Streef datgene na wat opbouwend is
1. Waarom hebben Christenen, alhoewel een ieder geluk wenst, meer dan alle anderen redenen om de dingen van hun lichtzijde te bezien?
DAAR Jehovah de mens naar zijn beeld heeft geschapen, wil een ieder gelukkig zijn. Christenen hebben zoveel te meer reden om gelukkig te zijn dan de mensheid in het algemeen. Zij hebben alle reden om de dingen altijd van hun lichtzijde te bezien. Zij alleen hebben de werkelijke bron van goed nieuws welke ware vreugde teweegbrengt (Matth. 5:3; 24:14, NW). God aanbidden en hem in getrouwheid dienen, verzekert thans en tot in eeuwigheid geluk (Joh. 13:17, KJ; Matth. 7:24). Voor een schare mensen die jegens God van goede wil zijn, zal het tot eeuwig leven op aarde leiden, terwijl zij eindeloze zegeningen zullen genieten. „Gij doet uw hand open, en verzadigt het verlangen van al wat er leeft. Jehovah is rechtvaardig in al zijn wegen, en goedertieren in al zijn werken.” — Ps. 145:16, 17, AS.
2. Hoe kunnen wij Jehovah’s goedheid beantwoorden?
2 Wij kunnen allen zeer blij zijn over Jehovah’s goedheid. Bovendien kunnen wij dankbaar de woorden van Jezus in acht nemen: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Hand. 20:35, NW). Jehovah roept gelukkige personen bijeen, opdat zij hem zullen aanbidden, mensen die vriendelijk zijn en er verlangend naar zijn dat anderen met hen in hun geluk delen. Hun gesprekken zijn opbouwend; zij bevelen het koninkrijk Gods aan anderen aan en leren anderen over het koninkrijk Gods, hetwelk niets te wensen zal overlaten.
3. Met wat voor geestesgesteldheid dienen Jehovah’s getuigen hen die geestelijk zijn beroofd, uitgekleed en geslagen, te vertroosten?
3 Met deze hoop en dienst kan men geluk handhaven, ook al leeft men in een wereld van ontevreden personen, die worden gekweld door droefheid, leed en ellende. Het betekent vertroosting en vreugde voor personen die vertroost willen worden. Velen van zulke mensen der wereld vallen onder de klasse van personen welke door Jezus werd afgebeeld in zijn illustratie over de Samaritaan die een goede naaste was. Gelijk de ongelukkige „zekere man” zijn zij geestelijk beroofd, uitgekleed en geslagen. Het standpunt dat een Christen moet innemen, is, dat hij mededogend moet zijn jegens de personen van de wereld tot wie hij predikt, ook al gaan zij gebukt onder valse religie, armoede en andere persoonlijke problemen. Een Christen moet niet denken dat hij wordt belast doordat hij tot zulke personen moet gaan en tot hen moet prediken, alsof het gewicht van de wereld op zijn schouders werd geplaatst. Zij zijn niet „slechts zoveel bedelaars” aan wie men met een lang gezicht en met tegenzin een aalmoes moet geven. Jehovah’s getuigen bewijzen daarom zonder te klagen goede naasten te zijn door barmhartig jegens allen te handelen, terwijl zij hun geestelijke wonden met een verblijdende boodschap verbinden. — Luk. 10:33-37.
4. (a) Welke profetie uit de oudheid werd door Jezus vervuld? (b) Wat is iemands beloning wanneer hij overvloedig en blijmoedig geeft?
4 Wanneer wij Jehovah loven, trachten wij de geestesgesteldheid van zijn Zoon na te streven. Hij heeft de volgende profetie uit de oudheid ten volle vervuld: ’De Geest des Heren Jehovah’s is op Mij, omdat Jehovah Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van harte, . . . om alle treurigen te troosten; om den treurigen Zions te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad voor as, vreugde-olie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest’ (Jes. 61:1-3). Evenals hij, kunnen wij in grote mate de beloning oogsten welke het gevolg is van het op overvloedige wijze loven van Jehovah. „Hij die karig zaait, zal ook karig maaien, en hij die overvloedig zaait, zal ook overvloedig maaien. Een ieder doe zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.” — 2 Kor. 9:6, 7, NW.
5. Wat was de geestesgesteldheid van Christus Jezus toen hij predikte, en wat vermeed hij?
5 Met veel profijt voor ons zelf kunnen wij de geestesgesteldheid van Christus Jezus nastreven. Had hij, van het zelfzuchtige standpunt uit bezien, niet volop reden uiting te geven aan grieven? Het was een heel offer dat hij had gebracht. Hier was hij nu, alleen naar de aarde gezonden om als slechts één man met een uitgebreid, wereldomvattend getuigeniswerk te beginnen. Op het gebied van ontberingen, oppositie en vervolging had hij alles wat wij zouden kunnen ondervinden en nog veel meer. De mensen tot wie hij predikte, waren voor het grootste deel onverschillig en arm. Zij waren verstrikt in de beoefening van valse religie. Maar hij weeklaagde niet over de toestand waarin hij zich bevond noch zuchtte en treurde hij over zijn toewijzing, welke inhield dat hij tot zulke mensen moest prediken. Hij kwam zonder te klagen en bereidwillig, hetgeen door zijn Vader was goedgekeurd, terwijl hij de uitnodiging deed toekomen: „Komt tot mij, gij allen die zwoegt en zwaar belast zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en nederig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn last is licht” (Matth. 11:28-30, NW). Zijn boodschap was verkwikkend en vertroostend. Hij was inderdaad een juiste weerkaatsing van „de Vader der tedere barmhartigheden en de God van alle vertroosting.” — 2 Kor. 1:3, NW.
6, 7. Hoe gedragen Christenen zich jegens hun broeders en zusters, opdat zij goede naasten mogen zijn?
6 Wat een prijzenswaardige geestesgesteldheid om aan allen aan te bevelen! Ze wordt stellig door Jehovah gezegend. In Psalm 41:1, 2 (AT) staat: „Hoe gelukkig is hij die bedachtzaam is jegens de zwakken; op de dag des onheils bevrijdt de HERE hem. De HERE beschermt hem en behoudt hem in het leven; hij wordt gelukkig genoemd in het land.” Het ware geluk is hierin gelegen, dat wij manieren zoeken waarop wij liefderijk jegens onze naasten kunnen zijn en hen kunnen helpen, terwijl wij niet klagen over hun tegenspoeden of zwakheden maar hen sterken met de waarheid, welke vertroost en opbouwt.
7 Christus Jezus schakelt een hyperkritische, klagende geestesgesteldheid van de zijde van Christenen jegens hun naasten, uit doordat hij ons het tweede gebod van de twee grote geboden geeft: „Gij moet uw naaste liefhebben als u zelf” (Mark. 12:31, NW). Wanneer wij eerlijk zijn tegenover ons zelf, geven wij onze fouten en tekortkomingen toe. Bespotten wij ons zelf en maken wij ons zelf belachelijk wanneer wij een fout begaan? Omdat wij ons zelf liefhebben, trachten wij oprecht ons zelf te verbeteren en rechte paden voor onze voeten te maken. Dit geeft vrede des geestes en geluk. Wanneer wij naast onze intieme naasten, onze broeders en zusters, dienen, nemen wij hetzelfde beginsel in acht. Wij zullen gelukkig zijn wanneer wij manieren zoeken waarop wij liefderijk en behulpzaam jegens hen kunnen zijn.
8. Wie dient te berispen en kritiek uit te oefenen wanneer er in een gemeente fouten worden gemaakt, en door wie wordt er in de terechtwijzing voorzien?
8 Neemt gij aanstoot en klaagt gij tegenover anderen wanneer gij denkt dat de dienaren in uw gemeente fouten maken? Zelfs in zulke omstandigheden zijt gij niet gerechtvaardigd te berispen of in het openbaar kritiek uit te oefenen. „Gij moet geen kwaad afsmeken over God noch een overste onder uw volk vervloeken” (Ex. 22:28, NW). Petrus heeft Christus driemaal verloochend (Matth. 26:69-74). Bij een andere gelegenheid ’wandelde hij niet recht overeenkomstig de waarheid van het goede nieuws’ (Gal. 2:11-14, NW). Jehóvah voorziet echter in de terechtwijzing binnen zijn organisatie. De terechtwijzing is niet het gevolg van geklaag en geroddel maar is van Jehovah afkomstig door middel van zijn organisatie en op zijn tijd en wijze. — 1 Petr. 1:17.
9. Welke loopbaan dienen wij na te streven wanneer wij in geluk willen wonen en onze gemeenten voorspoedig willen zien zijn?
9 Het zou zeer goed zijn wanneer allen het volgende beginsel in gedachten zouden houden: de wijze om geluk te handhaven, is, onze broeders en zusters op te bouwen in het geloof. „Laten wij derhalve datgene nastreven waardoor de vrede wordt bevorderd en datgene wat opbouwend is voor elkaar. Houdt er mede op het werk van God af te breken” (Rom. 14:19, 20, NW). Deze loopbaan na te streven, is veel beter en heeft iets goeds tot resultaat. Wij allen willen in vrede en vreugde met onze broeders en zusters omgaan en wij willen onze gemeenten voorspoedig zien zijn. „Derhalve dring ik, de gevangene in de Heer, er bij u op aan zo te wandelen dat gij u de roeping waarmede gij werdt geroepen, waardig toont, met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid, met lankmoedigheid, elkander verdragend in liefde, ernstig er naar strevend de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende band des vredes. Laat alle kwaadaardige bitterheid en boosheid en toorn en geschreeuw en schimpend gepraat van u worden weggenomen tezamen met alle schadelijkheid. Maar wordt goedgunstig jegens elkander, teder mededogend, elkaar vrijelijk vergevend evenals God u door Christus vrijelijk heeft vergeven.” — Ef. 4:1-3, 31, 32, NW.
10. Op welke manieren kunnen wij liefde voor onze broeders en zusters tonen, tot hun opbouw en ons geluk?
10 „Liefde bouwt op” (1 Kor. 8:1, NW). Dit is de sleutel van onze omgang met onze broeders en zusters, tot hun opbouw en ons geluk. Wij hebben de gelegenheid elkaar op zoveel kleine manieren op te bouwen. Wij moeten de geestesgesteldheid van de wereld mijden, welke grof, ruw en kritisch is. Wij allen bezitten enkele gaven die wij hebben aangekweekt ten einde onze bediening te verbeteren (1 Petr. 4:10; Rom. 12:6). Wij kunnen deze gaven gebruiken om onze liefde voor onze broeders en zusters te tonen. „Tracht gij derhalve, daar gij ijverige volgelingen zijt van de gaven van de geest, er ook overvloedig in te zijn tot opbouw van de gemeente” (1 Kor. 14:12, NW). Misschien kunnen wij onze broeders en zusters helpen zich voor te bereiden voor de wekelijkse studie van De Wachttoren en andere gemeentevergaderingen, en hen bijstaan op deze vergaderingen commentaar te geven. Wij hebben eveneens de gelegenheid onze jonge broeders of zij die moeilijkheden hebben met de taal, te helpen bij het voorbereiden van oefenlezingen voor de school der theocratische bediening. Allen hebben drie- tot achtminuten toespraken nodig voor de aanbieding bij de huizen. Zou het geen uitdrukking van liefde jegens onze broeders en zusters zijn hen deze bijstand te verlenen, hetgeen hen stellig gelukkig zou maken?
11. Waarom dienen wij liefde te oefenen ten einde onenigheden terzijde te schuiven?
11 Het is zeer praktisch onenigheden en geschillen die wij met onze broeders en zusters hebben, terzijde te schuiven door Christelijke liefde jegens hen te beoefenen. Thans hebben wij elke aansporing daartoe. „Maar het volledige einde aller dingen is nabijgekomen. Hebt daarom gezond verstand en zijt waakzaam met het oog op gebeden. Hebt bovenal intense liefde voor elkander, want liefde bedekt een menigte zonden. Zijt gastvrij jegens elkander zonder morren.” — 1 Petr. 4:7-9, NW.
12. (a) Welke les die ons door God wordt geleerd, dienen wij in de praktijk toe te passen? (b) Wat is de juiste manier waarop wij in de gemeente moeilijkheden kunnen verhelpen en problemen kunnen oplossen?
12 Onze liefderijke Schepper weet wat de mens nodig heeft ten einde geluk te verwerven en te handhaven. Het behaagt hem ons te leren hoe wij geluk kunnen verwerven op dezelfde wijze waarop hij het verwerft, door liefde jegens onze medemens tot uitdrukking te brengen. Wij willen deze les ijverig in de praktijk toepassen en ze zeer goed leren. „Met betrekking tot broederlijke liefde hebt gij echter niet van node dat wij u schrijven, want gij zelf zijt door God onderwezen elkaar lief te hebben; en in werkelijkheid doet gij dit jegens alle broeders . . . Maar wij manen u aan, broeders, er mede voort te gaan het in vollediger mate te doen, en het u ten doel te stellen rustig te leven en u met uw eigen zaken te bemoeien en met uw handen te werken, evenals wij u dat hebben bevolen” (1 Thess. 4:9-11, NW). Onze broeders en zusters in de gemeente zullen het werkelijk waarderen dat wij met hen samenwerken, wanneer wij hen stichten door het voorbeeld dat wij stellen en wanneer wij hen op liefderijke wijze opbouwen, niet door hen scherp te ondervragen en af te breken, maar door op behulpzame wijze geregeld met hen samen te werken en hun vooruitgang in het loven van Jehovah te prijzen. Wanneer er de een of andere moeilijkheid, of het een of andere probleem in de gemeente is, zullen wij er niet vlug bij zijn om onze broeders en zusters te beschuldigen of hen te veroordelen en hen in het openbaar besproken te laten worden. Wij zullen niet de houding aannemen dat er hier iets verkeerd is gegaan en dat iemand de schuld moet krijgen. In plaats dat wij ontmoedigen door een vernietigende bestraffing te geven, kunnen wij terechtwijzen door een liefderijk voorbeeld te stellen en door de geest van barmhartigheid te tonen, welke Jehovah zo overvloedig aan allen heeft verleend.
13. Welke geest heerst er in de gemeenten van Jehovah’s getuigen, en waarom is het zo belangrijk dat zij die met het toezicht zijn belast, het juiste voorbeeld stellen?
13 Wanneer wij in deze tijd om ons heen kijken in de gemeenten van Jehovah’s getuigen, bemerken wij dat er voor het grootste gedeelte een wonderbaarlijke geest heerst. Vooral daar waar de broeders en zusters liefderijk en vriendelijk jegens elkaar zijn, waar zij niet klagen en elkaar niet bespotten en uitlachen, heeft Jehovah hun vele zegeningen geschonken. De mensen van goede wil die in de Christelijke gemeente komen, leren dadelijk deze geestestoestand van niet klagen, over te nemen. „Ten slotte, mijn broeders, gaat voort u in de Heer te verheugen. . . . Laten wij dan, zovelen van ons als er rijp zijn, in deze geestestoestand verkeren; en indien gij in enig opzicht geestelijk anders geneigd zijt, zal God de bovengenoemde geestestoestand aan u openbaren. Wordt eendrachtig navolgers van mij, broeders, en ziet op hen die wandelen op een wijze welke overeenkomt met het voorbeeld dat gij in ons hebt” (Fil. 3:1, 15, 17, NW). Daar de broeders en zusters het juiste voorbeeld zullen volgen, is het zo belangrijk dat zij die rijp zijn en die met de verantwoordelijkheid van toezicht zijn belast, het juiste voorbeeld stellen in het opbouwen van hun broeders en zusters zonder te murmureren.
14. Waarom zal Jehovah niet toelaten dat ook maar één de gewoonte van murmureren en klagen in zijn organisatie brengt?
14 Evenals in de tijd van Jezus, zijn er werk en problemen, moeilijkheden en ontberingen, welke allen die er naar streven de loopbaan van Christelijke dienst te bewandelen, gemeen hebben. Misschien zijn er dingen waarover wij zouden kunnen klagen; wij moeten deze verleiding echter met al onze kracht wederstaan want, indien wij dit niet doen, zal hierdoor ten slotte het enige waardevolle in het leven, geluk in het dienen van God, van ons worden weggenomen. Jehovah wil dat wij anders zijn dan de wereld, waarvan hij zijn volk afscheidt. Hij zondert hen af en leert hen hoe zij als een Nieuwe-Wereldmaatschappij moeten leven. Dit afscheiden van de wereld gaat gepaard met vrijheid en bevrijding van de geest tot klagen en het maken van aanmerkingen. Zijn organisatie bestaat uit gelukkige mensen, die druk bezig zijn en die er steeds meer naar streven overeenkomstig de maatstaven van zijn nieuwe wereld te leven. Hij zal niet toelaten dat ook maar één de oude-wereld-gewoonten van murmureren en klagen in zijn organisatie brengt. Wanneer er één klaagt, krijgt hij er spoedig anderen toe te gaan klagen. En hebt gij opgemerkt dat zij die klagen, gewoonlijk niet prediken, of althans zeer weinig prediken?
15. Welke verdere vermaning wordt er gegeven, en welke voldoening zal het gevolg zijn wanneer wij deze vermaning opvolgen?
15 In plaats van te klagen, aanvaarden wij bereidwillig de verantwoordelijkheden welke Jehovah ons oplegt. Terwijl wij ons vertrouwen in hem stellen, streven wij naar tevredenheid, en wij leven en dienen zoals hij het wil. „Blijft alles zonder murmureringen en woordentwist doen, opdat gij zonder blaam moogt zijn en onschuldig, kinderen van God zonder smet te midden van een krom en verdraaid geslacht, te midden van wie gij schijnt als lichtgevers in de wereld, het woord des levens stevig vasthoudend, opdat ik reden kan hebben in Christus’ dag te jubelen, dat ik niet tevergeefs heb gelopen noch tevergeefs heb gewerkt. Niettegenstaande dat, ook al word ik gelijk een drankoffer vergoten over het offer en de openbare dienst waartoe geloof u heeft geleid, ben ik blij en verheug ik mij met u allen. Weest gij nu eveneens op dezelfde wijze blij en verheugt u met mij” (Fil. 2:14-18, NW). Op deze wijze hebben wij volledige voldoening, daar wij weten dat Jehovah’s wil wordt gedaan.
16. Wat ontbreekt er in enkele gemeenten waar personen aanwezig zijn die aanmerkingen maken en roddelen, en welk gevaar bestaat er nog meer?
16 Is uw gemeente een van zulke gezegende gemeenschappen van broeders en zusters, waar de volledige vreugde van Jehovah heerst? Soms schieten de broeders en zusters in democratische landen hier in te kort. Wanneer wij hun gemeenten bezoeken, schijnt deze vreugde in hoge mate te ontbreken. Ondanks de gunstiger omstandigheden met materiële voordelen en een grotere vrijheid om te prediken, schijnt er iets te ontbreken. Het is duidelijk dat er personen aanwezig zijn die aanmerkingen maken en roddelen; zulke mensen die irriteren en de rust verstoren, treden op de voorgrond. Wij zullen in deze omstandigheden stellig bemerken dat de broeders en zusters grotendeels zijn beroofd van de vreugde welke zij anders in het dienen van Jehovah ondervonden. De verkondigers maken voor het grootste gedeelte eveneens weinig vooruitgang tot rijpheid en de gemeente groeit niet. Zulk een murmureren en morren is Jehovah niet welbehagelijk. Hierdoor wordt voor allen de vreugde gedood want het neemt de vreugde weg om thans als een dagelijkse lofprijzer van Jehovah te leven en, wanneer in deze handelwijze wordt volhard, zal het leven zelf er door worden weggenomen.
17. Hoe gaat het met onze broeders en zusters in plaatsen waar de vervolging groot is, zoals in totalitaire landen?
17 Hebt gij niet dikwijls opgemerkt, dat in plaatsen waar de vervolging groot is, er in overvloedige mate een werkelijke geest van liefde, harmonie en geluk heerst? Wellicht doen er zich verschrikkelijke hinderpalen voor, welke overwonnen moeten worden voordat men kan bijeen komen en geregeld kan prediken, maar de broeders en zusters overwinnen ze en dit maakt hen gelukkig. Zij waarderen het werkelijk dat zij van onderdrukking en van een goddeloze oude wereld zijn bevrijd. Ondanks vervolging beschermt Jehovah hen en ziet hij er op toe dat zij geestelijk worden gevoed. Deze broeders en zusters beklagen zich daarom niet. Omdat zij getrouw hun rechtschapenheid handhaven, krijgen zij misschien vele jaren gevangenisstraf, maar zij beschouwen dit geen reden om wanhopig te worden of te murmureren. Integendeel, zij erkennen des te meer de zegeningen en gunstbewijzen welke zij hebben ontvangen, terwijl zij dit alles als iets onverdiends beschouwen en een onwankelbaar geloof bewaren. Zij lopen niet altijd hard om iemand te laten weten hoe moeilijk zij het wel hebben noch storten zij hun moeilijkheden en klachten uit. Deze broeders en zusters worden door deze ontberingen niet in het minst ontmoedigd. Het werk wordt niet tot staan gebracht of zelfs niet belemmerd, ondanks de moeilijke problemen en vervolging. Het goede nieuws wordt gepredikt. De mensen van goede wil horen het en zelfs in totalitaire landen komen zij in Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij, terwijl zij zich er mede verbinden.
18. Welke les leren wij uit de ondervindingen van Jehovah’s getuigen die in zulke omstandigheden verkeren, en met welk voordeel voor anderen?
18 Jehovah heeft zijn geest rijkelijk uitgestort op deze getuigen die niet klagen; zij hebben voorspoed gehad en de resultaten zijn wonderbaarlijk geweest. Wat een les dient dit te zijn voor sommigen die zich in landen bevinden waar een grotere mate van vrijheid heerst — deze wonderbaarlijke geest van liefde en eenheid welke wordt ten toon gespreid door onze broeders en zusters die zich in minder gunstige omstandigheden bevinden! Zij bezitten een werkelijk verlangen om niet alleen zelf gelukkig te blijven in hun aanbidding van Jehovah, maar hun vreugde en geluk in werkelijkheid tot anderen te verbreiden. In hun prediking streven zij Jezus Christus na, terwijl zij een verkwikkende boodschap hebben welke ware vertroosting brengt. Het schenkt allen grote vreugde hun ervaringen te horen en te vernemen dat zij hun rechtschapenheid handhaven. — 1 Thess. 3:4-10.
19. Wat moet in gedachten worden gehouden wanneer wij de geest tot klagen willen verdrijven en een geest van nederigheid willen behouden?
19 Er is geen reden waarom Jehovah’s dienstknechten tegenwoordig bedroefd zouden zijn en zouden klagen. Zijn liefderijke voorzieningen, zijn belangstelling voor hen en zijn voortdurende zorg dienen voldoende te zijn om hen gelukkig te doen blijven. Zij dienen er door te worden geholpen de geest tot klagen te verdrijven en een geest van nederigheid en zachtmoedigheid te behouden, terwijl zij volledig aan Jehovah’s organisatie zijn toegewijd. „Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u ter bestemder tijd moge verhogen, terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt, want hij zorgt voor u” (1 Petr. 5:6, 7, NW). Wij dienen ons op onze beurt insgelijks om hem te bekommeren, terwijl wij niet egocentrisch of zelfzuchtig worden zodat wij de dingen als iets vanzelfsprekends beschouwen of denken dat Jehovah en zijn organisatie ons iets verschuldigd zijn. Vermijd de aanmatigende gedachte dat gij, tenzij de dingen worden gedaan zoals gij denkt dat het het beste is, niet met de Nieuwe-Wereldmaatschappij verbonden zult blijven. Jehovah is niemand ook maar iets verschuldigd. „Door deze onverdiende goedgunstigheid zijt gij ook door geloof gered, en dit hebt gij niet aan u zelf te danken, het is Gods gave” (Ef. 2:8, NW). Aan een ieder van ons is iets van grote waarde gegeven. Het is de waarheid, welke tot leven en onze dagelijkse dienst van lofprijzing leidt. Alles wat wij hebben en alles wat wij hopen te verwerven, hebben wij allen aan Jehovah te danken. Laten wij niet ondankbaar zijn en geen verachting hebben voor zijn gaven alsof wij nietige mensen meer hadden verwacht of het zelf beter hadden gekund. Laten wij het bovenal vermijden te klagen, want wij weten dat wij, wanneer wij klagen, met onze prediking zullen ophouden en dan zullen wij stellig diep ongelukkig worden.
20. Wat is noodzakelijk opdat een Christen zijn geluk kan handhaven en voorspoedig kan zijn?
20 Wanneer wij logisch over deze aangelegenheden nadenken, komen wij tot de gevolgtrekking, dat de wijze waarop wij geluk kunnen handhaven, is, klagen te vermijden, onze broeders en zusters te stichten en de gemeente op te bouwen. Ten einde door al onze moeilijkheden heen te zegevieren, moeten wij slechts Jehovah’s instructies aanvaarden, ze in een blijde geestesgesteldheid ten uitvoer brengen en de geestesgesteldheid van morren over datgene wat wij moeten doen, verdrijven. Jehovah geeft ons de instructies welke wij nodig hebben om voorspoedig en tevreden te zijn. Voor ons eeuwige welzijn moeten wij bereidwillig gehoorzamen, voortdurend respect hebben voor de instructies en er gelijke tred mede houden.
21. Hoe gelukkig zijn wij die ons aan Jehovah hebben opgedragen, wanneer wij de dingen op de juiste wijze bezien?
21 Wanneer wij de dingen op de juiste wijze bezien, is de aanbidding en dienst van Jehovah, ook al gaan er beproevingen, lasten en vervolging mede gepaard, een zeer gelukkige ondervinding. Wanneer wij om ons heen kijken naar de wereld van tegenwoordig, kunnen wij die ons aan Jehovah hebben opgedragen, door vergelijkingen te trekken, beseffen en waarderen hoe gelukkig wij zijn. Wij hebben stellig geen reden om over ons lot te klagen. „Laten daarom ook zij die lijden in overeenstemming met de wil van God, hun ziel aan een getrouwe Schepper blijven toevertrouwen terwijl zij goeddoen” (1 Petr. 4:19, NW). Het is zijn voornemen zijn gelukkige lofprijzers te bevrijden en hen levend in zijn rechtvaardige nieuwe wereld over te brengen, hetgeen hij zal doen wanneer hij het oordeel voltrekt aan allen die ’heerschappij minachten’ doordat zij schimpend spreken over Jehovah en zijn regeling in verband met de nieuwe wereld. — Judas 8, 9, 14-16, NW.
22. Waarom verheugen wij ons en scheppen wij moed, ondanks de druk welke op Jehovah’s organisatie wordt uitgeoefend?
22 De ’wereld van de Duivel’ is vervuld van droefheid en ellende en bevindt zich in een rampzalige toestand, maar er is geen reden waarom Jehovah’s getuigen ongelukkig zouden zijn. Ondanks alle druk welke van de zijde van hen die het goede nieuws tegenstaan, op Jehovah’s organisatie is uitgeoefend, staan wij verbaasd over haar voorspoed en groei. Wij zullen pal staan en het predikingswerk voortzetten, terwijl wij moed scheppen uit de verzekering welke Jehovah ons heeft gegeven. „Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u verschillende beproevingen overkomen, wetend, zoals gij doet, dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt. Gelukkig is de man die beproevingen blijft verduren, want nadat hij goedgekeurd is, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Jehovah beloofd heeft aan hen die hem blijven liefhebben.” — Jak. 1:2, 3, 12, NW.