Waar is de naastenliefde?
„O MIJN God! Hij heeft me gestoken! Help me alstublieft! Help me toch! Ik ga dood! Ik ga dood!” Zo riep de jonge vrouw, de knappe Kitty Genovese, om hulp. Tevergeefs echter. Later gaven achtendertig personen in de chique wijk Kew Gardens van het Newyorkse district Queens tegenover de politie toe dat zij dit misdrijf hadden zien gebeuren, maar niet hadden ingegrepen; dat wil zeggen, niet voordat het te laat was. — New York Times, 14 en 27 maart 1964.
Precies een maand later klom een jongeman, een zenuwpatiënt, op de twaalfde verdieping van een hotel in Albany, New York, naar buiten en nam plaats op een vooruitspringende rand van het gebouw, met de bedoeling zelfmoord te plegen. Twee uur lang liep hij op de richel heen en weer, al maar sigaretten rokend en met zichzelf overleggend wat hij zou doen; soms boog hij zich zelfs voorover alsof hij zich klaarmaakte om te springen. Beneden verzamelde zich een grote menigte, die volgens schattingen van de politie tot 4000 personen uitgroeide. Onder deze wachtenden schreeuwden sommigen: „Spring! spring! spring!” Ook hoorde men klanken die typerend waren voor misdadige tieners, zoals: „Hé, kom op, je bent een lafbek.” „Spring! Wat is er aan de hand, lafaard?” Een meisje dat niet ouder dan tien jaar kon zijn, klom op een anderhalve meter hoog voetstuk, zwaaide met haar armen en schreeuwde: „Ik ga springen. Ik ga springen.” Men hoorde een jonge vrouw tegen haar begeleider zeggen: „Ik wou maar dat hij sprong en er een eind aan maakte. Als hij niet opschiet, missen wij onze laatste bus nog.” Tevergeefs probeerden enkele stedelijke beambten en een katholieke bisschop de jongeman van de gevaarlijke richel weg te lokken. Ten slotte slaagde zijn zevenjarige neefje erin hem tot andere gedachten te brengen, waarna hij zich aan de hand van dit kind naar de veiligheid liet terugvoeren. — New York Times, 15 april 1964.
Waarom handelen mensen zo? Hoe is het mogelijk dat zoveel personen hebben kunnen toezien hoe een jonge vrouw werd neergestoken — de aanvaller keerde in de loop van vijfendertig minuten verschillende malen terug om haar steeds weer te steken — zonder ook maar een hand uit te steken? In feite was het aantal getuigen van deze moord veel groter dan achtendertig; achtendertig personen hebben toegegeven er getuige van te zijn geweest. Vele anderen van wie men wist dat zij het incident hadden gezien, ontkenden dit. Geestelijken, psychiaters en sociologen hebben het voorval besproken en er verschillende verklaringen voor gegeven. Een socioloog kwalificeerde de handelwijze van deze mensen als „een onberedeneerd gedrag”. Was het echter onberedeneerd?
Deze mensen konden wel degelijk redenen noemen waarom zij in gebreke waren gebleven handelend op te treden, ofschoon velen van hen zich later schaamden omdat zij niet hadden ingegrepen. De meest voorkomende reden die werd opgegeven was, dat zij er niet bij betrokken wensten te worden. Dit kan een redelijk excuus zijn, maar is het een deugdelijk excuus? Hadden zij niet op zijn minst onmiddellijk de politie kunnen roepen? Dat was toch wel het minste waartoe naastenliefde hen had moeten aanzetten.
In sommige opzichten kan er van het Albany-incident, waarbij tieners en anderen zonder succes een jongeman ertoe trachtten over te halen zelfmoord te plegen, worden gezegd, dat het een nog grotere smet heeft geworpen op de naam van degenen die hieraan hebben meegedaan. Zij deden zich als potentiële moordenaars kennen, want waren zij erin geslaagd de jongeman ertoe te brengen zelfmoord te plegen, dan zou zijn bloed over hen gekomen zijn. Hoe komt het dat mensen zo’n verdorven kijk op het leven hebben, dat zij de sensatie willen beleven te zien hoe een jongeman zelfmoord pleegt? Waarom verraden zij een dergelijk gebrek aan naastenliefde?
Zonder twijfel is een dergelijke verharde gemoedstoestand ten dele te wijten aan de misdaad en gewelddadigheid die dagelijks op het televisiescherm en het filmdoek te zien zijn. Wanneer mensen deze gewelddadigheid dagelijks voorgeschoteld krijgen, raken zij eraan gewend en verwelkomen zij een dergelijk incident in het werkelijke leven als iets nog sensationelers. Wij kunnen echt niet zeggen dat er niets anders is om naar te kijken. Er zijn ook programma’s en films die op het aankweken van empathie, begrip en medegevoel gericht zijn. Hoeveel beter is het niet om onze geest met zulke opbouwende dingen te vullen!
Zelfzucht is de gevallen menselijke aard eigen, maar men kan zich ontwennen alleen aan persoonlijk plezier en voordeel te denken door de geest het juiste soort van geestelijk voedsel te verschaffen. En op dit gebied is er geen beter voedsel te vinden dan wat het Woord van God, de bijbel, ons biedt. Daarin wordt van Genesis tot Openbaring, zowel direct als indirect, door geboden en door voorbeelden en illustraties, de naastenliefde beklemtoond. Zo wordt bijvoorbeeld door het vermelden van de huichelachtige woorden die de moordenaar Kaïn na de moord op zijn broer uitte — „Ben ik mijns broeders hoeder?” — zijn hardvochtigheid aan de kaak gesteld en veroordeeld. En het laatste boek van de bijbel predikt stilzwijgend de naastenliefde door het gebod betreffende het water des levens te vermelden: „Laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’” — Gen. 4:9; Openb. 22:17, NW.
Vooral Jezus Christus predikte naastenliefde. Hij bracht onder de aandacht dat het op één na grootste gebod was: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf”, en tevens gaf hij ons de „Gulden Regel”: „Zoals gij wilt dat de mensen u doen, doet hun desgelijks.” Zou u het, wanneer u werd neergestoken, op prijs stellen als iemand de politie riep? Indien u geestelijk zo in de war was dat u zelfmoord wilde plegen, zou u daartoe dan opgehitst willen worden of zou u willen dat anderen u vriendelijk bejegenden en zich bezorgd betoonden voor uw welzijn? — Mark. 12:31; Luk. 6:31, NW.
Wat is Jezus’ illustratie van de Barmhartige Samaritaan hier toepasselijk! Een man was beroofd, geslagen en halfdood aan de kant van de weg achtergelaten. Een priester en een leviet, twee personen die in aanzien waren onder de joden, zoals ook de mensen in Kew Gardens in aanzien zijn, bekommerden zich niet om de toestand van het slachtoffer. Vervolgens kwam er een verachte Samaritaan langs, iemand die in Jezus’ dagen als minderwaardig werd beschouwd, net zoals dit thans in vele plaatsen met negers het geval is, en toen hij zag in welk een toestand het slachtoffer verkeerde, werd hij „door medelijden bewogen. Daarom ging hij naar hem toe en verbond zijn wonden . . . Vervolgens . . . bracht [hij] hem naar een herberg en zorgde voor hem”. Wat een prachtig voorbeeld van naastenliefde! — Luk. 10:30-34, NW.
Jezus heeft ook gezegd: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel.” Leen als de gelegenheid zich voordoet, daarom de helpende hand bij de kleine dingen van het leven, thuis, op uw werk en in uw gemeente; dan zult u ook op een kritiek moment op de juiste wijze reageren. Natuurlijk houdt dit ook in, dat u de mensen die zuchten en kermen over de afschuwelijke dingen welke zij zien gebeuren, met het eeuwige goede nieuws over Gods koninkrijk troost. — Luk. 16:10, NW; Ezech. 9:4.