Word niet snel toornig
„’s Mensen toorn bewerkt geen gerechtigheid Gods”. — Jak. 1:20, PC.
1. Waarom wordt er door Gods toorn geen onrechtvaardigheid bewerkt, en hoe geeft Jehovah het voorbeeld?
TOORN is op zichzelf geen kwaad. De toorn van Jehovah is de gerechtvaardigde reactie van de absoluut rechtvaardige God op zonde, goddeloosheid en alle vormen van onrechtvaardigheid. „Want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid”. Gods toorn staat volledig onder controle van zijn eigenschappen van gerechtigheid, wijsheid, liefde en macht. „Jehovah is langzaam tot toorn”, zoals door de profeten Nahum, Joël en Jona wordt bevestigd. De psalmist zegt: „Jehovah is genadig en barmhartig, langzaam tot toorn” en Jehovah geeft in Exodus 34:6 zelf de volgende beschrijving: „Jehovah ging aan [Mozes’] gezicht voorbij en verklaarde: ’Jehovah, Jehovah, een barmhartige en genadige God, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedgunstigheid’”. Aldus geeft Jehovah wat het langzaam zijn tot toorn betreft, het voorbeeld. — Ef. 5:6; Nah. 1:3; Joël 2:13; Jona 4:2, AS; Ps. 145:8, NW.
2. Waarom is het voor onvolmaakte mensen belangrijk niet snel toornig te worden?
2 Hoe passend is het dan dat God van ons verlangt dat wij niet snel toornig worden. Als een verklaring waarom het voor onvolmaakte mensen vooral belangrijk is niet snel toornig te worden, zei de geïnspireerde schrijver Jakobus: „Want ’s mensen toorn bewerkt geen gerechtigheid Gods”. Dit is om verscheidene redenen zo. De mens wordt vaak zonder voldoende redenen toornig; zijn toorn overtreft vaak de oorzaak, als er werkelijk een oorzaak bestaat. De mens laat zich in zijn toorn vaak gaan zonder aan de consequenties te denken, met het gevolg dat hij er hierdoor toe wordt gebracht allerlei schadelijks te bedrijven. Menselijke toorn leidt vaak tot verlies van zelfbeheersing — tot stormachtige woedeaanvallen en hevige „uitbarstingen van toorn”, hetgeen tot de onrechtvaardige dingen wordt gerekend waarvan de bijbel zegt: „Wie dergelijke dingen bedrijven, [zullen] het Koninkrijk Gods niet . . . beërven”. Neen, de mens wordt er door zijn toorn niet toe geleid overeenkomstig de door God vastgestelde rechtvaardige maatstaven te leven. — Jak. 1:20, PC; Gal. 5:20, 21.
3. Wat is het gevolg wanneer men snel toornig wordt?
3 De christelijke getuige van Jehovah heeft er derhalve zeer veel interesse voor niet snel toornig te worden, opdat hij de goedkeuring van de rechtvaardige God kan verwerven. „De HERE is rechtvaardig in al zijn wegen, goedertieren in al zijn werken” en zo is ook de uitdrukking van zijn toorn rechtvaardig. Wanneer een mens echter in toorn handelt, bewerkt hij meestal geen goddelijke rechtvaardigheid; hij doet meestal zelfs iets waar hij later spijt van zal hebben. De volgende regel is beslist waar: „De dwaas gaat zich te buiten en voelt zich toch veilig. Wie spoedig toornig is, begaat dwaasheid”. Het is niet aan onze aandacht ontgaan dat mannen en vrouwen die snel kwaad worden, zich gewoonlijk dwaas aanstellen. Dit feit dient een diepe indruk op ons te maken. Het is niet alleen zo dat degene die zich gauw kwaad maakt, zich dwaas aanstelt, maar ook de resultaten van zijn handelwijze zullen zeer dwaas zijn. Mensen die gauw kwaad worden, kwetsen in de regel anderen door hun mondelinge of letterlijke slagen toe te dienen. ’s Mensen toorn is dus geneigd zelfzuchtig en kwetsend te zijn. — Ps. 145:17; Spr. 14:16, 17.
4. (a) Wat is verontwaardiging, en wie gaf er een voorbeeld van hoe deze op de juiste wijze aan te wenden? (b) Waarom is het verstandig verontwaardiging niet snel tot uitdrukking te brengen?
4 Onzelfzuchtige, rechtvaardige toorn wordt verontwaardiging genoemd. Wanneer het geweten in overeenstemming met de rechtvaardige wetten van God is geoefend, is ze een spontane reactie op alles wat verkeerd of kwaad is in Gods ogen. Jezus’ verontwaardiging resulteerde in krachtige woorden en daden die Gods rechtvaardigheid bewerkten (Mark. 3:5, NW; Joh. 2:14-17). Christus Jezus had zijn rechtvaardige toorn altijd onder controle en deze was altijd op waarheid en rechtvaardigheid gebaseerd. De verontwaardiging van onvolmaakte mensen zou echter tot onrechtvaardigheid kunnen leiden wanneer ze op misvattingen en onjuiste gevolgtrekkingen was gebaseerd. Toen Jezus in Bethanië was, goot een vrouw welriekende olie op zijn hoofd uit. „Sommigen spraken verontwaardigd tot elkander: Waartoe dient die verkwisting der mirre? Want deze mirre had voor meer dan driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. En zij waren zeer verstoord tegen haar. Maar Jezus zeide: Laat haar begaan; waarom valt gij haar lastig? Zij heeft een goede daad aan Mij verricht”. Vervolgens legde Jezus uit waarom zij ten onrechte verontwaardigd waren geworden. Van wat mensen verontwaardiging noemen, kan dus zelfs gezegd worden dat het van wijsheid getuigt wanneer men hier niet snel blijk van geeft, doordat men eerst alle feiten en omstandigheden de gelegenheid geeft voor zichzelf te spreken. — Mark. 14:3-9.
5. Welke verandering moet iemand die tot een kennis van Gods waarheid komt, aanbrengen?
5 Voordat iemand de goddelijke wil leert kennen, is hij vaak snel toornig en misschien heeft hij wel plotseling opkomende driftbuien, welke vuile taal en gewelddaden tot gevolg hebben. „Wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar den wil van het vlees en van de gedachten”. Wanneer hij tot een kennis van Jehovah’s rechtvaardige wil komt, moet hij een verandering aanbrengen. Door middel van Gods Woord wordt christenen opgedragen: „Thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond”. Merk op welk een onrechtvaardigheid nauw met toorn en heftigheid is verbonden: „kwaadaardigheid, laster en vuile taal”. Hoe belangrijk is het van iemand die snel tot toorn is, in een persoon die langzaam tot toorn is, te veranderen! — Ef. 2:3; Kol. 3:8.
DE NIEUWE PERSOONLIJKHEID AANDOEN
6. (a) Van welke fundamentele verandering die aangebracht moet worden, is het langzaam zijn tot toorn een deel? (b) Waarom is de nieuwe persoonlijkheid geen uiterlijke karakterontwikkeling?
6 Langzaam zijn tot toorn behoort tot het identificerende kenmerk van wat de bijbel „de nieuwe persoonlijkheid” noemt. Wanneer de apostel de verandering beschrijft welke door hen moet worden aangebracht die de goddelijke goedkeuring zoeken, zegt hij: ’Doet de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere gedragslijn overeenkomt en naar haar bedrieglijke verlangens wordt verdorven, weg; maar gij dient nieuw te worden gemaakt in de kracht die uw geest aandrijft en de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, welke overeenkomstig Gods wil in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid werd geschapen’. Het is dus Gods wil dat deze verandering wordt aangebracht. Gods geest is de kracht door middel waarvan men zijn geest verandert en deze tot activiteit aanspoort. Ook een nauwkeurige kennis van de goddelijke wil is zeer belangrijk voor het tot stand brengen van deze verandering: „Trekt de oude persoonlijkheid met haar praktijken uit en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van haar Schepper”. De „nieuwe persoonlijkheid” is niet het een of andere schitterend uitziende masker dat men over „de oude persoonlijkheid” aantrekt. Neen, de „nieuwe persoonlijkheid” is geen karakterontwikkeling waarbij men uiterlijk prettige manieren aankweekt maar innerlijk nog steeds dezelfde „oude persoonlijkheid” is, daar de geest niet werkelijk overeenkomstig Gods wil en de goddelijke wil is hernieuwd. De „nieuwe persoonlijkheid” gaat niet met onoprechtheid of huichelarij gepaard. Ze is echt, en geen vermomde „oude persoonlijkheid”. Ze bezit werkelijk de uit het hart voortkomende bewijzen van de vruchten van Gods geest: „De vrucht van den Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”. — Ef. 4:22-24; Kol. 3:9, 10, NW; Gal. 5:22, 23.
7. Hoe bezien sommige wereldse personen de nieuwe persoonlijkheid, en waarom is hun zienswijze verkeerd?
7 Het is niet onmógelijk de door God vereiste verandering aan te brengen. Sommige personen staan hier sceptisch tegenover, vooral degenen die niet met Jehovah’s getuigen zijn verbonden. Velen die over de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen hebben geschreven, bestuderen deze aangelegenheid van het in overeenstemming brengen van iemands geesteshouding met Gods wil als louter een prachtige theorie. Zij begrijpen de geestelijke kant van de zaak niet en beseffen niet welke drijfkracht er achter schuilt. Zij beseffen niet welk een kracht er in nauwkeurige kennis, het bezitten van Gods geest en het feit dat men zich aan God heeft opgedragen om zijn wil te doen, is gelegen. De waarheid betreffende de „nieuwe persoonlijkheid” is, dat ze geen theorie is; ze is in het geheel niet door mensen geschapen. „De nieuwe persoonlijkheid” werd, zoals Paulus zei, „overeenkomstig Gods wil . . . geschapen”. — Ef. 4:24.
8. Waarom is de verandering tot een nieuwe persoonlijkheid niet onmogelijk, en maakt God een uitzondering voor degenen die een zeer opvliegend karakter erven?
8 Gods Woord werd dus niet opgetekend met de gedachte dat een verandering onmogelijk is. Het werd met de gedachte geschreven dat een verandering kan en moet worden aangebracht. God aanvaardt niet het excuus van een belijdende christen die wellicht zegt: „Och, ik ben altijd al opvliegend geweest, mijn temperament is nu eenmaal zo; ik kan er nu niets meer aan veranderen”. Wanneer de apostel in Efeziërs 4:31 Gods wil onder woorden brengt, maakt hij geen uitzondering voor degenen die op grond van hun temperament geneigd zijn snel toornig te worden. Met nadruk maakt hij Gods wil bekend: „Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid”. Het algemeen aanvaarde geloof dat iemands opvliegende aard een overgeërfde karaktereigenschap is welke niet in bedwang gehouden of veranderd kan worden, is dus onjuist. Er zijn overvloedig veel bewijzen voor dat de verandering wel mogelijk is. Duizenden personen in de Nieuwe-Wereldmaatschappij waren eens zeer opvliegend; thans zijn zij „langzaam tot toorn”. Zij hebben waarlijk de „nieuwe persoonlijkheid” aangedaan, wetend dat de bijbel niet met de gedachte werd geschreven dat wij geen verandering kunnen aanbrengen, maar dat wij het wel kunnen!
9. Hoe brengt men de verandering aan welke tot een nieuwe persoonlijkheid leidt?
9 Wat moet men doen om de verandering tot stand te brengen? Men moet een nauwkeurige kennis van Gods Woord trachten te verkrijgen. Hiertoe moet men een persoonlijke studie van de bijbel maken. Ook moet men met degenen omgaan die de goddelijke wil doen en die de „nieuwe persoonlijkheid” hebben aangedaan. Door de gemeentevergaderingen van Jehovah’s getuigen bij te wonen, wordt men voortdurend in geestelijk opzicht opgebouwd, waardoor men in staat wordt gesteld voortdurend vorderingen te maken in het aandoen van de „nieuwe persoonlijkheid”. Er is natuurlijk tijd voor nodig om een nieuwe persoonlijkheid te worden, maar door de geest erop in te stellen de noodzakelijke veranderingen aan te brengen, verwerft men Gods goedkeuring en hulp. Bid of Gods geest u wil helpen uw geest aan te sporen.
10. Hoe is een opvliegende aard van invloed op vrede en eenheid, en waarom is het voor degenen die met de Nieuwe-Wereldmaatschappij zijn verbonden, van het allergrootste belang de nieuwe persoonlijkheid aan te doen?
10 Bedenk tevens dat ’een opvliegend mens twist verwekt’ maar dat ’een lankmoedige [iemand die langzaam is tot toorn, NW] den strijd doet bedaren’ (Spr. 15:18). Aangezien vrede en eenheid in Jehovah’s organisatie de overhand moeten hebben, is er in die organisatie geen ruimte voor degenen die door hun opvliegende aard moeilijkheden en twist onder Gods volk veroorzaken. Als iemand die met de Nieuwe-Wereldmaatschappij is verbonden, blijft toestaan dat zijn onbeheerste, opvliegende aard twist veroorzaakt, zullen Jehovah’s engelen tegen zulk een overtreder handelend optreden en hem uit Gods organisatie verwijderen. Het is een ernstige aangelegenheid Gods wil en geest te weerstaan door te weigeren de „nieuwe persoonlijkheid” aan te doen.
’S MENSEN TOORN BEWERKT ONRECHTVAARDIGHEID
11, 12. Waarom wordt snel opkomende toorn door Gods Woord onwettig verklaard, en hoe wordt door voorbeelden in de bijbel en in de kranten de wijsheid van de goddelijke wet getoond?
11 Door te beslissen dat men niet snel toornig mag zijn, verwijdert Gods Woord de oorzaak van vele schadelijke dingen. Zelfs wanneer wij een vluchtige blik in de kranten werpen, merken wij op hoe de menselijke toorn zich gemakkelijk verbindt met het verlangen anderen te krenken of pijn te doen. Welk een monsterachtige gewelddadigheid kan een opvliegende aard, door het verlies van zelfbeheersing waar ze gewoonlijk mee gepaard gaat, tot gevolg hebben! Wij lezen in de kranten meermalen over gevechten en moordpartijen die hun oorsprong vonden in snel opgewekte toorn. Een krant bevatte onlangs een artikel over een jonge jongen die zijn moeder „in een woedeuitbarsting” had gedood omdat zij hem verbood te telefoneren. Hoeveel moorden zijn er niet in een vlaag van woede bedreven! Teveel om op te noemen. De kranten onthullen dat mannen en vrouwen hun huwelijkspartner in een vlaag van woede doden. In de bijbel lezen wij hoe ’Kaïn in heftige toorn ontstak’, met het gevolg dat hij zijn broer vermoordde. Koning Saul wierp een speer naar zijn eigen zoon Jonathan. „Toen ontbrandde de toorn van Saul tegen Jonathan, . . . Daarop wierp Saul zijn speer naar hem om hem te doden”. Geen wonder dat opvliegendheid en woedeuitbarstingen in de bijbel onwettig worden verklaard en dat christenen erin wordt geboden alle gramschap en toorn, evenals alle kwaadaardigheid, uit hun midden te bannen. — Gen. 4:5, PC; 1 Sam. 20:30, 33.
12 Wereldse wetgevers stellen wetten op tegen moord, maar zij maken geen wetten tegen „uitbarstingen van toorn”. Zij roepen geen wetten tegen snel opkomende toorn in het leven. In Gods wet worden al deze dingen echter wel verboden. De goddelijke wet dringt dus tot de grondoorzaak van vele schadelijke dingen door.
13. Hoe gaat de door Christus Jezus gegeven wet verder dan die van Mozes, en welk gevaar ontstaat wanneer men toornig blijft op zijn broeder?
13 In de Wet van Mozes werd moord onwettig verklaard, maar de door Christus Jezus gegeven wet gaat veel verder: „Gij hebt gehoord dat tot hen die in de oudheid leefden, werd gezegd: ’Gij moet niet moorden; maar wie een moord bedrijft, zal verantwoording moeten afleggen voor de rechtbank’. Ik zeg u echter, dat een ieder die toornig op zijn broeder blijft, verantwoording zal moeten afleggen voor de rechtbank” (Matth. 5:21, 22, NW). Iemand kan er een goede reden voor hebben toornig te zijn, maar als hij toornig blijft op zijn broeder, zou hij wel eens een zonde kunnen begaan, daar toorn op de lange duur gemakkelijk wraakzuchtig kan worden. In Gods Woord staat derhalve het gebod opgetekend: „Wordt toornig, en zondigt niet; de zon ga niet onder over uw toornigheid; en geeft den duivel geen plaats”. Door toornig te gaan slapen, koesteren wij onze boosheid en houden wij deze warm, waardoor de Duivel als het ware een kans krijgt en wij hem, omdat ’’s mensen toorn geen gerechtigheid Gods bewerkt’, in de kaart zouden spelen. Het is dus niet alleen de opvliegende persoon die onrechtvaardigheid bewerkt, maar ook degene die zijn toorn koestert en deze wakker houdt en in wraakgevoelens of wraakzuchtigheid laat veranderen. „Vergeldt niemand kwaad met kwaad”, zegt Gods Woord. „Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor den toorn”. — Ef. 4:26, 27, SV; Jak. 1:20; Rom. 12:17, 19.
VERKEERDE MENINGEN
14. Welke onjuiste mening bestaat er over een opvliegende aard, en waarom is deze mening verkeerd?
14 Er bestaan heel wat verkeerde meningen betreffende ’s mensen toorn. Men is soms bijvoorbeeld van mening dat het toegeven aan een boze stemming, een bewijs van kracht of persoonlijkheid is. Zo is het dus mogelijk dat sommige personen van mening zijn dat een explosieve aard een bewijs van kracht is. Hoe dwaas! Van iemand die een woedeuitbarsting heeft, kan worden gezegd dat hij zijn zelfbeheersing heeft verloren, en hoe kan er dan sprake zijn van enige kracht wanneer men geen zelfbeheersing meer heeft? O ja, er is inderdaad kracht aanwezig, maar deze is vernietigend, ruïneus, dodelijk. Een machtige overwinnaar zou een stad kunnen innemen, maar wanneer hij geen zelfbeheersing heeft, zou hij die stad door de een of andere dwaze woedeuitbarsting in een ruïne kunnen veranderen. Waarin is dus iemands werkelijke kracht en macht gelegen? Gods Woord antwoordt: „Wie langzaam tot toorn is, is beter dan een machtig man, en wie zijn geest beheerst, dan die een stad inneemt”. Wanneer men langzaam tot toorn is, is men sterk — sterker dan een machtig strijder. Wie zijn humeur in bedwang heeft, is sterk, niet wie zijn humeur verliest. Door woedeuitbarstingen worden iemands verstand en zelfbeheersing niet alleen terzijde gesteld, maar zelfs buitengesloten, waarna de deur wordt gegrendeld. Woedeuitbarstingen dienen niet als iets krachtigs of als verontwaardiging te worden beschouwd. — Spr. 16:32, NW.
15. Waarom is er plaats voor verontwaardiging, en is de opvliegende persoon verontwaardigder dan degene die niet snel toornig wordt?
15 Er is natuurlijk plaats voor verontwaardiging en een daarop gebaseerde krachtige handelwijze; Jezus legde dit in het geval van de geldwisselaars in de tempel aan de dag (Joh. 2:13-17). Het komt zelfs voor dat men door niet verontwaardigd te zijn, verkeerd handelt en er blijk van geeft dat men met het kwade sympathiseert of een luie vrees heeft voor de gevolgen die eruit kunnen voortvloeien wanneer men zich ertegen verzet. Dat iemand woedeuitbarstingen heeft, wil echter op zichzelf nog niet zeggen dat hij verontwaardigder is dan degenen die niet snel toornig worden. De gevoelens van iemand die over zelfbeheersing beschikt, kunnen wel dubbel zo sterk zijn, maar hij houdt ze in de hand en leidt ze — evenals in het geval van de explosies in de cilinder van een benzinemotor — in juiste banen, zodat de resultaten rechtvaardig zullen zijn.
16. Waarom moeten opzieners niet snel toornig worden?
16 Aangezien ’s mensen toorn geen vruchten voortbrengt die God welbehaaglijk zijn, moeten de opzieners van Gods volk het juiste voorbeeld geven. Zij moeten niet snel toornig en snel beledigd zijn. Opvliegendheid is een teken van zwakte, en wel de soort van zwakte welke iemand ongeschikt maakt voor het voorrecht een opziener in Gods gemeente te zijn. Wanneer een opziener niet heeft geleerd zijn humeur in bedwang te houden, kan men feitelijk niet als een opziener van Jehovah’s kudde in hem vertrouwen. „Een opziener moet als Gods rentmeester iemand zijn op wie niets valt aan te merken, niet eigenzinnig, die niet gauw kwaad wordt, . . . [maar] zelfbeheersing hebbend” (Tit. 1:7, 8, NW). Een opziener die gauw kwaad wordt, zou moeilijkheden en tweedracht in een gemeente kunnen veroorzaken en deze zelfs kunnen ruïneren. Daarom verklaart Gods Woord personen die snel toornig worden, ongeschikt; zij zijn te zwak om opzieners te zijn!
17, 18. Welke mening bestaat er over woedeuitbarstingen, en waarom zijn ze van zowel geestelijk als fysiek standpunt uit bezien, onjuist?
17 De mening dat volledig lucht te geven aan toorn een goede manier is om iets slechts af te reageren en opgekropte gevoelens kwijt te raken, is ook alom verbreid. Deze mening is onjuist. Wat doet het ertoe dat sommige wereldse psychiaters de mening zijn toegedaan dat het goed is om op deze wijze stoom af te blazen? Christenen dienen zich in hun gedrag door Gods en niet door menselijke theorieën te laten leiden. Jehovah’s Woord heeft geen goed woord voor hen die volledig lucht geven aan hun toorn en evenmin wordt erin gezegd dat men hierdoor iets goeds bewerkstelligt.
18 Zelfs wanneer wij het van het fysieke standpunt uit bezien, blijkt dat woedeuitbarstingen niets goeds tot stand brengen. ’s Mensen Schepper zegt: „Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren” (Spr. 17:22). De persoon die geheel in beslag wordt genomen door gevoelens van toorn, gebelgdheid en wraak, benadeelt alleen maar zichzelf. De doctoren komen steeds meer over deze nadelige gevolgen te weten. In Your Body and Your Mind schrijft dr. F.G. Slaughter: „Onderzoekingen door de doctoren B. Mittelman en H.G. Wolff toonden aan dat wrok en toorn bij patiënten met een maagzweer een verhoogde afscheiding van bijzonder zure maagsappen teweegbrachten en gekenmerkt werden door een toename in de maagbewegingen en een algemene stijging in de toevoer van bloed door de slijmvlieswand van de maag en het duodenum. . . . Daar deze veranderingen gewoonlijk met een toename in het aantal zweer-symptomen gepaard gaan, veroorzaakte wrok dus werkelijk acute pijn. . . . het slijmvlies van de maag is teer en wordt gemakkelijk beschadigd. In normale gevallen is het met een beschermende laag slijm bedekt, waardoor de maagbekleding ervoor wordt behoed door het zoutzuur waarmee ze voortdurend in aanraking is, te worden verteerd. Bij onderzoekingen van de normale maag kwam aan het licht dat een groot gedeelte van de slijmlaag werd weggewassen wanneer er om emotionele redenen meer zure maagsappen werden afgescheiden. Ook kleine bloedingen en werkelijke breuken in de slijmvlies-bekleding van de maag en het duodenum kwamen veelvuldig voor. Wij hebben hier dan ook alle noodzakelijke factoren voor de ontwikkeling van een zweer; wanneer dit vaak genoeg wordt herhaald, zullen ze ongetwijfeld niets anders veroorzaken”.
19. Welke wijsheid hebben hartspecialisten in het bijbelse gebod: „Word niet toornig en maak u niet boos” ontdekt?
19 De gevolgen van toorn en woede kunnen echter veel ernstiger zijn dan de schade die men hierdoor aan zijn maag kan toebrengen. „Een zachtmoedig hart is leven voor het vlees”, zegt de bijbel (Spr. 14:30). Onlangs hebben zeven hartspecialisten raad gegeven over het vermijden van plotselinge hartaanvallen. Zij spraken zich uit voor een kalm hart, waarbij men toorn en woede moest vermijden. Een van de doctoren, dr. H. Gold, professor aan de medische faculteit van de Cornell-universiteit, zei, zoals door de New York Times van 1 december 1955 werd bericht: „Wij moeten onze patiënten ervan overtuigen dat zij, wanneer zij in woede of toorn iemand trachten te doden, in werkelijkheid precies het tegenovergestelde bewerkstelligen — zij doden zichzelf”. Deze hartspecialisten die tegen toorn en woede waarschuwden, hadden wellicht het geval van de befaamde Schotse chirurg J. Hunter in gedachten. Hij kreeg een hartaanval waaraan hij bijna te gronde ging. Als arts wist hij welk een belangrijke invloed emoties op het hart hebben. Toen hij herstelde, zei hij: „Mijn leven ligt in de handen van elke schelm die het in zijn hoofd haalt mij te treiteren en te plagen!” Hij kon zich echter niet goed beheersen en op zekere dag verloor hij zijn zelfbeheersing en kreeg hij een woedeuitbarsting toen hij door een andere arts werd tegengesproken; hij kreeg een hartaanval waaraan hij stierf. Hoe verstandig is het de raad van ’s mensen Schepper op te volgen: „Word niet toornig en maak u niet boos, wind u niet op: ge maakt het maar erger”! — Ps. 37:8, PC.
20. Hoe wordt de man die volledig uiting geeft aan zijn toorn, in Gods Woord beschreven, en welk gevaar bestaat er wanneer men met zulke personen omgaat?
20 Hoe dwaas is het te denken dat men door in een woedeuitbarsting zijn zelfbeheersing te verliezen, goed aan opgekropte emoties lucht kan geven! „Een stad met omvergehaalde muren, zo is iemand die zijn geest niet in bedwang heeft” (Spr. 25:28). Gods Woord is het dus niet eens met de mening dat een opvliegende aard soms een bewijs van kracht of van persoonlijkheid is en dat het goed kan zijn om door middel van een woedeuitbarsting zijn opgekropte gevoelens af te reageren. Door woedeuitbarstingen wordt de atmosfeer niet gereinigd, maar vergiftigd. Het vergif kan zelfs anderen besmetten, want Jehovah waarschuwt: „Ga niet om met een driftkop en laat u niet in met een heethoofd, opdat gij niet gewend raakt aan zijn paden en uzelf een strik spant”. — Spr. 22:24, 25.
21. Wat is de voornaamste reden waarom een christen ernaar streeft niet snel toornig te worden, en hoe wordt door de Schrift aangetoond dat dit de verstandige handelwijze is?
21 De christen vermijdt het niet alleen snel toornig te worden om te voorkomen dat zijn eigen gezondheid erdoor wordt geschaad. Hij stelt er voornamelijk belang in de goddelijke wil te doen en volgens de rechtvaardige beginselen welke in de Heilige Schrift worden gevonden, te leven. Hoewel sommige mensen zich wellicht niet over hun slechte humeur schamen en er misschien wel heel trots op zijn, volgt de ware christen de verstandige handelwijze en wordt hij niet snel toornig: „Een man van onderscheidingsvermogen is bedaard van geest”. „De dwaas laat zijn gansen toorn den vrijen loop, maar de wijze houdt dien in en doet hem bedaren”. „Wie langzaam is tot toorn, is overvloedig in onderscheidingsvermogen, maar wie ongeduldig is, verhoogt dwaasheid”. — Spr. 17:27, NW; 29:11; 14:29, NW.
22, 23. (a) Tegen welke neiging wordt men wanneer men niet snel toornig wordt, bewaakt? (b) Wat is er voor het genezen van een opvliegende aard nodig?
22 Niet snel toornig te worden, betekent ook dat men niet snel aanstoot moet nemen. Hierdoor wordt men voor een geërgerde geestesgesteldheid behoed — een overmatige gevoeligheid voor kleinigheden en een geërgerdheid hierover welke lang niet door de werkelijke betekenis ervan wordt gerechtvaardigd. Iemand met een nieuwe persoonlijkheid kan niet een overgevoelige geest bezitten, een geest die klaar staat om over ingebeelde of werkelijke beledigingen in woede uit te barsten. Neen, de nieuwe persoonlijkheid, die overeenkomstig Gods wil is geschapen, neemt niet gemakkelijk aanstoot: „Haast u in uw geest niet om aanstoot te nemen, want het nemen van aanstoot rust in de boezem der dwazen” (Pred. 7:9, NW). Wanneer ons werkelijk iets onvriendelijks overkomt, nemen wij in Gods ogen toch nog een verkeerd standpunt in als wij hier snel aanstoot aan nemen en snel kwaad worden: „Het inzicht van een man vertraagt stellig zijn toorn, en het is schoonheid van zijn zijde wanneer hij een overtreding over het hoofd ziet”. — Spr. 19:11, NW.
23 Wat is dus het geneesmiddel voor een opvliegende aard? Het is het geneesmiddel dat ook voor het oor dat niet snel is om te luisteren en de tong die niet langzaam is om te spreken, geldt, en wel: Het vaste verlangen Gods wil te doen en zijn goedkeuring te genieten. Zo iemand zal de nieuwe persoonlijkheid aandoen en zijn „uiterste best [doen] door hem ten slotte smetteloos, onbevlekt en in vrede te worden bevonden”. — 2 Petr. 3:14, NW.