Edelmoedigheid inspireert tot edelmoedigheid
„WIE spaarzaam zaait, [zal] ook spaarzaam . . . oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten.” Die woorden van de christelijke apostel Paulus vormen een goede raad, niet alleen voor tuinlieden en boeren, maar voor allen die op goede voet met God en hun medemensen willen staan. — 2 Kor. 9:6.
Er zijn weliswaar mensen die misbruik maken van edelmoedigheid, doch in het algemeen gaan de woorden van Jezus op: „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden. Een ruime, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten. Want met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten.” — Luk. 6:38.
De uitwerking van dit beginsel heeft Jezus Christus tijdens zijn aardse bediening zelf ondervonden. Hij was de personificatie van edelmoedigheid. IJverig en onzelfzuchtig predikte hij het goede nieuws van Gods koninkrijk tot de armen. Hij troostte de treurenden, maakte de zieken gezond, genas de blinden en kreupelen en wekte zelfs de doden op. Hij bracht niets voor zijn diensten in rekening en verwachtte ook niet dat hem een bepaald salaris werd uitbetaald; hij hield zelfs niet eens collectes, dingen die bij heel velen die beweren in zijn voetstappen te treden algemeen gebruikelijk zijn. Toch heeft het Jezus nooit aan iets op het gebied van voedsel, kleding of onderdak ontbroken, ook al had hij geen thuis dat hij het zijne kon noemen. De mensen ondersteunden hem in zijn bediening edelmoedig en vrijwillig. — Luk. 7:22; 8:1-3; 9:58.
Zijn edelmoedigheid bracht anderen er niet alleen toe hem de stoffelijke levensbenodigdheden te geven, doch het inspireerde hen er ook toe een zelfde edelmoedigheid aan de dag te leggen door alles achter zich te laten om een aandeel aan zijn bediening te hebben. Zo was hij bij één gelegenheid in staat twaalf apostelen uit te zenden om te prediken en wonderbare werken te verrichten, en bij een andere gelegenheid kon hij zeventig andere discipelen uitzenden om hetzelfde werk te doen. En wat een voorbeeld van edelmoedigheid hebben die eerste christenen vlak na Pinksteren niet te zien gegeven! Degenen onder hen die bezittingen hadden, verkochten ze en brachten de opbrengst aan de apostelen, opdat niemand onder hen gebrek zou hebben. — Luk. 9:1-6; 10:1-7; Hand. 4:32-35.
Dat edelmoedigheid tot edelmoedigheid inspireert, is thans nog net zo waar als in de dagen van het vroege christendom. De christelijke getuigen van Jehovah geven edelmoedig van hun tijd, energie en middelen om anderen het goede nieuws van Gods koninkrijk te laten horen. Waarom? Omdat zij de edelmoedige God Jehovah hebben leren kennen. Over hem lezen wij: „God is liefde.” Van hem daalt „elke goede gave en elk volmaakt geschenk” neer, met inbegrip van het geschenk dat hij in zijn eniggeboren Zoon, de kostbaarste aller gaven, heeft gegeven. — 1 Joh. 4:8; Jak. 1:17; Joh. 3:16.
Daar zij edelmoedigheid aan de dag leggen door het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken, worden weer anderen er op hun beurt toe geïnspireerd eveneens edelmoedigheid aan de dag te leggen door met hen een aandeel aan de prediking van het goede nieuws te hebben. Zo dienen ook de opziener en de assistent-dienaren in hun plaatselijke gemeenten edelmoedig, zonder ervoor betaald te worden en zonder collectes te houden, en het is dus niet verwonderlijk dat de noodzakelijke middelen voor het huren of bouwen van Koninkrijkszalen vrijwillig en edelmoedig door de afzonderlijke leden van deze gemeenten worden bijgedragen. Op al zulke personen zijn de geïnspireerde woorden van toepassing: „De rechtvaardige is milddadig en geeft weg.” — Ps. 37:21, Vertaling van Obbink en Brouwer.
Dat edelmoedigheid tot edelmoedigheid inspireert, werd treffend geïllustreerd op de wereldomspannende „Goed nieuws voor alle natiën”-districtsvergaderingen, die in de zomer van 1968 werden gehouden. Twee vrouwen hadden bijvoorbeeld gratis hun huis ter beschikking gesteld van een groep Getuigen die de vergadering in Spokane, in de Amerikaanse staat Washington, bezochten. De Getuigen, die de huisvesting niet helemaal voor niets wilden hebben, gebruikten een glazen vaas waarin elk iets voor het gebruik van de kamers kon bijdragen. Aan het eind van de vergadering brachten de twee vrouwen het geld naar de afdeling comptabiliteit op de vergadering als bijdrage voor de zaak van de Getuigen. Het totale bedrag was $50,81.
Op een vergadering in Denemarken hielpen Getuigen die schilder van beroep waren, de schilder die in dienst stond van het nieuwe sportstadion, zodat hij zijn werk vóór zijn vakantie, en ook voordat de Getuigen het stadion voor hun vergadering in gebruik zouden nemen, af kon krijgen. De directeur van het stadion was met dit edelmoedige gebaar zó ingenomen, dat hij niets berekende voor het gebruik van het licht en de telefoon tijdens de vergadering. Werkelijk, edelmoedigheid inspireert tot edelmoedigheid.
Velen beschuldigen de jeugd er tegenwoordig van zelfzuchtig te zijn, en niet zonder goede reden. Zou echter niet op zijn minst een deel van de oorzaak gelegen kunnen zijn in het feit dat volwassenen hun geen voorbeeld in onzelfzuchtigheid geven? Dat dit heel wel het geval zou kunnen zijn, blijkt uit de medewerking die de jeugd onder de Getuigen aan de ouderen op deze districtsvergaderingen verleende. Commentaar leverend op dit feit, verklaarde La Presse van Montreal, Canada’s grootste in het Frans verschijnende dagblad, van 7 augustus 1968:
„Nog een nuttige bijdrage van Jehovah’s getuigen, is het accent dat deze groepering legt op de gezinseenheid, eerbied voor het gezag van het gezinshoofd en de spontane deelneming van opgroeiende kinderen aan gezamenlijke krachtsinspanningen. Wij krijgen de indruk dat op deze drie gebieden bepaalde methoden van hen met succes door andere religieuze groeperingen bestudeerd en gebruikt zouden kunnen worden . . . Het is interessant op te merken dat op bijbelse beginselen gebaseerd onderricht . . . over het algemeen een jong mens voortbrengt dat beter beschermd is tegen misdadigheid.” Ja, deze jongelui worden door het edelmoedige voorbeeld van hun ouders en andere oudere personen tot onzelfzuchtige werken geïnspireerd.
Inspireert edelmoedigheid tot edelmoedigheid? Ontegenzeglijk! Het door Jezus uiteengezette beginsel dat edelmoedigheid anderen ertoe brengt eveneens edelmoedig te zijn, is waar. Dit beginsel ligt ook opgesloten in de woorden van de wijze koning Salomo: „De edelmoedige ziel zal zelf vet gemaakt worden, en wie anderen rijkelijk laaft, zal ook zelf rijkelijk gelaafd worden.” — Spr. 11:25, NW.