Hoofdstuk 11
Ziekte en dood — Waarom?
Waarom zijn ziekte en dood een raadsel? (1, 2)
WAT mensen ook doen om voor hun gezondheid te zorgen, zij worden ouder, worden ziek en ten slotte sterven zij. Niemand kan dit vermijden. Zelfs aan God toegewijde mensen ontkwamen hier niet aan (1 Koningen 1:1; 2:1, 10; 1 Timótheüs 5:23). Hoe komt dit?
2 Ons lichaam schijnt de mogelijkheid te bezitten versleten cellen steeds maar weer te vervangen, en onze hersenen hebben een veel grotere capaciteit dan wij in vele mensenleeftijden zouden kunnen benutten. Waarom is dit zo, als wij deze mogelijkheden niet ten volle zouden kunnen benutten? In werkelijkheid kunnen geleerden niet verklaren waarom wij oud worden, ziek worden en sterven. De bijbel verklaart dit echter wel.
DE OORZAAK VAN ZIEKTE EN DOOD
Hoe kwamen ziekte en dood over ons? (3-5)
3 De apostel Paulus wijst ons in de juiste richting door te zeggen dat „in Adam allen sterven” (1 Korinthiërs 15:21, 22). Paulus verwijst hier naar het bijbelse verslag over Adam en Eva. Jezus Christus heeft de nauwkeurigheid van dit verslag bevestigd (Markus 10:6-8). De Schepper had het eerste mensenpaar in een schitterende tuin geplaatst om daar te wonen, en hij had hun het vreugdevolle vooruitzicht gegeven op eeuwig leven in harmonie met zijn wil. De verscheidenheid van bomen en de andere plantengroei voorzagen hen ruimschoots van gezond voedsel. Bovendien waren Adam en Eva volmaakte mensen. Zij waren naar lichaam en geest zonder gebrek, en er was geen reden voor aftakeling, zoals thans het geval is. — Deuteronomium 32:4; Genesis 1:31.
4 Er werd dat eerste mensenpaar slechts één beperking opgelegd. God zei: „Wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Genesis 2:17). Door zich aan deze beperking te houden, zouden zij tonen dat zij Gods autoriteit om te bepalen wat goed en wat slecht voor de mens is, erkenden. Te zijner tijd legden zij echter hun eigen maatstaven van goed en kwaad aan (Genesis 3:6, 7). Door ongehoorzaam te zijn aan Gods uitdrukkelijke gebod, bedreven zij wat de bijbel „zonde” noemt. „Zondigen” betekent zowel in het Hebreeuws als in het Grieks „missen”, dat wil zeggen, „het doel missen” of „te kort schieten”. Adam en Eva schoten te kort in volmaakte gehoorzaamheid. Zij weerspiegelden niet langer Jehovah’s volmaaktheid en brachten Gods rechtvaardige oordeel over zich. — Lukas 16:10.
5 De zonde van Adam en Eva trof zowel hen als ons. Waarom ons? Welnu, God bracht hen niet onmiddellijk ter dood. Uit consideratie voor alles wat erbij betrokken was, liet Jehovah het eerste mensenpaar kinderen voortbrengen. Maar Adam en Eva waren niet langer volmaakt; toen zij zondigden, begonnen zij in fysiek en mentaal opzicht achteruit te gaan. Zij konden dus geen volmaakte kinderen voortbrengen (Job 14:4). De situatie zou vergeleken kunnen worden met die van een echtpaar in deze tijd dat een genetisch gebrek aan hun kinderen doorgeeft. Het gebrek dat wij hebben geërfd, is zonde, want wij zijn allen nakomelingen van een onvolmaakt eerste mensenpaar. Paulus verklaart dat „door bemiddeling van één mens [Adam] de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden”. — Romeinen 5:12; Psalm 51:5.
Waarom kan alleen God ons van ziekte en dood bevrijden? (6, 7)
6 Was de situatie nu hopeloos? Zowel de geschiedenis als de bijbel bevestigen dat als het van mensen had afgehangen, dit inderdaad het geval geweest zou zijn. Wij zijn niet in staat onszelf van de smet der zonde te reinigen of ons van Gods veroordeling te bevrijden. Alleen God kon dit bewerkstelligen. Zijn wet was overtreden, en dus zou Hij moeten bepalen op welke wijze er aan de volmaakte gerechtigheid voldaan kon worden en er in een bevrijding kon worden voorzien. Jehovah God toonde zijn onverdiende goedheid door in bevrijding voor de nakomelingen van Adam en Eva, met inbegrip van ons, te voorzien. De bijbel verklaart wat die voorziening is en hoe wij er voordeel van kunnen trekken.
7 De volgende passages zullen ons helpen de kwestie te begrijpen:
„God heeft de wereld [der mensheid] zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Johannes 3:16.
„De Zoon des mensen [Jezus] is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen.” — Markus 10:45.
„Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods, en het is als een vrije gave dat zij door zijn onverdiende goedheid rechtvaardig worden verklaard op grond van de verlossing door de losprijs die door Christus Jezus is betaald. God heeft hem als zoenoffer gesteld door middel van geloof in zijn bloed.” — Romeinen 3:23-25.
WAT IS „DE LOSPRIJS”?
Hoe is er in een losprijs voorzien? (8-11)
8 In twee van die teksten wordt melding gemaakt van een „losprijs”, een prijs die wordt betaald om een gevangene vrij te laten (Jesaja 43:3). Wij horen deze uitdrukking dikwijls in verband met ontvoeringen of gijzelingen. In ons geval is de gevangene de gehele mensheid. Adam heeft ons in dienstbaarheid aan de zonde verkocht, hetgeen tot ziekte en dood heeft geleid (Romeinen 7:14). Welke waardevolle prijs moest betaald worden om de mensheid los te kopen en ons het vooruitzicht te geven op een leven vrij van de gevolgen van de zonde?
9 Bedenk dat de bijbel zegt dat Jezus ’zijn leven als losprijs heeft gegeven’ (Markus 10:45). Hieruit kunnen wij opmaken dat er een menselijk leven nodig was. Door te zondigen, had Adam volmaakt menselijk leven verbeurd. Opdat de mensheid nu weer volmaakt leven kon verwerven, was er een ander volmaakt menselijk leven nodig als de precies overeenkomstige prijs om datgene wat Adam had verloren, terug te kopen. Dit beklemtoont waarom geen enkele onvolmaakte nakomeling van Adam de losprijs kon verschaffen. In Psalm 49:7, 8 staat: „Ach, er is niemand, die zich vrij kan kopen, of aan God zijn losgeld [kan] betalen: Te hoog is de prijs van zijn leven, ontoereikend voor eeuwig.” — Petrus-Canisiusvertaling.
10 Ten einde in de losprijs te voorzien, zond God zijn volmaakte hemelse Zoon naar de aarde om als mens geboren te worden. Een engel verklaarde aan de reine maagd Maria hoe God ervoor zou zorgen dat Jezus volmaakt werd geboren: „Kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig, Gods Zoon, worden genoemd” (Lukas 1:35; Galáten 4:4). Daar Jezus geen onvolmaakte menselijke vader had, was hij vrij van overgeërfde zonde. — 1 Petrus 2:22; Hebreeën 7:26.
11 Nadat Christus als mens volledig in overeenstemming met Gods wil had geleefd, deed hij afstand van zijn volmaakte menselijke leven. Het was een leven zoals Adam bij zijn schepping had. Aldus werd Jezus een „overeenkomstige losprijs voor allen” (1 Timótheüs 2:5, 6; 1 Korinthiërs 15:45). Ja, de losprijs was „voor allen”, want hij betaalde de prijs om het gehele mensengeslacht te kopen. De bijbel zegt dan ook dat wij „met een prijs [zijn] gekocht” (1 Korinthiërs 6:20). Aldus legde God door middel van Jezus’ dood de basis om datgene teniet te doen wat Adam over de mensheid had gebracht, namelijk zonde, ziekte en de dood. Deze waarheid kan er werkelijk toe bijdragen ons leven gelukkig te maken.
HOE KUNNEN ONZE ZONDEN VERGEVEN WORDEN?
Op grond waarvan kunnen onze zonden vergeven worden? (12-17)
12 Het is geweldig om uit de bijbel te weten dat Jezus de losprijs heeft betaald. Maar toch is er nog iets dat kan verhinderen dat wij Gods goedkeuring en zegen genieten, namelijk, het feit dat wij persoonlijk zondaars zijn. Maar al te vaak ’missen wij het doel’. Paulus schreef: „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:23). Wat kan daaraan worden gedaan? Hoe kunnen wij aanvaardbaar worden voor onze rechtvaardige God, Jehovah?
13 Wij zouden beslist niet verwachten dat God met goedkeuring op ons zou neerzien als wij bewust in strijd met zijn wil bleven handelen. Wij moeten oprecht berouw hebben van onze verkeerde verlangens, woorden en daden, en er vervolgens naar streven om overeenkomstig zijn maatstaven, zoals die in de bijbel worden uiteengezet, te leven (Handelingen 17:30). Maar toch moeten onze zonden — van vroeger en van nu — nog worden bedekt. Hier komt Jezus’ loskoopoffer ons te hulp. Paulus wijst hierop door te schrijven dat God ’Jezus als zoenoffer [dat bedekt] heeft gesteld door middel van geloof in zijn bloed’. — Romeinen 3:24, 25.
14 De apostel verwees hier naar iets waar God reeds lang voordien regelingen voor had getroffen en dat een afschaduwing van Christus zou zijn of naar hem zou vooruitwijzen. In het oude Israël werden ten behoeve van het volk geregeld dierlijke offers voor de zonden gebracht. En individuele personen konden schuldoffers voor speciale overtredingen brengen (Leviticus 16:1-34; 5:1-6, 17 tot 19). God aanvaardde deze bloedige offers als verzoening voor of tenietdoening van menselijke zonden. Maar hierdoor werd geen blijvende bevrijding teweeggebracht, want de bijbel zegt dat het „niet mogelijk [is] dat het bloed van stieren en van bokken zonden wegneemt” (Hebreeën 10:3, 4). Deze kenmerken van de aanbidding met betrekking tot priesters, tempels, altaren en offers waren echter „een illustratie” of „een schaduw . . . van de toekomstige goede dingen” in verband met Jezus’ slachtoffer. — Hebreeën 9:6-9, 11, 12; 10:1.
15 De bijbel toont aan hoe belangrijk dit is voor het verkrijgen van vergeving van onze zonden, door te zeggen: „Door bemiddeling van hem hebben wij de verlossing door losprijs door middel van diens [Jezus’] bloed, ja, de vergeving van onze overtredingen” (Efeziërs 1:7; 1 Petrus 2:24). Door zijn dood werd dus niet alleen in de losprijs voorzien, maar kunnen ook onze zonden bedekt worden; wij kunnen vergeving van onze zonden krijgen. Maar er wordt wel iets van ons vereist. Aangezien wij door Christus’ loskoopoffer „met een prijs [zijn] gekocht”, moeten wij bereid zijn Jezus als onze Heer of Eigenaar te aanvaarden en hem te gehoorzamen (1 Korinthiërs 6:11, 20; Hebreeën 5:9). Wij moeten derhalve berouw hebben van onze zonden en dit moet gepaard gaan met geloof in het offer van Jezus onze Heer.
16 Als wij dit doen, hoeven wij met betrekking tot vergeving niet te wachten tot de tijd dat God de mensheid van alle gevolgen van de zonde bevrijdt en een eind aan ziekte en dood maakt. De Schrift spreekt over deze vergeving als iets waarin wij ons nu reeds kunnen verheugen, zodat wij een rein geweten voor het aangezicht van God kunnen hebben. — 1 Johannes 2:12.
17 Jezus’ offer dient derhalve iedere dag een zeer persoonlijke betekenis voor ons te hebben. Door middel daarvan kan God onze overtredingen vergeven. De apostel Johannes verklaart: „Ik schrijf u deze dingen opdat gij geen zonde begaat. Mocht iemand niettemin een zonde begaan, dan hebben wij een helper bij de Vader, Jezus Christus” (1 Johannes 2:1; Lukas 11:2-4). Dit is een van de grondleerstellingen van de bijbel en ze is onontbeerlijk voor ons eeuwige geluk. — 1 Korinthiërs 15:3.
WAT ZULT U DOEN?
Hoe reageert u op datgene wat God en Jezus hebben gedaan? (1 Johannes 4:9-11) (18-21)
18 Hoe is uw reactie op datgene wat de bijbel over de oorzaak van ziekte en dood, over de losprijs en over de voorziening voor vergeving door bemiddeling van Jezus Christus zegt? Iemand zou deze feiten verstandelijk in zich kunnen opnemen zonder dat zijn hart en leven erdoor worden geraakt. Maar er wordt meer verlangd.
19 Waarderen wij Gods liefde, die hem ertoe bewoog in de losprijs te voorzien? De apostel Johannes schreef: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven” (Johannes 3:16). Bedenk dat de mensen om wie het hier ging, zondaars waren, van God vervreemd (Romeinen 5:10; Kolossenzen 1:21). Zou u het liefste wat u had, opgeven voor mensen van wie de meesten weinig of geen belangstelling voor u toonden? Toch liet Jehovah zijn onberispelijke en getrouwe Zoon, zijn geliefde Eerstgeborene, naar de aarde gaan, waar hij aan verachting, schande en de dood werd blootgesteld, ten einde de mensheid te bevrijden. Dat bewoog Paulus ertoe te schrijven: „God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren.” — Romeinen 5:8.
20 Ook de Zoon toonde zijn liefde. Toen het zover was, vernederde hij zich gewillig om een mens te worden. Hij diende onvolmaakte mensen en onderwees en genas hen. En alhoewel hij onschuldig was, verdroeg hij spot, marteling en een schandelijke dood door toedoen van vijanden van de waarheid. Neemt u, om dit naar waarde te kunnen schatten, eens de tijd om het verslag over Jezus’ verraad, verhoor, beschimping en terechtstelling te lezen, zoals dit in Lukas 22:47 tot 23:47 opgetekend staat.
21 Hoe zult u op dit alles reageren? Stellig dient men de liefdevolle voorziening van de losprijs niet te aanvaarden als een verontschuldiging voor kwaaddoen. Dan zou men het doel ervan missen, en men zou zelfs de zonde kunnen begaan waarvoor geen vergeving mogelijk is (Hebreeën 10:26, 29; Numeri 15:30). In plaats daarvan dienen wij ernaar te streven zo te leven dat wij onze Schepper zullen eren. En geloof in de grootse voorziening die door bemiddeling van zijn Zoon is getroffen, dient ons ertoe te bewegen er met anderen over te spreken en hen te helpen in te zien hoe ook zij er voordeel van kunnen trekken. — Handelingen 4:12; Romeinen 10:9, 10; Jakobus 2:26; 2 Korinthiërs 5:14, 15.
Welk vooruitzicht kan vergeving van onze zonden inhouden? (22)
22 Toen Jezus Christus op aarde was, zei hij dat hij in Gods naam zonden kon vergeven. Sommige vijanden bekritiseerden hem daarvoor. Derhalve bewees Jezus dat hij zonden kon vergeven door een verlamde man te genezen (Lukas 5:17-26). Evenals zonde fysieke gevolgen voor de mensheid heeft teweeggebracht, kan derhalve de vergeving van zonden zegeningen tot gevolg hebben. Het is belangrijk dat te weten. Wat Jezus op aarde deed, toont aan dat God een eind aan ziekte en dood kan maken. Dat is in overeenstemming met wat Jezus Christus zelf zei, namelijk, dat Jehovah God zijn Zoon heeft gegeven opdat gelovige mensen „eeuwig leven” zouden hebben (Johannes 3:16). Maar hoe? Wanneer? En hoe staat het met onze geliefden die reeds gestorven zijn?
[Kader op blz. 103]
De wetenschappelijke schrijver Isaac Asimov verklaarde dat de RNA-moleculen in het menselijk brein in „een opbergsysteem [voorzien] dat perfect in staat is elke hoeveelheid opgedane kennis en herinnering die het menselijk schepsel er wellicht aan zou toevertrouwen, te verwerken — en nog wel een miljard maal meer dan die hoeveelheid ook”. — „New York Times Magazine.”
[Illustratie op blz. 108]
De offers in Israël wezen vooruit naar Jezus’ loskoopoffer