Geven — op een manier die waarde heeft
DAT geven geluk schenkt, hebben reeds ontelbare mensen in hun leven ervaren. Telkens opnieuw zijn de woorden van Jezus Christus waar gebleken: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.” — Hand. 20:35.
Waarschijnlijk hebt ook u al menigmaal die vreugde mogen smaken. Toch zal het u waarschijnlijk ook zijn opgevallen dat geven in deze tijd vaak niet meer zoveel vreugde schijnt te bieden. Hoe komt dat? Dikwijls omdat mensen zich tot geven gedwongen voelen.
Onnoemlijk veel personen en organisaties eisen van ons de levering van financiële of andere hulp. Waarschijnlijk bent ook u wel eens het doelwit geweest van collectanten, die aan de deur, per brief of via de telefoon poogden u tot „geven” te bewegen. Dan doet geven vaak pijn, en niet alleen in de portemonnaie.
„Kerstdepressie” — Waarom?
Neem bijvoorbeeld wat er tijdens de „feestdagen” gebeurt, een tijd waarin op geven sterk de nadruk wordt gelegd. Kranten en folders puilen uit van de advertenties. Radio- en TV-reclames toveren het publiek een duizelingwekkende verscheidenheid van produkten voor ogen die kunnen dienen als „het volmaakte geschenk”. Mensen reageren daarop met een miljoenenstroom aan cadeaus.
Men zou mogen verwachten dat een periode waarin het geven zo in het middelpunt staat, ook een tijd van speciale vreugde is. Doch het tegendeel is vaak waar. In de Seattle Times van 25 december 1973 stond het volgende „Associated Press”-bericht:
„Is Kerstmis voor u een tijd van droefenis? Dan bent u niet alleen. Psychologen hebben zelfs ontdekt dat het feest van de opgelegde ’vreugde’ op veel mensen dikwijls het omgekeerde effect heeft.
’Kerstdepressie’ wordt het genoemd.”
Hoe komt dit? Zou er misschien iets mis kunnen zijn met het motief waardoor mensen gedurende de „feestdagen” — en in bepaalde landen tijdens Kerstmis in het bijzonder — tot geven worden aangezet?
Natuurlijk zijn er velen die in deze tijd wel werkelijk uit een edelmoedig hart geschenken kopen, en daarin ook vreugde vinden. Maar aan de andere kant zal het u ook niet zijn ontgaan dat veel van wat er in deze tijd plaatsvindt, niet werkelijk geven is, maar in feite op een ruiling van geschenken neerkomt. Voelen niet veel mensen zich verplicht „lijsten” van verwanten, vrienden en kennissen aan te leggen, van wie zij weten dat zij iets zullen krijgen en die iets zullen terugverwachten? Dergelijke geefdwang neemt veel van de geefvreugde weg, om nog maar te zwijgen van de spanningen en financiële zorgen die het winkelen met zich brengt.
Een christelijke plicht?
Maar is het geen christelijke plicht om kerstgeschenken te geven? Vindt dit gebruik niet zijn oorsprong in het bijbelse verhaal over de „drie wijzen uit het Oosten” die met geschenken van goud, geurige hars en mirre naar de baby Jezus in de kribbe kwamen?
Wist u dat de bijbel hier met geen woord over rept? De enigen die Jezus bezochten terwijl hij nog in de kribbe lag, waren Israëlitische „herders” en zij brachten geen geschenken mee (Luk. 2:15, 16). Pas misschien een jaar of meer later, toen Jezus als „jong kind” in een „huis” woonde, kwamen de „wijzen” (heidense „magiërs” of astrologen) hem geschenken brengen (Matth. 2:11, 16). En de Schrift zegt ook niet dat het „drie” magiërs waren die Jezus bezochten. Hun aantal wordt niet genoemd en evenmin de datum van Jezus’ geboorte.
Maar als dit geven van kerstgeschenken en andere gebruiken die met dit feest verband houden, hun oorsprong niet in de bijbel vinden, waar komen ze dan vandaan? De Encyclopædia Britannica (uitgave 1974) wijst op het volgende:
„De traditionele gebruiken die met Kerstmis verband houden, hebben zich uit verscheidene bronnen ontwikkeld als gevolg van de samenvalling van de viering van de geboorte van Christus met de heidense landbouw- en zonnecultus in de midwinter.” (Wij cursiveerden)
Dit naslagwerk vervolgt dan met te zeggen dat het geven van kerstgeschenken en de versiering van het huis met groen afkomstig zijn van het Romeinse Saturnalia-feest en het Romeinse Nieuwe Jaar. En dat bovendien „vijfentwintig december werd beschouwd als de geboortedag van de Iraanse mysteriegod Mithras”.
Dus zowel het geven van kerstgeschenken als andere feestgebruiken zijn geworteld in het heidendom. De eerste christenen hielden zich niet met deze praktijken op.
Een betere manier van geven
Hiermee wil overigens niet gezegd zijn dat de bijbel afkeurend over het geven van geschenken spreekt. Integendeel, Jehovah God, die „aan allen leven en adem en alle dingen geeft”, biedt wat dat betreft het volmaakte voorbeeld van onzelfzuchtig geven (Hand. 17:25). Christenen ontvangen de raad, in navolging van God, ’het geven te beoefenen’ (Luk. 6:38; Ef. 5:1). Hoe kunnen zij dit doen op een manier die werkelijk waarde heeft?
Jehovah’s kostbare gaven aan de mens, met inbegrip van de gift van zijn eniggeboren Zoon ten behoeve van ’s mensen redding, vinden hun drijfveer in liefde, en niet in een gevoel van dwang (Joh. 3:16). De apostel Paulus gaf christenen de raad bij het geven een zelfde geest aan de dag te leggen, schrijvend: „Laat een ieder doen zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.” — 2 Kor. 9:7.
Moet edelmoedigheid beperkt zijn tot een bepaald aantal dagen per jaar? Moet ze vooral op naaste verwanten of goede vrienden zijn gericht? Merk op wat Jezus in zijn beroemde Bergrede verklaarde over God: „Hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als gij liefhebt die u liefhebben, wat voor beloning hebt gij dan?” (Matth. 5:44-46) Beperkt God de draaiing van de aarde, waaraan wij onze prachtige zonsopgangen en zonsondergangen te danken hebben, tot enkele dagen per jaar? Voorziet de aarde slechts in het onderhoud van degenen die hij graag „mag”?
Het is duidelijk dat het christelijke geven verder moet reiken dan de kring van iemands persoonlijke vrienden of verwanten, en van dag tot dag en niet slechts enkele momenten per jaar beoefend moet worden. Hoeveel beter is dit niet dan die kunstmatige „geefsfeer” die eenmaal per jaar wordt geschapen! Het hele jaar door staan er vreugdevolle gelegenheden open om mensen te verrassen met geschenken die zij niet verwacht hadden. Er is dan geen sprake van „ruilen”, zodat ook niemand zich „te kort gedaan” hoeft te voelen wanneer hij of zij geen geschenk heeft ontvangen, terwijl eventuele inkopen slechts tot één persoon beperkt hoeven te blijven en men een tijdstip kan uitkiezen waarop de winkels minder druk zijn.
Wat kunt u aan anderen geven?
„Maar wat kan ik anderen geven?” is wellicht de vraag van sommigen. Geschenken hoeven niet kostbaar te zijn; geschenken die iemands hart verblijden, kosten soms vrijwel niets.
Welke moeder is bijvoorbeeld niet verrukt wanneer haar kleine zoon een bloem voor haar meebrengt die hij zelf heeft geplukt? En vloeit een vrouw niet over van dankbaarheid, springen haar vaak niet de tranen van vreugde in de ogen, wanneer haar man haar verrast met een halsketting, een broche, een boeket bloemen of een ander klein teken van zijn genegenheid? En is een man niet in de wolken wanneer zijn vrouw zijn lievelingsgerecht klaarmaakt?
Ook praktische geschenken hoeven niet duur te zijn. De bijbel bevat het voortreffelijke voorbeeld van Dorkas, een christelijke vrouw uit de eerste eeuw van de gewone tijdrekening, wier „gaven van barmhartigheid” kennelijk ook het maken van kleding voor behoeftige weduwen omvatte (Hand. 9:36, 39). Zou u voor iemand die in nood verkeert, iets soortgelijks kunnen doen?
De zegeningen die het schenkt met anderen te delen
Het ware christelijke geven bestaat ook uit hetgeen in Hebreeën 13:16 wordt genoemd: „Vergeet bovendien niet goed te doen en anderen met u te laten delen, want zulke slachtoffers zijn God welgevallig.”
Bezit u een eigen auto? Waarschijnlijk kent u wel personen die dolgelukkig zouden zijn met een onverwachte uitnodiging om mee te rijden, ergens heen of voor een aangenaam tochtje door de natuur. Misschien kent u iemand die „dag en nacht” lijkt te werken om dringende reparaties aan zijn huis of andere noodzakelijke bezigheden te verrichten. Zou het aanbod van een helpende hand niet worden gewaardeerd? En het doen van een boodschap voor iemand die bejaard of invalide is, is dat geen geweldig geschenk? Gewoon aanbieden uw bezittingen of bekwaamheden met anderen te delen, kan reeds de geest van iemand anders, en ook van uzelf, verblijden.
Tijd is nog een middel dat u met anderen kunt delen. Kent u personen die gebukt gaan onder eenzaamheid, of van dierbaren beroofd zijn? Zo’n persoon een bezoek brengen en een welwillend oor lenen aan zijn problemen, kan oneindig veel goed doen, en het kost u niets.
De waarde van geestelijk geven
Jezus Christus wees op de belangrijkste menselijke behoefte, toen hij sprak: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood, . . . Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden” (Matth. 5:3, 6). Jezus onderstreepte hiermee ’s mensen behoefte aan geestelijke hulp als het allerbelangrijkste en hij wijdde zijn aardse leven aan het bevredigen van deze behoefte, door zijn toehoorders de waarheid over God te onderwijzen. Hij instrueerde zijn volgelingen hetzelfde te doen. Zou u aan dit soort van geven een aandeel kunnen hebben, door met anderen te delen wat u uit Gods Woord hebt geleerd? — Matth. 10:5-7; Luk. 10:1-9; Matth. 28:19, 20.
Momenteel zijn over de gehele aarde miljoenen mensen ermee bezig zich de kennis eigen te maken die God zonder kosten uit zijn Woord de bijbel beschikbaar stelt (Jes. 55:1; Openb. 22:17). Jehovah’s getuigen vinden het een genoegen hun tijd en energie te geven om geïnteresseerde mensen bij deze studie van Gods Woord te helpen. En wat een voldoening geeft dit werk! Het verschaft mensen een werkelijk doel in het leven, hoop voor de toekomst en onfeilbare beginselen voor een gelukkig leven nu!
Geven binnen de gezinskring
Het belangrijkste terrein voor het betonen van ware vrijgevigheid ligt waarschijnlijk wel binnen de gezinskring. Ook daar zijn het maar zelden materiële zaken waaraan behoefte bestaat. Veel gezinnen staan er financieel goed voor, en toch kennen ze geen geluk. Hoe kunnen gezinsleden aan elkaar geven op een manier die werkelijk waarde heeft?
De bijbel bevat de voortreffelijkste raad die voor een gelukkig gezinsleven beschikbaar is. Met betrekking tot man en vrouw lezen wij: „Mannen, blijft uw vrouw liefhebben, evenals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd” (Ef. 5:25, 28). „De vrouw . . . moet diepe achting voor haar man hebben” (Ef. 5:22, 33). Door het toepassen van die raad zullen gespannen, gezinsverwoestende situaties vermeden worden en kunnen verwijdering en echtscheiding worden voorkomen. Geven, geven aan elkaar, is daarbij echter wel een vereiste.
En wanneer er kinderen zijn, zullen ouders ook hen met werkelijk waardevolle geschenken willen bedenken. Voedsel, kleding en onderdak behoren daartoe. Maar nog veel meer. Waarschijnlijk is het u wel eens opgevallen dat kinderen ’die alles krijgen wat ze hebben willen’, vaak geen respect voor hun ouders bezitten. Waaraan kinderen werkelijk behoefte hebben, is dat ouders zichzelf geven. Jongeren vragen waar alles vandaan komt en waarom het er is. Neemt u er de tijd voor af betrouwbare antwoorden op hun vragen te geven? Voldoet u aan hun behoefte naar liefde en kameraadschap? Een rijke beloning in de vorm van geluk, zowel voor hen als voor u, zal hiervan het resultaat zijn. — Ef. 6:4.
Ook kinderen moeten leren te geven. Van speciaal belang voor hen is het om acht te slaan op de raad van de apostel Paulus, die schreef: „Kinderen, weest gehoorzaam aan uw ouders in eendracht met de Heer, want dit is rechtvaardig: ’Eer uw vader en uw moeder’” (Ef. 6:1, 2). Jongeren zullen hun ouders echter meer willen schenken dan alleen gehoorzaamheid. Waardering onder andere voor alles wat hun ouders voor het gezin en in liefdevolle bezorgdheid voor hen als individuele personen doen.
Het „eren” van ouders omvat tevens dat men belangstelling voor hen blijft tonen, ook wanneer men het ouderlijk huis verlaten heeft en een eigen gezin heeft gesticht. Maar hoe vaak gebeurt het in deze tijd niet dat mensen niets meer met hun zieke of bejaarde ouders of grootouders van doen willen hebben? Zonder grondige reden sturen ze hen wellicht naar een verpleegtehuis om daar in eenzaamheid weg te kwijnen.
Mensen die het geven beoefenen met de juiste geest en op een manier die werkelijk waarde heeft, zijn stellig gelukkig. Dit soort van geven leidt tot huiselijke vreugde en tevredenheid en tot een betekenisvolle relatie met anderen, in het bijzonder met Jehovah God. Bovendien hoeft u nooit bang te zijn dat geven tot gebrek zal leiden, want Jezus verzekert ons: „Met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten.” — Luk. 6:38.
[Inzet op blz. 4]
Geven wordt verondersteld vreugde te brengen. Maar tijdens de „feestdagen” ontbreekt die vreugde vaak. Hoe komt dat? Zou er misschien iets mis kunnen zijn met het motief dat mensen tot geven aanzet?
[Inzet op blz. 4]
Wist u dat de „wijzen” die Jezus geschenken brachten, hem niet in een kribbe aantroffen? Zij arriveerden lang na zijn geboorte, toen hij reeds een „jong kind” was en in een huis woonde.
[Inzet op blz. 5]
U kunt de vreugde van het geven smaken, zelfs al is het u onmogelijk geschenken te kopen. Wist u dat?