-
Datgene in ons wat getuigenis aflegtDe Wachttoren 1972 | 15 december
-
-
het oordeel en het geweten van de mens over te laten”. (Deel IX, blz. 191; wij cursiveren.) Wat de religieuze leiders deden, was in feite hun eigen geweten, bezwaren en persoonlijke voorkeur en vooroordelen aan alle overige mensen op te leggen. Jezus vergeleek dit toevoegen van overleveringen aan de Mozaïsche wet met het leggen van „zware vrachten” op de schouders der mensen, en hij waarschuwde hen dat zij, door menselijke overleveringen op een lijn met de Schrift te stellen, Gods Woord krachteloos maakten (Matth. 15:1-9; 23:1-4). Jezus zei tot de religieuze leiders die zijn discipelen veroordeelden omdat zij op de sabbat graan plukten: „Indien gij hadt begrepen wat het zeggen wil: ’Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer’, zoudt gij de onschuldigen niet hebben veroordeeld.” — Matth. 12:1-7.
26. Welk voorbeeld toont aan hoe traditionele voorschriften de joden beletten hun geweten goed te laten werken? En welke uitwerking had dit op hu hart?
26 Later, in de synagoge, appelleerde Jezus aan hun geweten in verband met het toepassen van Gods wet. Het Wetsverbond zei niets over krachtsinspanningen die werden gedaan om op de sabbat voor de zieken te zorgen, doch de joodse overlevering stond dit alleen toe als het leven van de zieke in gevaar verkeerde. Toen hij met een man werd geconfronteerd die een verdorde hand had en hem door de religieuze leiders werd gevraagd of het wel ’geoorloofd was op de sabbat te genezen’, vroeg Jezus: ’Wie onder u die maar een schaap heeft, zal dit niet als het op de sabbat in een kuil valt, vastgrijpen en eruit tillen? Hoeveel meer is, alles wel beschouwd, een mens waard dan een schaap! Is het dus geoorloofd op de sabbat een voortreffelijke daad te doen?’ Zij weigerden echter hun geweten te laten spreken; zij bleven zwijgen. Toen werd Jezus verontwaardigd, „diepbedroefd over de ongevoeligheid van hun hart”, en ging ertoe over de man te genezen. — Matth. 12:9-13; Mark. 3:1-5.
27. (a) Waarom is het verkeerd te verlangen dat iemand anders onze persoonlijke beslissingen in morele aangelegenheden voor ons neemt? (b) Welke, in het volgende artikel te beschouwen vragen rijzen er nu?
27 Te verlangen dat iemand, een ouderling of lichaam van ouderlingen in een gemeente, of het besturende lichaam van de christelijke gemeente, een stelsel van wetten uitvaardigt buiten wat er in de bijbel staat, verraadt derhalve een verkeerde instelling. In aangelegenheden waarin Gods Woord van ons eist dat wij ons geweten laten spreken — door een goed oordeel, inzicht, onderscheidingsvermogen en wijsheid te gebruiken — dienen wij niet te trachten de verantwoordelijkheid op iemand anders te leggen door hem ertoe te brengen een ’voorschrift’ uit te vaardigen. Hoe kunnen wij er echter zeker van zijn dat het getuigenis dat het geweten in ons aflegt juist is? Hoe kunnen wij de stem ervan krachtig en duidelijk houden? Lees voor een antwoord op deze vragen het volgende artikel.
-
-
’Ons voor het oog van God aan ieder menselijk geweten aanbevelen’De Wachttoren 1972 | 15 december
-
-
’Ons voor het oog van God aan ieder menselijk geweten aanbevelen’
1. Waarom is het geweten op zich geen zekere gids?
HET is niet voldoende een geweten te hebben. Het is op zich geen zekere gids in het leven. Dit komt omdat het een deel van ons is dat nauw met ons hart in verband staat en wordt beïnvloed door de wisselwerking tussen het hart en het verstand. Volgens wat wij zelf zijn, wat wij in ons hart en verstand hebben, zal de stem van dit geweten dus dof of herder zijn, zal het getuigenis ervan
-