leven in een vredig aards paradijs — zie dan uit naar de identificerende kenmerken van Christus’ discipelen en zeg vervolgens, wanneer u hen gevonden hebt: „Wij willen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is.” — 1 Tim. 4:8; Zach. 8:23.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1976 | 1 april
-
-
Vragen van lezers
● Betekent Matthéüs 27:52, 53 dat sommige personen ten tijde van Jezus’ dood uit het graf werden opgewekt?
Veel bijbelcommentators zijn van mening dat dit de betekenis is van deze verzen. Toch geven geleerden toe dat de betekenis en juiste vertaling van dit schriftgedeelte ongewoon moeilijk is. In werkelijkheid zijn er redenen te geloven dat in deze verzen te kennen wordt gegeven dat door de aardbeving die zich ten tijde van Jezus’ dood voordeed, graven in de buurt van Jeruzalem werden opengebroken, waardoor dode lichamen voor voorbijgangers zichtbaar werden.
In Matthéüs 27:52, 53 staat: „De graven gingen open, en vele lichamen van ontslapen heiligen verrezen; ze verlieten de graven, kwamen na zijn opstanding in de heilige stad, en verschenen aan velen.” — Petrus-Canisiusvertaling.
Indien er echter een opstanding plaatsvond toen Jezus stierf, zoals door deze en andere vertalingen wordt gesuggereerd, zouden de uit de doden opgewekte personen dan met het verlaten van de graven hebben gewacht totdat Jezus zelf, op de derde dag hierna, uit de doden was opgewekt? Waarom zou God zulke „heiligen” eigenlijk op dit tijdstip opwekken, aangezien Jezus „de eerstgeborene uit de doden” zou zijn? (Kol. 1:18; 1 Kor. 15:20) Hier komt nog bij dat de gezalfde christenen of „heiligen” pas gedurende Christus’ toekomstige tegenwoordigheid in de eerste opstanding zouden delen. — 1 Thess. 3:13; 4:14-17; Openb. 20:5, 6.
Merk op dat het verslag, strikt gesproken, niet zegt dat de „lichamen” tot leven kwamen. Er wordt eenvoudig gezegd dat ze als gevolg van de aardbeving verrezen of uit de graven werden geworpen. In 1962 gebeurde iets overeenkomstigs in de stad Sonson in Colombia. El Tiempo (31 juli 1962) berichtte: „Als gevolg van de hevige aardbeving werden tweehonderd lichamen die op het kerkhof van deze stad begraven lagen, uit hun graftomben geworpen.” Voorbijgangers of mensen die over die begraafplaats liepen, zagen de lichamen, en als gevolg hiervan moesten veel inwoners van Sonson naar het kerkhof gaan om hun dode familieleden opnieuw te begraven.
Zonder de Griekse grammatica geweld aan te doen, kan een vertaler Matthéüs 27:52, 53 op een dusdanige wijze vertalen dat hierdoor te kennen wordt gegeven dat ten gevolge van de aardbeving die zich ten tijde van Jezus’ dood voordeed, op overeenkomstige wijze dode lichamen te voorschijn kwamen. In de vertaling door Johannes Greber (1937) worden deze verzen dan ook als volgt weergegeven: „Graven werden opengelegd, en vele lichamen van hen die waren begraven, werden overeind geworpen. In deze
-