-
Houdt u gereed!De Wachttoren 1985 | 15 mei
-
-
Houdt u gereed!
„Houdt . . . u gereed, want de Zoon des mensen komt op een uur dat gij het niet waarschijnlijk acht.” — LUKAS 12:40.
1. Wat zei Christus over de noodzaak om waakzaam te blijven?
JEZUS Christus drong er bij zijn volgelingen op aan waakzaam te zijn. Hij zei bijvoorbeeld: „Weest dus op uw hoede; ik heb u alles van tevoren gezegd. . . . En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in wolken met grote kracht en heerlijkheid. . . . Van die dag of het uur weet niemand iets af, noch de engelen in de hemel, noch de Zoon, dan de Vader. Blijft toezien, blijft wakker, want gij weet niet wanneer de bestemde tijd is. Het is als met een mens die, toen hij naar het buitenland reisde, zijn huis verliet en de autoriteit aan zijn slaven gaf, aan een ieder zijn werk, en de deurwachter gebood te waken. Waakt daarom, want gij weet niet wanneer de meester van het huis komt, laat op de dag of te middernacht of bij het hanengekraai of ’s morgens vroeg; zodat hij, wanneer hij plotseling komt, u niet slapende vindt. Wat ik tot u zeg, zeg ik echter tot allen: Waakt.” — Mark. 13:23-37.
2. Waarom ligt in het modelgebed de gedachte van waakzaamheid opgesloten, maar hoe hebben de kerken der christenheid de Koninkrijksverwachting ontkracht?
2 In de vorige uitgave van De Wachttoren is uit neutrale bronnen een overvloed van bewijsmateriaal verschaft om aan te tonen dat de kerken der christenheid niet hebben ’gewaakt’. Volgens The Catholic Encyclopedia hebben ze de Koninkrijksverwachting ontkracht door te beweren dat „het koninkrijk Gods . . . de heerschappij van God in ons hart betekent”, waarmee ze het modelgebed of het Onze Vader van alle betekenis hebben beroofd. Toch verklaart The New Encyclopædia Britannica: „De smeekbeden in het Onze Vader onderstellen de zeer bedroevende omstandigheid dat Gods naam en wil worden misbruikt en dat zijn Koninkrijk nog niet gekomen is.” Ja, het modelgebed gaat ervan uit dat waakzaamheid geboden is. Naar welke specifieke dingen moesten christenen waakzaam uitzien?
Waakzaam — Met het oog waarop?
3. Waarom konden christenen niet voorbijgaan aan het tijdselement?
3 Een grondig onderzoek van de bijbelse profetieën over de „Laatste dingen” onthult naar welke dingen precies christenen waakzaam moesten uitzien. In de eerste plaats mochten zij het tijdselement niet uit het oog verliezen, want Jezus Christus sprak over een „bestemde tijd” die alleen zijn Vader kende (Mark. 13:32, 33). Bovendien vertelde Jezus zijn discipelen dat Jeruzalem „door de natiën [zou] worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën [heidenen] zijn vervuld” (Luk. 21:24). Klaarblijkelijk gaf Jezus zijn volgelingen deze inlichtingen om hen te helpen de tijd van het einde te identificeren, want ze maken deel uit van zijn antwoord op de vraag: „Leraar, wanneer zullen deze dingen feitelijk zijn, en wat zal het teken zijn wanneer deze dingen zullen geschieden?” — Luk. 21:7.
4. Naar welk „teken” moesten christenen waakzaam uitzien?
4 Christenen moesten niet alleen aandacht schenken aan het tijdselement, maar ook waakzaam uitzien naar het gevraagde „teken”, waarvan eveneens in Matthéüs 24:3 en Markus 13:4 melding wordt gemaakt. Dit uit vele onderdelen bestaande teken — zoals internationale oorlogen, hongersnoden, aardbevingen, pestilenties en vervolging van ware christenen — zou nauw verband houden met de vervulling van tijdsprofetieën ter identificatie van het „geslacht” dat ’geenszins zou voorbijgaan’ voordat alle dingen die in de tijd van het einde zouden gebeuren, werkelijk hadden plaatsgevonden. — Luk. 21:10-12, 32.
5. Op welke wijze zou Christus door de eeuwen heen met zijn getrouwe volgelingen zijn, maar doelde hij uitsluitend daarop toen hij het teken van zijn „tegenwoordigheid” gaf?
5 Welke belangrijke gebeurtenissen in verband met „het besluit van het samenstel van dingen” zouden door dit teken worden aangekondigd? Jezus’ discipelen vroegen hem: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid [Grieks: parouʹsia]?” (Matth. 24:3) Wat zou Christus’ „tegenwoordigheid” betekenen? Veel meer dan dat hij in de geest met zijn ware volgelingen zou zijn wanneer zij bijeenkwamen of zich van hun opdracht kweten discipelen te maken. Deze ondersteuning zou hij zijn volgelingen door de eeuwen heen geven (Matth. 18:20; 28:18-20). Zelfs de theologen van de christenheid geven toe dat het woord „tegenwoordigheid” een speciale betekenis kreeg. In The New International Dictionary of New Testament Theology staat: „Het denkbeeld van de parousia raakt nu nauw verbonden met de door de kerk gekoesterde verwachting van Christus’ verschijnen aan het einde der tijden.” Door de gehele christelijke Griekse Geschriften heen worden christenen vermaand om vol verwachting naar Christus’ tegenwoordigheid te blijven uitzien. — Matth. 24:3, 27, 37, 39; Jak. 5:7, 8; 2 Petr. 3:3, 4; 1 Joh. 2:28; Openb. 1:7; 22:7.
6. (a) Wat zou Christus’ tegenwoordigheid voor dit goddeloze samenstel van dingen betekenen? (b) Hoe zou Christus’ tegenwoordigheid van invloed zijn op gezalfde christenen die in getrouwheid waren gestorven en op degenen die nog op aarde leefden?
6 Christus’ tegenwoordigheid zou niets minder dan „het besluit van het samenstel van dingen” betekenen (Matth. 24:3; Mark. 13:4). Het zou betekenen dat het huidige goddeloze samenstel van dingen zijn „tijd van het einde” of „laatste dagen” was ingegaan (Dan. 12:4, 9; 2 Tim. 3:1-5). Het zou betekenen dat Christus van zijn Vader het bevel had ontvangen om ’te midden van zijn vijanden’ Koninkrijksheerschappij over de aarde uit te oefenen (Ps. 110:2; 2:6-9; Openb. 11:15-18). Voordat Christus de wereld in het algemeen zou oordelen, zou hij zijn eigen gemeente inspecteren en de gezalfde christenen die in getrouwheid waren gestorven, uit de doden opwekken (1 Kor. 15:21, 23; 1 Thess. 2:19; 3:13; 4:13-17; 2 Thess. 2:1). De gezalfde christenen die nog op aarde leefden en zich getrouw van hun taak als Christus’ „slaaf” kweten door geestelijk wakker te blijven en in geestelijk ’voedsel te rechter tijd’ te voorzien, zouden door Christus worden aangesteld „over al zijn bezittingen” of Koninkrijksbelangen op aarde (Matth. 24:45-47; Luk. 12:42-44). Deze „getrouwe en beleidvolle slaaf” zou een wereldomvattende prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” ter hand moeten nemen en daaraan leiding moeten geven, en ’dan zou het einde komen’. — Matth. 24:14.
7. Naar welk andere teken moesten christenen zelfs tijdens Christus’ tegenwoordigheid waakzaam blijven uitzien, en waarom zouden zij om de ’komst’ van Gods koninkrijk blijven bidden?
7 Ware christenen moesten waakzaam uitzien naar al deze dingen waardoor zou worden bewezen dat zij in de tijd van Christus’ tegenwoordigheid en „het besluit van het samenstel van dingen” leefden. Maar zelfs gedurende „de tijd van het einde” moesten zij waakzaam uitzien naar „het teken van de Zoon des mensen”, zijn ’komst’ om het oordeel te voltrekken aan Satans goddeloze samenstel van dingen (Matth. 24:30, 44; Mark. 13:26, 35; Luk. 12:40; 21:27; 2 Thess. 1:7-10). Dus alhoewel hij ’tegenwoordig’ zou zijn en zijn koninkrijk al opgericht zou zijn, zouden zowel hij als zijn koninkrijk toch nog moeten „komen” om de natiën en koninkrijken van Satans wereld te „verbrijzelen en er een eind aan [te] maken” (Dan. 2:44). Dit verklaart waarom Christus, nadat hij de onderdelen van het „teken” van zijn tegenwoordigheid had genoemd, eraan toevoegde: „Wanneer gij deze dingen ziet geschieden, weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is” (Luk. 21:31). Ja, zelfs tijdens Christus’ tegenwoordigheid zouden christenen nog bidden om de komst van Gods koninkrijk, en zij zouden nog steeds ’wakker moeten blijven’ en waakzaam moeten uitzien naar de bestemde tijd van „het einde” en hun „bevrijding”. — Mark. 13:7, 29, 32-37; Luk. 21:9, 28.
Wie heeft zich waakzaam betoond?
8. Recapituleer de dingen waarnaar christenen waakzaam moesten uitzien.
8 Wij hebben zojuist gezien dat christenen het einde van „de bestemde tijden der natiën” moesten blijven verwachten. Zij moesten waakzaam uitzien naar ’het teken van Christus’ tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen’. Zij moesten de opstanding van gezalfde christenen die in getrouwheid waren gestorven verwachten, alsook een duidelijke identificatie van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse, die over de aardse belangen van Christus’ koninkrijk zou worden aangesteld. En ook zou deze „slaaf” in geestelijk voedsel blijven voorzien en de leiding nemen bij de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde” voordat „het einde” zou komen. „Het teken van de Zoon des mensen” zou verschijnen doordat hij zou „komen” om Satans goddeloze samenstel van dingen te vernietigen.
9. Wie bleek waakzaam uit te zien naar het einde van „de bestemde tijden der natiën”, en hoe hielp Zion’s Watch Tower christenen geestelijk wakker te blijven?
9 Wie heeft bewezen waakzaam naar al deze dingen uit te zien? Reeds in 1876 had Charles T. Russell uit Pittsburgh (Pennsylvania, VS) oplettend uitgezien naar het einde van „de bestemde tijden der natiën” of „de tijden der heidenen” (Statenvertaling). Dat jaar publiceerde hij een artikel met als titel: „De tijden der heidenen: Wanneer eindigen ze?” Daarin verklaarde hij dat „de zeven tijden A.D. 1914 zullen eindigen”. Vanaf 1880 werd diezelfde informatie in de kolommen van Zion’s Watch Tower gepubliceerd. In de uitgave van maart 1880 stond te lezen: „’De tijden der heidenen’ strekken zich uit tot 1914, en pas dan zal het hemelse koninkrijk in volledige mate heersen.” Het is waar dat de bijbelonderzoekers die deze artikelen schreven, destijds niet over ons huidige nauwkeurige bijbelse en historische inzicht met betrekking tot de feitelijke betekenis van het einde van die „bestemde tijden der natiën” beschikten.a Het belangrijkste is echter dat zij waakzaam waren en hun medechristenen hielpen geestelijk wakker te blijven.
10. Hoe werd de ware betekenis van Christus’ „tegenwoordigheid” duidelijk gemaakt?
10 Diezelfde groep bijbelonderzoekers die met Charles Russell en het tijdschrift Zion’s Watch Tower verbonden was, hielp oprechte christenen ook in te zien dat Christus’ „tegenwoordigheid” als een onzichtbare tegenwoordigheid moest worden opgevat, en dat hij niet naar de aarde zou terugkeren om als een aardse koning te regeren. Voortdurend vestigden zij de aandacht van de „huisknechten” van de Meester op wereldgebeurtenissen die verband hielden met „het teken” van Christus’ tegenwoordigheid en „de tijd van het einde”.
11. (a) Wat werd destijds niet ten volle begrepen met betrekking tot aardse koninkrijken en het „weggerukt” worden van gezalfde christenen? (b) Welk betere begrip hebben wij thans van Daniël 2:44 en 1 Thessalonicenzen 4:15-17?
11 Toegegeven, men dacht dat de oprichting van het Koninkrijk in de hemel de onmiddellijke vernietiging van aardse koninkrijken zou betekenen, en dat gezalfde christenen „weggerukt” zouden worden om zich bij de overleden gezalfde christenen te voegen die ten tijde van Christus’ tegenwoordigheid uit de doden opgewekt zouden worden (2 Thess. 2:1). Maar wie kan het hun kwalijk nemen dat zij toen niet ten volle begrepen dat er tussen het begin en het einde van de vervulling van Daniël 2:44 een groot bijeenvergaderingswerk verricht moest worden, of dat het „weggerukt” worden waarvan in 1 Thessalonicenzen 4:15-17 melding wordt gemaakt, betrekking heeft op een onmiddellijke opstanding van de gezalfden die sterven nadat de eerste opstanding begonnen is? — 1 Kor. 15:36, 42-44; Rom. 6:3.
12. (a) Waarmee verwachtte Christus zijn getrouwe „slaaf” bezig te vinden toen hij kwam om zijn huisgezin te inspecteren, en wie bleken daarmee bezig te zijn? (b) Wat is de getrouwe „slaaf”-klasse sindsdien blijven doen?
12 Thans begrijpen wij deze dingen, dank zij het toenemende licht dat via „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse op Gods Woord is gaan schijnen (Spr. 4:18). Over die „slaaf” zei Jezus: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Voorwaar, ik zeg u: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen” (Matth. 24:45-47). Toen de op de troon geplaatste Heer Jezus zijn huisgezin in 1919 inspecteerde, bevond hij dat de groep christenen die verbonden was met het tijdschrift De Wachttoren, er met behulp van het geestelijk ’voedsel te rechter tijd’, loyaal naar streefde waakzaam te blijven. Tot op de huidige dag is die „slaaf”-klasse getrouw geestelijk voedsel blijven verschaffen om de „huisknechten” van de Meester en hun metgezellen in staat te stellen waakzaam en ’wakker te blijven’. — Mark. 13:33.
Waakzaamheid of luiheid?
13. Wat dienen zij die kritiek hebben op Jehovah’s Getuigen zich af te vragen?
13 Het is voor de gevestigde kerken der christenheid en andere mensen helemaal niet moeilijk kritiek te hebben op Jehovah’s Getuigen omdat er nu en dan in hun publikaties heeft gestaan dat bepaalde dingen op een bepaald tijdstip zouden kunnen plaatsvinden. Maar is zo iets niet in overeenstemming met Christus’ uitdrukkelijke bevel om te ’waken’? (Mark. 13:37) Hebben daarentegen de kerken der christenheid tot christelijke waakzaamheid aangemoedigd door te leren dat het Koninkrijk „de heerschappij van God in ons hart” is? Hebben ze niet veeleer tot geestelijke luiheid aangemoedigd door de verwachting van „het einde” als „zinloos” of „een onbeduidende mythe” te beschouwen? Hebben afvalligen die beweren dat „de laatste dagen” met Pinksteren zijn begonnen en het gehele christelijke tijdperk bestrijken, de christelijke waakzaamheid bevorderd? Hebben zij niet veeleer geestelijke slaperigheid teweeggebracht?
14. Welke voorbeelden zijn er van getrouwe dienstknechten van Jehovah in het verleden die er al te verlangend naar waren Gods voornemens in vervulling te zien gaan?
14 Het is waar dat sommige verwachtingen die door de bijbelse chronologie ondersteund schenen te worden, niet op het verwachte tijdstip bewaarheid werden. Maar is het niet veel verkieslijker om wat fouten te maken uit een al te groot verlangen Gods voornemens verwezenlijkt te zien worden, dan geestelijk te slapen ten aanzien van de vervulling van bijbelse profetieën? Heeft Mozes niet een misrekening van veertig jaar gemaakt toen hij trachtte op de tijd vooruit te lopen ten einde de Israëlieten van hun kwellende onderdrukking te bevrijden? (Gen. 15:13; Hand. 7:6, 17, 23, 25, 30, 34) Waren Christus’ apostelen er niet al te verlangend naar te zien dat het Koninkrijk werd opgericht, om nog maar niet te spreken van hun volkomen misvatting omtrent de werkelijke betekenis van het Koninkrijk? (Hand. 1:6; vergelijk Lukas 19:11; 24:21.) Waren de gezalfde christenen in Thessaloníka niet vol ongeduld om „de tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus” en „de dag van Jehovah” te zien? — 2 Thess. 2:1, 2.
15. Uit welke voorbeelden blijkt dat het niet onschriftuurlijk is van de chronologie gebruik te maken ten einde te trachten vast te stellen wanneer Gods voornemens op het punt staan vervuld te worden, en wat hebben, zowel vroeger als nu, veel getrouwe dienstknechten van Jehovah uitgeroepen?
15 Er is niets fundamenteel onschriftuurlijks aan om van de chronologie gebruik te maken ten einde te trachten „de bestemde tijd” te weten te komen voor de vervulling van Gods voornemens (Hab. 2:3). Daniël berekende wanneer er een eind zou komen aan de verwoesting van Jeruzalem (Dan. 9:1, 2). Het getrouwe joodse overblijfsel uit de eerste eeuw verwachtte de komst van de Messías omdat zij op grond van een profetie het einde van een tijdsperiode hadden berekend (Dan. 9:25; Luk. 3:15). Aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw werden christenen in staat gesteld al geruime tijd voor 1914 vol verwachting naar Gods Koninkrijksheerschappij uit te zien omdat zij berekend hadden wanneer „de bestemde tijden der natiën” zouden eindigen (Luk. 21:24; Dan. 4:16, 17). Het was dan ook begrijpelijk waarom er moeite werd gedaan om aan de hand van andere bijbelse tijdsaanduidingen te proberen erachter te komen wanneer de lang gekoesterde verwachtingen werkelijkheid zouden worden. Getrouwe dienstknechten van Jehovah in het verleden riepen uit: „Hoe lang, o Jehovah?” — Jes. 6:11; Ps. 74:10; 94:3.
Waarom ’ons gereed houden’?
16. (a) Moeten wij uit Markus 13:32 opmaken dat het ons niet dient te interesseren wanneer het einde komt? (b) Welk „teken” is duidelijk waarneembaar, maar op welk andere „teken” wachten wij?
16 Daar Jezus duidelijk vermeldde dat geen mens „die dag” of „het uur” kon weten waarop de Vader zijn zoon het bevel zal geven tegen Satans goddeloze samenstel van dingen te ’komen’, vragen sommigen zich misschien af: ’Waarom is het zo dringend noodzakelijk om vol verwachting naar het einde uit te zien?’ Het is dringend noodzakelijk omdat Jezus er praktisch in één adem aan toevoegde: „Blijft toezien, blijft wakker . . . waakt” (Mark. 13:32-35). Het „teken” van Jezus’ parousia is sedert 1914 duidelijk waarneembaar. Wij wachten nu op „het teken van de Zoon des mensen”, wanneer hij ’komt’ als Jehovah’s Scherprechter.
17, 18. (a) Waarom gebood Jezus de eerste-eeuwse christenen uit de stad Jeruzalem te vluchten zodra zij het teken van haar dreigende verwoesting zagen? (b) Waarom zou het gevaarlijk zijn de dringendheid van onze tijd te rationaliseren?
17 Toen Jezus de eerste-eeuwse christenen in Judéa een teken gaf waaraan zij zouden weten dat de tijd gekomen was om uit Jeruzalem te vluchten, beklemtoonde hij de noodzaak om onmiddellijk tot handelen over te gaan (Luk. 21:20-23). Waarom al die dringendheid, daar er tussen het verschijnen van het teken in 66 G.T. en de werkelijke verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T. bijna vier jaar verstreken? Omdat Jezus wist dat als zij talmden, zij hun vlucht zouden blijven uitstellen en uiteindelijk door de Romeinse legers overvallen zouden worden.
18 Zo zou het ook thans voor christenen hoogst gevaarlijk zijn als zij de dringendheid van onze tijd zouden rationaliseren en een „kruissnelheid”-houding zouden aannemen waaruit twijfel aan de nabijheid van het einde spreekt.
19. Welke waarschuwing gaven Petrus en Jezus?
19 De parousia of tegenwoordigheid van Christus duurt nu al ruim zeventig jaar, en zijn ’komst’ om op „Jehovah’s dag” het oordeel aan Satans wereld te voltrekken, nadert snel. De apostel Petrus zegt dat deze dag zal „komen als een dief”, en hij voegt eraan toe dat wij ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah moeten verwachten en goed in gedachte moeten houden’ (2 Petr. 3:10-12). Jezus waarschuwde ons ook: „Schenkt . . . aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik. . . . Blijft dan wakker.” — Luk. 21:34-36.
20. Waarvoor dienen wij dankbaar te zijn, en hoe zal de juiste christelijke verwachting een bescherming voor ons zijn?
20 Wat gelukkig en dankbaar moeten Jehovah’s Getuigen zijn dat zij door de getrouwe en waakzame „slaaf”-klasse geestelijk wakker zijn gehouden! De juiste christelijke verwachting zal gedurende deze hachelijke „laatste dagen” een bescherming voor ons zijn en ons ertoe aanzetten ijverig deel te nemen aan de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk”. Daardoor zullen wij anderen helpen waakzaam te blijven en zullen wij het einde overleven om het nieuwe samenstel van dingen binnen te gaan waarin ’rechtvaardigheid zal wonen’. — 2 Tim. 3:1-5; Matth. 24:14; 2 Petr. 3:13.
[Voetnoten]
a Zie het boek „Uw koninkrijk kome”, hoofdstuk 14, en het goedgedocumenteerde appendix bij dat hoofdstuk aan het eind van het boek.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waarom dienen christenen niet voorbij te gaan aan het tijdselement in de bijbelse chronologie?
◻ Welke speciale betekenis kreeg het woord „tegenwoordigheid”?
◻ Waarom is het nog steeds passend, om de komst van Gods koninkrijk te bidden?
◻ Wat zou u zeggen tegen personen die kritiek hebben op Jehovah’s Getuigen in verband met chronologische kwesties?
◻ Waarom is het gevaarlijk de dringendheid van onze tijd te rationaliseren?
[Kader op blz. 31]
Dingen waarnaar christenen waakzaam moesten uitzien
Het einde van „de bestemde tijden der natiën”. — Luk. 21:24.
„Het teken” van Christus’ tegenwoordigheid „en van het besluit van het samenstel van dingen”. — Matth. 24:3–25:46.
De duidelijke identificatie van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse. — Matth. 24:45-47.
Het „teken van de Zoon des mensen”, wanneer hij ’komt’ om Jehovah’s oordelen te voltrekken. — Matth. 24:30.
[Illustratie op blz. 30]
C. T. Russell en zijn metgezellen bleven waakzaam
-
-
„Wij herinneren ons nog goed . . . de uien en het knoflook!”De Wachttoren 1985 | 15 mei
-
-
„Wij herinneren ons nog goed . . . de uien en het knoflook!”
Niet alleen waren er in het oude Egypte uien en knoflook in overvloed, maar klaarblijkelijk waren de daar gekweekte soorten van een bijzonder goede kwaliteit. In Plants and Trees of Scripture (Planten en bomen in de bijbel) beweerde de bijbelgeleerde F. Hasselquist dat „iedereen die in Egypte uien heeft geproefd, moet toegeven dat er nergens in de wereld betere te krijgen zijn”. Klaarblijkelijk werden uien en knoflook in grote hoeveelheden gegeten door de arbeiders die aan de piramiden werkten. De Griekse geschiedschrijver Herodotus berichtte dat volgens een inscriptie in de grote piramide van Cheops (Choefoe) „daaraan 1600 talenten zilver waren ten koste gelegd”. Indien dit bedrag betrouwbaar is, zou dat neerkomen op meer dan 80 miljoen gulden in huidige valuta.
Gezien de populariteit en de uitstekende kwaliteit van de uien en het knoflook in het oude Egypte, is het niet verbazingwekkend dat de Israëlieten, ontevreden als zij in de wildernis waren, wegens deze smakelijke plantenkost naar Egypte wilden terugkeren (Num. 11:4, 5). Zij waren bereid hun vrijheid prijs te geven enkel om deze simpele genoegens te smaken. Hoe gemakkelijk kunnen zelfs alledaagse dingen tot een valstrik worden en iemand de belangrijkere dingen in het leven doen vergeten!
-