-
De Bergrede — „Zweert in het geheel niet”De Wachttoren 1978 | 15 september
-
-
bepaalde dingen net zozeer voor zichzelf en anderen aan gebruik onttrok als dat met de tempeloffers het geval was. Met het oog hierop zei Jezus tot de Farizeeën:
„Gij stelt het gebod van God behendig terzijde om uw overlevering te handhaven. Mozes heeft bijvoorbeeld gezegd: ’Eer uw vader en uw moeder’, en: ’Wie vader of moeder beschimpt, moet het met de dood bekopen.’ Maar gij zegt: ’Indien een mens tot zijn vader of zijn moeder zegt: „Al wat ik heb waarmee ik u van dienst zou kunnen zijn, is korban (dat wil zeggen, een aan God opgedragen gave)”’ — dan laat gij hem niets meer voor zijn vader of zijn moeder doen, en aldus maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij hebt doorgegeven.” — Mark. 7:9-13.a
Ook in de wijze waarop men een gelofte aflegde, hadden zich verkeerde gewoonten ontwikkeld. In plaats van de schriftuurlijke voorbeelden te volgen, waar beëdigde verklaringen bij de naam van God werden afgelegd, werd het populair te zweren „bij de hemel”, „bij de aarde”, „bij Jeruzalem” en zelfs bij het „hoofd” (of leven) van iemand anders (Deut. 6:13; Dan. 12:7). Onder joodse autoriteiten bestond onenigheid ten aanzien van de vraag of veel geloften die bij de naam van dergelijke geschapen zaken waren uitgesproken, wel geldig waren. Kennelijk waren bepaalde personen van mening dat zij ongestraft beëdigde verklaringen konden terugnemen. — Vergelijk Matthéüs 23:16-22.
Jezus toonde echter aan dat, aangezien de hemel „Gods troon” was, de aarde „de voetbank van zijn voeten” en Jeruzalem „de stad van de grote Koning”, het geen verschil maakte of iemand bij deze dingen zwoer ofwel een eed zwoer bij de naam van God (Jes. 66:1; Ps. 48:2). Evenzo was een gelofte afleggen bij iemands „hoofd” of leven hetzelfde als een gelofte afleggen bij de naam van God, aangezien hij de Auteur en Instandhouder van het leven is; en geen mens heeft in die mate zeggenschap over zijn leven dat hij ’één haar wit of zwart kan maken’. — Ps. 36:9.
Nadat Jezus had ontraden te pas en te onpas een eed uit te spreken, verklaarde hij verder: „Laat uw woord Ja gewoon Ja betekenen, en uw Neen, Neen; want wat daar nog bij komt, is uit de goddeloze.” — Matth. 5:37.
Dat men veelvuldig eden aflegde om zijn uitspraken geloofwaardigheid te verlenen, werd populair vanwege het algemeen voorkomen van leugens en bedrog. Jezus toonde echter aan dat in het leven van alledag een eenvoudig Ja of Neen alleszins betrouwbaar moet zijn en geen verdere versterking behoeft in de vorm van beëdigde verklaringen. Personen die zich gedrongen voelen daar nog boven te gaan door voortdurend te zweren bij wat zij zeggen, onthullen daarmee dat zij in de grond der zaak onbetrouwbaar zijn. Zij leggen de geest aan de dag van „de goddeloze”, Satan de Duivel, die in de bijbel „de vader van de leugen” wordt genoemd. — Joh. 8:44; Jak. 5:12.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1978 | 15 september
-
-
Vragen van lezers
● Ik heb mij door een arts laten vertellen dat een patiënt zich voorafgaande aan een operatie bloed kan laten afnemen en dat kan laten bewaren voor het geval dat tijdens de operatie een bloedtransfusie nodig zou zijn. Hoe dient een christen een dergelijk gebruik van zijn eigen bloed te bezien?
Vanuit het standpunt van degenen die op medisch gebied werkzaam zijn, kan deze procedure heel praktisch lijken. Aan het ontvangen van bloed van een ander zijn ernstige gevaren verbonden. Naar het schijnt zijn er minder risico’s bij
-