dat „er verdorven mensen bestaan”. Het is natuurlijk zo dat menselijke reclasseringssystemen het hart van sommige mensen wellicht ook niet kunnen bereiken. Maar wij kunnen er zeker van zijn dat ’s mensen Schepper, die het hart kent, spoedig handelend zal optreden om werkelijk verdorven mensen van de aarde te verwijderen, zoals Gods Woord belooft: „Nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn. . . . De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten.” — Ps. 37:10, 11.

Wees verstandig — mijd hebzucht

„LET op en wacht u voor elke soort van hebzucht, want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit.” — Luk. 12:15.

Wat vormde voor Jezus de aanleiding om dit te zeggen? Een grote schare luisterde naar hem toen een man uitriep: „Zeg aan mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt” (Luk. 12:13). Dit verzoek was feitelijk ongegrond, aangezien in de Mozaïsche wet was bepaald dat de eerstgeboren zoon twee delen moest ontvangen van alles wat aan zijn vader toebehoorde. Er was dus klaarblijkelijk begerigheid in het spel in het geval van de man die wilde dat Jezus Christus een oordeel ten gunste van hem uitsprak.

Jezus richtte zijn hierboven aangehaalde woorden over begerigheid tot de schare die het verzoek van de man had gehoord. Deze woorden onthulden dat men de dingen naar juiste waarde moet schatten om begerigheid of hebzucht te kunnen mijden. Men dient niet uit het oog te verliezen dat ongeacht waarnaar iemands onjuiste begeerte ook uitgaat, het voorwerp van zijn begeerte op geen enkele wijze tot het behoud van het leven kan bijdragen. Hebzucht kan in werkelijkheid tot rampspoed leiden.

Dit wordt goed geïllustreerd door wat Gehazi, de bediende van de Hebreeuwse profeet Elisa, overkwam. Door tussenkomst van Elisa was de Syrische legeroverste Naäman van zijn walgelijke melaatsheid genezen. Naäman wilde Elisa uit waardering voor de wonderbare genezing een geschenk geven. De profeet weigerde dit evenwel aan te pakken, omdat hij geen profijt wilde trekken van het ambt en de vermogens die Jehovah God hem had geschonken. Gehazi had echter een begeerte naar het geschenk, bij zichzelf overleggend dat het juist was het te aanvaarden. Hij rende Naäman achterna en vroeg in naam van Elisa om een talent zilver en twee wisselklederen,