De reden waarom men zou verkiezen Jehovah te aanbidden
1, 2. (a) Hoe passen mensen de uitdrukking „Eerst zien en dan geloven” toe met betrekking tot God? (b) Aan welke Russische communistische ruimtevaarder doen zulke mensen ons denken?
„EERST zien en dan geloven!” Dat typeert de houding die materialistische mensen ten aanzien van God aannemen. Omdat zij hem niet met het blote menselijke oog of met behulp van de krachtigste telescoop die thans wordt gebruikt, kunnen waarnemen, geloven zij niet dat hij bestaat; zij kunnen zich er niet toe brengen te geloven dat hij bestaat.
2 Zulke mensen doen ons denken aan de tweede ruimtevaarder die door de Russische communisten in een baan om onze aarde werd gebracht. Volgens een bericht van Associated Press van 6 mei 1962 gaf deze Russische majoor „vandaag uiting aan zijn ongeloof in God. Hij zei dat hij tijdens zijn zeventien omwentelingen om de aarde ’geen God of engelen’ had gezien. . . . ’De raket was door onze mensen gemaakt. Ik geloof niet in God. Ik geloof in de mens, in zijn kracht, zijn mogelijkheden en zijn verstand’”. — New York Times van 7 mei 1962.
3, 4. (a) Hoe verschilde Mozes van die Russische ruimtevaarder? (b) Wat wilde Mozes in verband met God zien, en wat werd hem gezegd?
3 Niet alle mensen zijn zo. Neem bijvoorbeeld eens een man die beroemder is dan die communistische ruimtevaarders en die meer goeds voor de mensheid heeft gedaan. Die man was Mozes, de zoon van de Hebreeër Amram. Er wordt van deze Mozes getuigd dat hij „standvastig [bleef] als zag hij de Onzichtbare” (Hebr. 11:27). Hij werd niet teleurgesteld in deze onzichtbare God van hem. Hij werd in zijn geloof in deze God niet beschaamd. Nadat Mozes zijn volk uit de slavernij in Egypte had geleid en op wonderbare wijze door de Rode Zee en naar de berg Sinaï in Arabië had gevoerd en nadat hij te midden van een vreesinboezemend schouwspel op die berg de twee tafelen van de Tien Geboden had ontvangen, had hij geen reden aan het bestaan van deze onzichtbare, almachtige God te twijfelen. Hij wilde dan ook beter met hem bekend raken en de heerlijkheid van deze onzichtbare God zien.
4 „Laat mij alstublieft uw heerlijkheid zien”, was het verzoek dat Mozes door bemiddeling van de engel van God deed. Het goddelijke antwoord hierop luidde: „Ikzelf zal al mijn goedheid aan uw aangezicht laten voorbijgaan, en ik zal stellig de naam van Jehovah ten aanhoren van u uitroepen.” Waarom echter alleen maar deze manifestatie? Jehovah God legde aan Mozes uit: „Gij kunt mijn aangezicht niet zien, want geen mens kan mij zien en nochtans leven.” — Ex. 33:18-20.
5. Wat zei God over zichzelf toen hij ten aanhoren van Mozes zijn naam uitriep?
5 Het doet er niet toe wat mensen over deze God van Mozes hebben te zeggen; wat ons dient te interesseren, is wat voor soort van God hij zelf verklaarde te zijn. Wat God over zichzelf zei, lezen wij in Mozes’ verslag over deze gebeurtenis, en wel in de volgende bewoordingen: „Toen daalde Jehovah neer in de wolk en stelde zich daar bij hem en riep de naam van Jehovah uit. Nu ging Jehovah aan zijn aangezicht voorbij en riep: ’Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid, die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden, die dwaling en overtreding en zonde vergeeft, maar hij zal geenszins vrijstelling van straf geven, daar hij straf voor de dwaling van vaders brengt over zonen en over kleinzonen, over het derde geslacht en over het vierde geslacht.’” — Ex. 34:4-7.
6, 7. (a) Welke van die genoemde goddelijke eigenschappen moeten beslist ten aanzien van ons in onze toestand worden aangewend? (b) Wat verzekert het feit dat Hij geen vrijstelling van straf voor kwaaddoen geeft ons met betrekking tot de alom heersende goddeloosheid?
6 Is dat niet de soort van God die wij graag zouden willen hebben, de soort van God die wij zouden verkiezen te aanbidden? Hij is een God „barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid”. In onze vervallen menselijke toestand hebben wij er thans beslist behoefte aan dat er zulke goddelijke hoedanigheden ten aanzien van ons worden aangewend. Hij zal echter niet voor altijd toelaten dat zijn menselijke schepselen zich aan allerlei kwaaddoen overgeven zonder hiervoor hun verdiende straf te ontvangen. Hij is een God die „dwaling en overtreding en zonde vergeeft”, maar die niet met zulke slechte dingen sympathiseert en niet nalaat degenen die moedwillig zulke dingen bedrijven en er behagen in scheppen, te straffen.
7 Om deze reden kunnen wij van één ding verzekerd zijn: Hoewel hij „langzaam tot toorn” is en gedurende de afgelopen zesduizend jaar heeft toegelaten dat goddeloosheid en kwaaddoen onder de mensheid de overhand hebben gehad, zal hij niet toelaten dat goddeloosheid voorgoed op de aarde zal blijven heersen. Hij zal niet voorgoed „vrijstelling van straf geven” aan dit goddeloze samenstel van dingen, waarvan de auteur van goddeloosheid, Satan de Duivel, de god is. Gelukkig voor ons thans is het einde van zijn lange toelating van goddeloosheid bereikt!
8. In het licht van welke gebeurtenis in Noachs tijd behoeft er niet getwijfeld te worden aan Gods vermogen een wereldomvattend samenstel van dingen tot een einde te brengen?
8 Er behoeft geen ogenblik getwijfeld te worden aan zijn volmaakte vermogen dit gehele wereldomvattende samenstel van dingen in ons geslacht tot een einde te brengen. Meer dan achttien eeuwen voordat hij zijn naam aan de profeet Mozes bekend maakte, gaf hij ons een historisch voorbeeld van zijn volledige macht om een gehele mensenwereld te vernietigen. Dit gebeurde in de dagen van Mozes’ voorvader Noach. Het jaar van die wereldvernietiging kan als het jaar 2370 vóór onze gewone tijdrekening worden berekend. De huidige mensenwereld is voor hem niet te groot en te uitgestrekt om in zijn voorzegde vernietiging van dit wereldomvattende samenstel van dingen te worden opgenomen. In de dagen van Noach overstroomden de wateren van de vloed de gehele aardbol.
9. Wat kan God, evenals destijds, thans dus eveneens doen?
9 De gehele aardbol zag er toen net zo uit als aan het begin van de eerste scheppings-„dag”, toen de Schepper zei: „Er kome licht.” De oppervlakte van de gehele aarde was met water bedekt (Gen. 1:1-3). Het enige verschil was dat ten tijde dat de wateren van de vloed de overhand hadden over de gehele aarde, de enorme, door Noach en zijn gezin gebouwde ark veilig op de uitgestrekte oppervlakte van die wateren dreef. Met uitzondering van Noachs gezin in de ark stierf al het menselijk leven op aarde. Zij werden verzwolgen, evenals Farao en zijn wagens en ruiters die de vertrekkende Hebreeën onder Mozes achternajoegen, in de Rode Zee werden verzwolgen. Wat de Almachtige God Jehovah ten tijde van de Vloed deed, kan hij thans doen: een wereldomvattend samenstel van dingen dat „met geweldpleging vervuld” is, vernietigen. — Gen. 6:11 tot 7:23.
De God van het nieuwe samenstel van dingen
10. Waarom zal de vernietiging van het huidige samenstel van dingen geen leegte op aarde achterlaten, en waarom dienen wij Jehovah derhalve te aanbidden?
10 Het einde van Gods toelating van goddeloosheid en Zijn vernietiging van dit oude samenstel van dingen in een weergaloze wereldberoering zal op onze aarde geen leegte achterlaten. Hij heeft iets ideaals ter vervanging van de vroegere dingen. Het is een nieuw samenstel van dingen waarin geen goddeloosheid meer zal worden toegelaten. De Schepper van dit rechtvaardige nieuwe samenstel zal er ook de God van zijn. Dat is een deugdelijke reden waarom wij het dienen te verkiezen Jehovah de Schepper als God te aanbidden.
11. Waarom zal Satan in dat nieuwe samenstel van dingen geen god zijn, en wat zal er met zijn aanbidders gebeuren?
11 De god van het huidige goddeloze samenstel van dingen, Satan de Duivel, zal dan zijn verdwenen, te zamen met alle andere valse goden die materialistische, ongelovige mensen tot op heden hebben aanbeden. God de Almachtige zal volledig tegen die „draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is”, opgewassen blijken te zijn. Hij zal van zijn macht als een god worden ontdaan en te zamen met al zijn demonenengelen in een afgrond worden geworpen (Openb. 20:1-3). Degenen die het verkiezen hem als hun god te aanbidden, zullen in de grootste van alle moeilijkheden die de wereld nu boven het hoofd hangt, te zamen met dit door de Duivel beheerste samenstel van dingen vergaan.
12. Wat voor soort van wereldomvattende regering zal Jehovah de mensheid geven, in tegenstelling tot wat Satan de mensheid heeft gegeven, en door wie zal ze worden bestuurd?
12 Satan de Duivel, de „god van dit samenstel van dingen”, heeft de mensen een wereldomvattende politieke regering gegeven die in het laatste boek van de bijbel als een zevenkoppig, tienhoornig „wild beest” werd gesymboliseerd. Onder Satanische invloed is het uit de van God vervreemde „zee” van de mensheid opgestegen (Openb. 13:1-8). In tegenstelling daarmee zal Jehovah, als de God van het rechtvaardige nieuwe samenstel van dingen, de mensheid een wereldomvattende regering geven die superieur is aan die van onderdrukkende, zelfzuchtige, onvolmaakte mannen en vrouwen. Het zal een hemelse regering zijn, bestuurd door de Meester die zijn discipelen leerde bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10; Luk. 11:2). De Onderwijzer van dat gebed was Jezus Christus. Hij was de Zoon van God die negentienhonderd jaar geleden door Jehovah naar de aarde werd gezonden om een vleselijke nakomeling van koning David te worden en aldus de blijvende erfgenaam te worden van het eeuwige koninkrijk dat in de koninklijke geslachtslijn van David zou blijven. Op deze wijze werd hij de beloofde Messías. — Joh. 1:40-49.
13. Met welke verzoeking werd de gezalfde Jezus benaderd, waarbij Satan hem tot onjuiste aanbidding en tot inlating met de politiek van deze wereld trachtte te verlokken?
13 Waarom zou Jezus Christus, als de gezalfde Erfgenaam van dit Messiaanse koninkrijk, zich met de smerige politiek van deze wereld inlaten? Hij zag niet naar de „god van dit samenstel van dingen” op ten einde een koninkrijk of een wereldrijk te ontvangen. Nadat hij met Gods geest was gezalfd om de aangestelde maar nog niet regerende Koning van de Messiaanse regering te zijn, benaderde de „god van dit samenstel van dingen” hem ten einde hem tot valse aanbidding en tot inlating met de politiek van deze ten ondergang gedoemde wereld te verlokken. Terwijl de Verzoeker onbeschaamd de kwestie van aanbidding te berde bracht, toonde hij Jezus „in een ogenblik tijds alle koninkrijken der bewoonde aarde” en zei: „Ik zal u al deze autoriteit en de heerlijkheid ervan geven, want ze is mij overgegeven, en ik geef ze aan wie ik ook wens. Indien gij daarom een daad van aanbidding jegens mij verricht, zal het alles van u zijn.” Wie zou Jezus nu verkiezen te aanbidden?
14, 15. Van welke regering was Jezus als de aangestelde maar nog niet regerende Koning gezalfd, en waarom zou hij Satan niet aanbidden, ook al kon hij daardoor alle koninkrijken van de wereld verkrijgen?
14 Jezus handelde niet als het zevenkoppige, tienhoornige „wilde beest” dat uit de zee opsteeg, en wel door politieke macht en een stoffelijke troon en grote autoriteit van de vuriggekleurde draak, Satan de Duivel, aan te nemen (Openb. 13:1, 2). Hij was reeds tot de heerschappij van het Messiaanse koninkrijk gezalfd omdat hij Jehovah als God aanbad. Er was dan ook profetisch over Jezus Christus gezegd: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met de olie van uitbundige vreugde, meer dan uw deelgenoten” (Hebr. 1:9; Ps. 45:7). Nooit zou Jezus zich in aanbidding voor de „god van dit samenstel van dingen” neerbuigen, ook al kon hij daardoor „alle koninkrijken der bewoonde aarde” verkrijgen. Aangezien Jezus als mens onder het Wetsverbond was geboren dat door bemiddeling van Mozes bij de berg Sinaï was gesloten, deed hij onmiddellijk een aanhaling uit de woorden van Mozes in het boek Deuteronomium en zei hij tot Satan de Duivel:
15 „Er staat geschreven: ’Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.’” — Luk. 4:5-8; Deut. 6:13; 10:20.
16. Welke boodschap nam Jezus op, in plaats van een campagne voor een politieke regering te voeren, en waarom?
16 Jezus Christus bleef onwankelbaar opkomen voor de God van het rechtvaardige nieuwe samenstel van dingen. Dit betekende voor Jezus dat hij trouw moest blijven aan het Messiaanse koninkrijk dat van deze God, de Soevereine Heer Jehovah, afkomstig was. Hij ging derhalve geen campagne voeren voor een politiek koninkrijk van de bewoonde aarde, maar nam de boodschap op die zijn voorloper, Johannes de Doper, aan geheel Israël had bekendgemaakt: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matth. 4:17). Ten einde de hemelse Messías te worden, moest Jezus, in volledige toewijding aan dat koninkrijk der hemelen, het koninkrijk Gods, zijn leven afleggen.
17. Hoe legde Jezus voor Pontius Pilatus getuigenis van Gods koninkrijk af?
17 Toen Pontius Pilatus, de Romeinse bestuurder van de provincie Judéa, hem vroeg of hij een koning was en aldus een bedreiging vormde voor het rijk van de caesars, antwoordde Jezus: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaars hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron” (Joh. 18:36). Jezus legde voor Pilatus dus getuigenis af van Gods koninkrijk.
Het is hoog tijd om te kiezen!
18. Welke rol speelde Jezus in de menselijke geschiedenis, en hoe bewees hij dat hij in God geloofde en hem aanbad?
18 Deze Jezus Christus is een historische persoon. Hij kan niet door ongelovige joden en heidenen als slechts een legendarische figuur of een mythe terzijde geschoven worden. Er zijn meer bewijzen voor het feit dat hij negentien eeuwen geleden hier op aarde is geweest dan er voor welke andere personen maar ook die op de bladzijden van de geschiedenis worden genoemd, aangevoerd kunnen worden. Zijn komst kenmerkte een keerpunt in de menselijke geschiedenis, niet slechts op het gebied van religie, maar op het gebied van wereldregering voor de mensheid, Gods koninkrijk. Hij verscheen op de door God vastgestelde tijd op het aardse toneel, op de tijd die van tevoren in de bijbel was aangegeven. Er bestond bij Jezus Christus geen twijfel over of God bestond. Hij was van God vandaan gekomen. Hij had hem gezien, had met hem gesproken en had met hem samengewerkt. Hij was geen leugenaar toen hij de aandacht vestigde op deze feiten van zijn voormenselijke leven in de hemel. Hoewel hij Jehovah God niet kon zien toen hij als mens op aarde slechts een menselijk gezichtsvermogen had, bleef hij toch in hem geloven en hem aanbidden. Jezus’ werken op aarde welke door vele eerlijke getuigen worden gestaafd, bewezen dat hij in God geloofde en dat God met hem was. — Hand. 10:38.
19. Welke vraag over wiens voorbeeld wij zullen volgen, rijst er met betrekking tot het geloof dat er een God is?
19 Jezus kende zijn Vader Jehovah God beter dan de onzichtbare demonengeesten. En toch geloven de demonen dat er een God is. Ongelovige mensen zullen hier misschien wereldwijs om glimlachen, maar de aardse halfbroer van Jezus Christus, Jakobus genaamd, zei tot degenen die beleden Christus’ discipelen te zijn: „Gij gelooft toch dat er één God is? Daaraan doet gij heel goed. En toch geloven de demonen ook en zij sidderen” (Jak. 2:19). Volgens deze woorden handelen de bovenmenselijke demonen nog beter dan de grote meerderheid van mannen en vrouwen die in het geheel niet in Jehovah God geloven. Wiens voorbeeld zullen wij in dit opzicht veilig kunnen volgen? Dat van ongelovige mannen en vrouwen? Of dat van de demonen, die wel geloven maar voor de rest alleen maar sidderen? Of dat van Jezus Christus, wiens persoonlijke leven op aarde door de zevenentwintig boeken van de geïnspireerde christelijke Griekse Geschriften wordt bevestigd?
20. Wie verging het het beste—degenen wie het aan geloof en passende werken ontbrak, of Jezus, die geloofde en zijn geloof bewees? Waarom antwoordt u aldus?
20 Jezus Christus geloofde; maar, meer dan dat, hij deed werken als bewijs van zijn geloof. Verging het hem slechter dan ongelovige mannen en vrouwen of dan de demonen? Wiens leven van geloof en werken heeft meer goeds voor de mensheid bewerkstelligd, al is het maar tot dusver in de menselijke geschiedenis, om nog niet eens te spreken over de toekomst? In het op feiten gebaseerde antwoord op die vragen zal Jezus Christus genoemd moeten worden als degene wie het het beste verging en die het meeste goeds deed. Hij bevindt zich waar hij thans is omdat hij een leven van geloof en werken op aarde heeft geleid, zelfs tot aan een martelaarsdood wegens het loyaal ondersteunen van Gods koninkrijk. Thans bekleedt hij zowel in de hemel als op aarde de allerhoogste positie, met als enige uitzondering zijn hemelse Vader, Jehovah God zelf (Fil. 2:5-11; 1 Petr. 3:21, 22). En hij zou zich thans niet in die hoog verheven positie bevinden indien er geen God was en indien Jehovah niet die God was, de God die in staat is de doden tot hemels leven op te wekken. — Ef. 1:19-22.
21. Wiens voorbeeld dienen degenen die naar eeuwig leven verlangen, derhalve te volgen?
21 Zonder dat dit met succes kan worden tegengesproken, wierp het leven van geloof en werken de beste resultaten voor hem af, ja, zulke resultaten dat hierdoor alles wordt overtroffen wat welke andere schepselen in het universum maar ook ooit zouden kunnen hopen te genieten. Zijn voorbeeld is het voorbeeld dat alle verstandige mensen die ernaar verlangen eeuwig in volmaakt geluk te leven, dienen na te volgen. Het is praktisch zijn voorbeeld te volgen, en niet louter idealistisch. Hij maakte Jehovah tot zijn God en aanbad hem, zelfs ondanks verzoeking van de zijde van Satan, de heerser der demonen.
22. Wie is Jehovah derhalve, en welke twee uiterst belangrijke redenen hebben wij om hem te aanbidden?
22 In antwoord op de vraag: „’Wie is Jehovah’, dat iedereen hem zou moeten aanbidden?” kunnen wij onomstotelijk antwoorden: Jehovah is de God van de Heer Jezus Christus, en dat feit op zichzelf is een uiterst belangrijke reden waarom iedereen Jehovah als God dient te aanbidden. Allen die eeuwig in Gods rechtvaardige nieuwe samenstel van dingen wensen te leven, zullen het voorbeeld moeten volgen dat Jezus Christus, de Voornaamste in geheel Gods schepping, heeft gegeven. Ook maakt het feit dat Jehovah het Messiaanse koninkrijk in handen van Jezus Christus heeft gelegd, het dringend dat iedereen Jehovah God aanbidt.
23. Waarom kunnen degenen die Gods bestaan loochenen, niet ontkomen aan de verantwoordelijkheid die zij jegens hem hebben, en hoe handelen deze ongelovigen?
23 Mannen en vrouwen denken thans dat zij aan verantwoordelijkheid jegens Jehovah kunnen ontkomen door geen geloof in hem te stellen en te ontkennen dat hij bestaat en dat hij God is. De gedachte dat zij aan verantwoordelijkheid zouden kunnen ontkomen jegens Iemand die zij niet kunnen zien, is echter louter verbeelding van hun zijde. Koning David, een voorvader van Jezus Christus, zei in Psalm veertien, de verzen één en twee: „De dwaas heeft in zijn hart gezegd: ’Er is geen Jehovah.’ Zij hebben verderfelijk gehandeld, zij hebben verfoeilijk gehandeld in hun gedragingen. Er is niemand die het goede doet. Wat Jehovah betreft, vanuit de hemel heeft hij neergezien op de mensenzonen, om te zien of er iemand bestaat die inzicht heeft, iemand die Jehovah zoekt.” Koning David merkte zelfs in zijn tijd op dat degenen die Jehovah’s bestaan loochenden, verderfelijk handelden. Jehovah God in de hemel slaat hen gade. Hij lacht om hen, aangezien hij heel goed weet dat zij binnen het rijk van zijn wetten gevangen worden gehouden en niet aan de uitwerking van die wetten kunnen ontkomen. Dat zij het bestaan van zulke wetten negeren en ontkennen, zal hun alleen maar schade berokkenen.
24. Waarom betreft de belangrijkste kwestie thans niet alleen religie, en hoe weerspiegelt Farao’s handelwijze ten aanzien van Mozes die van de politici in deze tijd?
24 De belangrijkste kwestie waarvoor het gehele universum zich thans gesteld ziet, betreft niet slechts religie. Ze betreft ook regering. Wij doen er goed aan in gedachten te houden dat degene die de profeet Mozes de uitdagende woorden naar het hoofd slingerde: „Wie is Jehovah, zodat ik zijn stem zou gehoorzamen?” de belangrijkste politicus van die tijd was (Ex. 5:2). Door zo’n vraag te stellen, daagde de Farao van Egypte niet slechts de God van zuivere religie uit, maar ook een Bestuurder, de Soevereine Regeerder van het universum. Hierbij komt nog dat Jehovah toen op het punt stond zijn koningschap over de natie Israël uit te oefenen. Dezelfde situatie bestaat met betrekking tot de politici van thans en hun patriottische ondersteuners. Zij bewegen zich niet uitsluitend op religieus terrein wanneer zij het bestaan van Jehovah en zijn vermogen als God in twijfel trekken. Zij bewegen zich ook op het terrein van regering. Thans hebben zij te maken met Gods soevereiniteit zoals deze wordt vertegenwoordigd door zijn Messiaanse regering, het koninkrijk Gods. Het is een werkelijke regering die zowel hoger als machtiger is dan die van hen.
25. (a) Door wie en sinds wanneer is die Messiaanse regering aan de natiën gepredikt? (b) Welk bevel zal na een dergelijke kennisgeving aan de natiën, aan die regering worden gegeven, met welk gevolg voor de politici?
25 Vooral sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in het jaar 1918 hebben Jehovah’s christelijke getuigen die regering, dat hemelse koninkrijk van God in handen van zijn Christus, bekendgemaakt. Gedurende de afgelopen zesenvijftig jaar is dat Messiaanse koninkrijk dus voornamelijk alleen maar gepredikt (Matth. 24:14; Mark. 13:10). Binnenkort zal het echter niet langer aan alle politieke natiën, tot een getuigenis voor hen, worden gepredikt. Na een dergelijke van tevoren gedane kennisgeving aan die natiën zal aan Jehovah’s Messiaanse koninkrijk het bevel worden gegeven handelend op te treden. Dat optreden zal bewijzen dat Jehovah de God van ware profetie is, de Inspirator van de bijbelse profetieën, die waar en onfeilbaar zijn. Het Messiaanse koninkrijk zal dat bewijs verschaffen door die profetieën te vervullen. Dan zullen die opstandige politici te weten komen wie Jehovah is en wat er met degenen gebeurt die het beneden hun waardigheid achten Hem te aanbidden. Het optreden van het Koninkrijk zal hen niet tot de aanbidding van Jehovah bekeren maar zal hen vernietigen. — Dan. 2:44.
26. (a) Wat zal het Koninkrijk, behalve dat het de zichtbare bestuurders van dit samenstel van dingen vernietigt, met de god van het samenstel doen? (b) Waar zullen de hedendaagse aardse onderdanen van het Koninkrijk worden binnengevoerd, en hoe?
26 Dat Messiaanse koninkrijk zal meer doen dan de zichtbare bestuurders van dit goddeloze samenstel van dingen vernietigen. Het zal de onzichtbare maar niettemin werkelijke macht achter dit huidige samenstel van dingen, namelijk „de god van dit samenstel van dingen”, Satan de Duivel, te zamen met zijn demonen, in de afgrond werpen (Openb. 20:1-3). Het Messiaanse koninkrijk zal de laatste overgebleven leden van de 144.000 medeërfgenamen van Christus, alsook de „grote schare” hedendaagse aardse onderdanen van dat hemelse koninkrijk, veilig door de weergaloze „grote verdrukking” die de mensheid zeer binnenkort te wachten staat, heen voeren (2 Petr. 3:11-15; Openb. 7:9-17). Deze aardse overlevenden van die „grote verdrukking” zullen door het Koninkrijk het beloofde nieuwe samenstel van dingen worden binnengevoerd, waar Jehovah de God en Universele Soeverein zal zijn.
27. Wat voor verschil zal dat nieuwe samenstel met zijn God, volgens Openbaring 21:3-5, voor de bewoners op aarde uitmaken?
27 Zal dit verschil uitmaken voor allen die op aarde wonen, in een samenstel waarvan Jehovah de God is? Er zou geen beter antwoord op die vraag gegeven kunnen worden dan dat wat onder inspiratie in Openbaring 21:3-5 staat opgetekend: „Toen hoorde ik [de apostel Johannes] een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.’ En hij die op de troon zat, zei: ’Zie! Ik maak alle dingen nieuw.’ Ook zegt hij: ’Schrijf want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.’”
28. Wat zullen wij zeggen in antwoord op de vraag: „’Wie is Jehovah’, dat iedereen hem zou moeten aanbidden?”
28 Nu dan, „’Wie is Jehovah’, dat iedereen hem zou moeten aanbidden?” Luister, Farao van het Egypte uit de oudheid! Luister, materialistisch gezinde persoon van thans! Jehovah is de God die „van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd” is en die alle aanbidding verdient (Ps. 90:2). Hij is de Soevereine Regeerder van het gehele universum. Hij is onze Maker en de Bron van het Messiaanse koninkrijk, door middel waarvan alle geslachten van de aarde, de levenden en de doden, gezegend zullen worden. — Gen. 12:3; 22:18.
29. Indien wij dat werkelijk geloven, op welke aansporing van de psalmist zullen wij dan gunstig reageren?
29 Geloven wij dat? Zullen wij die Ja antwoorden, ons geloof door passende werken tonen? Zo ja, dan zullen wij van ganser harte gunstig reageren op de aansporing van de geïnspireerde psalmist: „O komt, laten wij aanbidden en ons neerbuigen; laten wij knielen voor Jehovah, onze Maker. Want hij is onze God, en wij zijn het volk van zijn weide en de schapen van zijn hand.” — Ps. 95:6, 7.
[Illustratie op blz. 242]
Satan de Duivel bood Jezus voor slechts één daad van aanbidding alle koninkrijken van de wereld aan
[Illustratie op blz. 243]
Jezus weigerde Satan te aanbidden
[Illustratie op blz. 245]
Heel binnenkort zal Gods koninkrijk handelend optreden tegen alle menselijke koninkrijken, aangezien ze weigeren Jehovah te erkennen en te aanbidden