-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1982 | 15 augustus
-
-
Vragen van lezers
◼ Wat bedoelde Jezus toen hij zei: „De lamp van het lichaam is het oog. Wanneer dan uw oog zuiver is, zal uw hele lichaam helder zijn”?
Sommigen zijn van mening dat deze woorden in Matthéüs 6:22 een medische betekenis hebben, alsof het oog de belangrijkste mogelijkheid biedt om ziekten of lichamelijke zwakheden te ontdekken. Dit stemt echter niet overeen met de context. Jezus had juist de waarschuwing gegeven ’geen schatten op aarde te vergaren’. En na zijn woorden over het „oog” drong hij erop aan God als slaven te dienen in plaats van de rijkdom. — Matth. 6:19-24.
Jezus wilde klaarblijkelijk beklemtonen dat zijn discipelen een „zuiver” oog moesten behouden, dat wil zeggen, een oog dat zich oprecht op één ding concentreert in plaats dat het wordt afgeleid, zoals bijvoorbeeld door rijkdom. Een christen die zich erop concentreert Gods wil te doen, is „helder” doordat hij anderen verlichting schenkt, hetgeen tot Gods heerlijkheid is.
◼ Wat betekenen Jezus’ woorden toen hij over een demon zei: „Dit soort kan door niets anders worden uitgeworpen dan door gebed”?
Een man wiens zoon door „een stomme geest” was gegrepen, vroeg Jezus de goddeloze geest uit te werpen, aangezien de discipelen dit niet hadden kunnen doen. Jezus wierp de demon door Gods kracht uit. Naderhand vroegen de discipelen: „Waarom konden wij hem niet uitwerpen?” Volgens Markus’ verslag antwoordde Jezus: „Dit soort kan door niets anders worden uitgeworpen dan door gebed” (Mark. 9:14-29). In zijn parallelle verslag vertolkt Matthéüs Jezus’ antwoord als volgt: „Wegens uw kleingelovigheid.” — Matth. 17:14-20.
Waarom legde hij de nadruk op geloof en gebed? De ervaring toont aan dat de demonen niet allen noodzakelijkerwijs dezelfde interesses of vermogens bezitten. Sommigen schijnen zich er bijvoorbeeld op te concentreren in huizen rond te waren, terwijl andere goddeloze geesten zich erop concentreren mensen te kwellen of bezit van hen te nemen. En uit Jezus’ antwoord kunnen wij opmaken dat sommige demonen bijzonder krachtig zijn. — Ef. 6:12.
Toen Jezus op aarde was, stelde God sommigen van zijn dienstknechten in staat goddeloze geesten uit te werpen die bezit hadden genomen van hun ongelukkige slachtoffers. De twaalf apostelen en de zeventig discipelen hadden dit vermogen gekregen (Matth. 10:8; Luk. 10:17). Maar de apostelen die betrokken waren bij het voorval dat in Matthéüs 17:14-20 en Markus 9:14-29 wordt besproken, waren niet in staat de demon uit te werpen. Hoe kwam dit? Waar ontbrak het hun aan? Waarschijnlijk de voorbereiding die noodzakelijk was om de soort van demon tegemoet te treden die bij dit voorval betrokken was. Er was een krachtig geloof nodig, en ook moest God van tevoren in gebed om zijn kracht verlenende hulp worden gevraagd. Hoewel de verslagen er geen melding van maken dat Jezus in dit geval een specifiek gebed opzond, is het heel goed mogelijk dat hij dit heeft gedaan. Vervolgens slaagde hij erin de krachtige demon uit te werpen.
-
-
Kerken raden aan: ’Predik niet’De Wachttoren 1982 | 15 augustus
-
-
Kerken raden aan: ’Predik niet’
Na twee jaar van voorbereiding heeft de British Council of Churches (Britse Raad van Kerken) een reeks richtlijnen uitgegeven die, aldus de Londense Guardian waarschuwen tegen „een te sterk evangeliserende benadering in de discussie met mensen van een andere geloofsrichting”. De richtlijnen, die zijn goedgekeurd door alle grotere denominaties, verklaren: „De manier van spreken of schrijven die specifiek ’evangeliserend’ of ’geestelijk’ is, kan vaak misvattingen versterken” en dient dus vermeden te worden.
Natuurlijk geeft de bijbel zelf reeds de raad ’met zachtaardigheid degenen te onderrichten die niet gunstig gezind zijn’. Maar de bijbel gaat niet besluiteloos iets afdoen van het gevoel van dringendheid dat Christus op zijn volgelingen overbracht toen hij hen opdroeg: „Maakt discipelen van mensen uit alle natiën . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” — 2 Tim. 2:25; Matth. 28:19, 20.
-