Blijf de strik van hebzucht vermijden
„Pas op en wacht u voor alle hebzucht! Want geen enkel bezit, al is dit nog zo overvloedig, kan uw leven veilig stellen.” — LUKAS 12:15, Willibrordvertaling.
1. Waarom is Paulus’ waarschuwing tegen hebzucht zo actueel?
WIJ leven in een wereld die materiële voorspoed aanbidt. Uit commercieel belang wordt voortdurend een beroep gedaan op de in de mens aanwezige zucht om zich te verrijken. Succes wordt gewoonlijk afgemeten naar de hoogte van het salaris. Vandaar dat de vele waarschuwingen die de bijbel laat horen tegen hebzucht en de verwante slechte eigenschap begerigheid zo actueel zijn (Kol. 3:5; 1 Tim. 6:10). Volgens het woordenboek ligt zowel in hebzucht als in begerigheid het element van een sterk verlangen naar bezit, en dit verlangen gaat bij hebzucht vooral naar stoffelijke bezittingen uit. Hebzucht kan even ernstig zijn als hoererij of afgoderij, want Paulus waarschuwde: ’Verkeer niet langer in het gezelschap van iemand, een broeder genoemd, die een hoereerder of een hebzuchtig persoon of een afgodendienaar of een beschimper of een dronkaard of een afperser is, en eet zelfs niet met zo iemand.’ — 1 Kor. 5:11; Ef. 5:3, 5.
2. Welke waarschuwingen tegen begerigheid hebben Jezus en Jehovah ons gegeven?
2 Jezus waarschuwde zijn volgelingen: „Wacht u voor elke soort van hebzucht” (Luk. 12:15). En Jehovah zelf nam in de Tien Geboden een gebod op waarin deze slechte eigenschap werd veroordeeld: „Gij moogt het huis van uw naaste niet begeren. Gij moogt de vrouw van uw naaste niet begeren, noch zijn slaaf, noch zijn slavin, noch zijn stier, noch zijn ezel, noch iets wat uw naaste toebehoort.” — Ex. 20:17; Rom. 13:9.
Niemand kan zijn waakzaamheid laten verslappen
3. Hoe werden Eva en later de Israëlieten, door hebzucht overmand?
3 Op het punt van hebzucht en begerigheid kan niemand zijn waakzaamheid laten verslappen. Toen Eva in de hof van Eden zondigde, kwam dit door hebzucht: „De vrouw [zag] dat de boom goed was tot voedsel en dat hij iets was waarnaar het verlangen der ogen uitging, ja, de boom was begeerlijk om naar te kijken” (Gen. 3:6). Bij een bepaalde gelegenheid in de wildernis gaven de Israëlieten van walgelijke hebzucht blijk. Toen Jehovah als reactie op hun geklaag dat zij alleen maar manna te eten hadden, in een overvloedige hoeveelheid kwartels voorzag, vielen zij er als veelvraten op aan en werden streng gestraft. — Num. 11:4-6, 31-33.
4. Welke andere historische voorbeelden laten zien hoe gevaarlijk hebzucht is?
4 Later, in de strijd om Jericho, werd Achan er door hebzucht toe gebracht wat zilver en goud en een duur kledingstuk uit de buit van de stad te stelen (Joz. 7:20, 21). Hebzucht maakte dat Gehazi, Elisa’s bediende, probeerde financieel gewin te halen uit de wonderbare genezing van Naämans melaatsheid (2 Kon. 5:20-27). Ook koning Achab was een hebzuchtig man. Hij stond zijn heidense vrouw Izébel toe, plannen te beramen voor de dood van zijn buurman, Naboth, zodat hij in het bezit kon komen van Naboths wijngaard (1 Kon. 21:1-19). Ten slotte hebben wij nog het geval van Judas Iskáriot, die tot de intieme kring van Jezus behoorde; hij maakte hebzuchtig misbruik van zijn positie door uit de gemeenschappelijke kas te stelen. Ook bracht hebzucht hem ertoe Jezus voor dertig zilverstukken te verraden. — Matth. 26:14-16; Joh. 12:6.
5. Wat leren wij uit de ervaringen van allerlei mensen die in de strik van hebzucht zijn geraakt?
5 Al deze hebzuchtige personen werden gestraft. Maar hebt u opgemerkt dat allerlei mensen in de strik van hebzucht geraakten? Eva was een volmaakte vrouw die in het Paradijs leefde. Achan en de Israëlieten waren persoonlijk getuige geweest van Jehovah’s wonderen. Achab was een koning, misschien wel de rijkste man van het land. Gehazi en Judas verheugden zich in rijke geestelijke omgang en grote dienstvoorrechten. Toch werden zij allemaal hebzuchtig. En dus kan iedereen — ongeacht hoe rijk hij is of hoe groot zijn dienstvoorrechten zijn of hoeveel ervaring hij heeft — in deze strik geraken. Geen wonder dat Jezus de waarschuwing gaf: „Wacht u voor elke soort van hebzucht”! — Luk. 12:15.
6. Wat is noodzakelijk indien wij de valstrik van hebzucht willen vermijden?
6 Maar hoe kunnen wij dat? Alleen door zelfbeheersing en voortdurend zelfonderzoek. Hebzucht begint in het hart. Willen wij de strik van hebzucht vermijden, dan moeten wij ons hart voortdurend onderzoeken om te zien of daar een of andere vorm van hebzucht wortel schiet. De bijbel helpt ons daarbij. Hoe dan wel? Onder andere doordat erin staat opgetekend wat Jezus en zijn discipelen over hebzucht hebben gezegd. Het beschouwen van die opmerkingen is aanleiding tot enkele onderzoekende vragen die wij onszelf dienen te stellen om te zien hoe wij er met betrekking tot hebzucht voorstaan.
Onze beweegredenen onderzoeken
7. Hoe worden wij door Jezus’ antwoord aan een man die bij een erfeniskwestie betrokken was, geholpen onszelf te onderzoeken?
7 Jezus gaf zijn waarschuwing tegen begerigheid naar aanleiding van een verzoek van een van zijn toehoorders: „Leraar, zeg aan mijn broer dat hij de erfenis met mij deelt.” Jezus antwoordde: „Mens, wie heeft mij tot rechter of verdeler over ulieden aangesteld?” (Luk. 12:13, 14) Vervolgens waarschuwde hij tegen begerigheid. Met het oog op de belangrijke geestelijke taak die Jezus destijds kwam vervullen, wilde hij niet betrokken raken in een ruzie om materiële dingen (Joh. 18:37). Maar deze conversatie is er voor ons aanleiding toe onszelf enkele onderzoekende vragen te stellen. Veronderstel dat wij niet echt behoeftig waren, maar vonden dat wij aanspraak konden maken op een omstreden bezit of kapitaal, of op een omstreden erfenis. Hoe ver zouden wij dan gaan in onze strijd om de zaak te winnen? Hoeveel van onze dienst voor Jehovah of van onze verhouding tot onze broeders zouden wij prijsgeven om ons te verzekeren van onze vermeende rechten? — Spr. 20:21; 1 Kor. 6:7.
8. Hoe kunnen wij het vermijden als de schriftgeleerden te zijn over wie Jezus het in Lukas 20:46, 47 had?
8 Beschouw nog iets wat Jezus zei. Hij waarschuwde zijn volgelingen: „Past op voor de schriftgeleerden, die . . . de huizen der weduwen verslinden” (Luk. 20:46, 47). Wat een wrede manifestatie van hebzucht! Christenen zijn natuurlijk verplicht om voor weduwen te zorgen en hen niet te plunderen (Jak. 1:27). Maar veronderstel nu eens dat u een weduwe zou kennen die een flinke uitkering van de verzekering had gekregen en dat u door een noodsituatie snel geld nodig had. Zou uw eerste gedachte dan zijn de weduwe in kwestie te benaderen omdat u meent dat zij het gemakkelijkst te overreden zou zijn, of omdat u vindt dat zij behoort te helpen aangezien ’zij geld genoeg heeft’? Of stel eens dat u reeds geld geleend hebt en dit nu moeilijk kunt terugbetalen. Zou u zich dan gerechtvaardigd voelen de weduwe niet terug te betalen omdat zij ’het u toch niet al te lastig zal maken’, of misschien omdat u denkt ’dat zij het geld niet echt nodig heeft’? Wij moeten oppassen dat wij geen kromme denkwijze met betrekking tot beginselen gaan volgen wanneer wij ons in financiële moeilijkheden bevinden.
9. Hoe kunnen wij in de strik geraken ’persoonlijkheden te bewonderen ter wille van ons eigen voordeel’?
9 Ook Judas beschreef een manier waarop hebzucht ons kan verstrikken. Hij sprak over personen die de christelijke gemeente waren binnengedrongen en deze met hun hebzucht en losbandige gedrag verdierven; zij bleken „ontrouw . . . te zijn aan onze enige Eigenaar en Heer, Jezus Christus” (Jud. 4). Bovendien ’bewonderden zij persoonlijkheden ter wille van hun eigen voordeel’ (Jud. 16). Wij zouden niet graag zo zijn. Maar sta eens stil bij het volgende: Bemerken wij dat wij er de voorkeur aan geven met rijkere christenen om te gaan en dat wij niet zo veel aandacht schenken aan de armeren in de gemeente? Indien dit zo is, zou dit dan kunnen komen doordat wij hopen er op een of andere manier beter op te worden? (Vergelijk Handelingen 20:33; 1 Thessalonicenzen 2:5.) Wanneer wij ons gastvrij betonen tegenover verantwoordelijke broeders in de organisatie, doen wij dit dan uit liefde, of omdat wij hopen in ruil daarvoor wat voorrechten te krijgen? Indien dit zo is, dan bewonderen wij misschien ook wel ’persoonlijkheden ter wille van ons eigen voordeel’.
10. Op welke manieren zouden wij financieel profijt kunnen trekken van onze aanbidding van Jehovah? Indien wij dit doen, wier voorbeeld volgen wij dan?
10 Een vorm van hebzucht waar Jezus zich buitengewoon aan ergerde, was die welke hij ’in de tempel aantrof bij de verkopers van runderen en schapen en duiven en bij de geldhandelaars die daar op hun plaats zaten’. IJver voor Jehovah’s huis bracht hem ertoe hen uit de tempel te drijven en uit te roepen: „Maakt het huis van mijn Vader niet langer tot een huis van koopwaar!” (Joh. 2:13-17) Leggen wij een overeenkomstige ijver aan de dag? Dan zou het goed zijn ons af te vragen: Zou ik zakelijke aangelegenheden in de Koninkrijkszaal bespreken? Tracht ik medechristenen voor mijn zakelijke projecten te interesseren omdat het voor hen als christelijke broeders moeilijker is Nee te zeggen? Gebruik ik de vele vrienden die ik binnen de organisatie heb om mijn zakelijke contacten uit te breiden? Wij mogen stellig niet zo hebzuchtig zijn om onze relaties met onze broeders en zusters uit te buiten voor financieel gewin.
11. Welke christelijke beginselen helpen ons de juiste geesteshouding te bewaren wanneer wij zakendoen met elkaar?
11 Betekent dit dat christenen nooit zaken kunnen doen met elkaar? Neen. Het is alleen zo dat er een tijd en een plaats is om zaken te doen, en een andere tijd en plaats voor aanbidding (Pred. 3:1). Maar wanneer christenen wèl zakelijke relaties met elkaar onderhouden, mogen zij de bijbelse beginselen niet aan de kant zetten. Als een christen een zakelijke overeenkomst aangaat, dient hij niet naar mazen in de wet te zoeken om onder zijn morele verplichtingen uit te komen (Matth. 5:37). Ook mag hij niet meedogenloos of wraakzuchtig worden als een zaak helemaal niet meer loopt en hij er geld bij inschiet. De apostel Paulus schreef aan de Korinthiërs: „Werkelijk, het betekent een volkomen nederlaag voor u dat gij rechtsgedingen met elkaar hebt. Waarom laat gij u niet liever onrecht doen? Waarom laat gij u niet liever te kort doen?” (1 Kor. 6:7) Kunt u het ter wille van de gemeente opbrengen u liever te kort te laten doen dan naar de rechter te stappen?
12. Welke bijbelse beginselen zijn voor degenen die zakendoen een hulp om de strik van hebzucht te vermijden?
12 Een christen die zakenman is, dient erg voorzichtig te zijn. In deze tijd gaat het er in de zakenwereld vaak meedogenloos aan toe, maar een christen kan zo niet handelen. Hij mag nooit vergeten dat hij een discipel van Christus is. Hij wil niet de reputatie hebben dat hij oneerlijk is of zich van gewiekste methoden bedient. (Vergelijk Spreuken 20:14; Jesaja 33:15.) En nooit mag hij vergeten dat Jezus ervoor gewaarschuwd heeft rijkdom tot een god te maken, of dat Johannes gewaarschuwd heeft voor „de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft” (1 Joh. 2:16; Matth. 6:24). Kunt u als christelijke zakenman of zakenvrouw de verleiding weerstaan om in het belang van een grotere omzet een beroep te doen op de hebzucht van anderen? Of zou u ter bevordering van uw zakelijke belangen op hun ijdelheid of trots inspelen? Verricht u uw werelds werk dusdanig dat u zich niet schaamt om er in uw gebeden met Jehovah over te praten? — Matth. 6:11; Fil. 4:6, 7.
13, 14. (a) Welk evenwicht moeten rijke christenen bewaren? En zij die niet rijk zijn? (b) Hoe helpt het in Spreuken 30:8 opgetekende gebed ons, redelijkheid te leren op het punt van rijkdom?
13 Ten slotte schreef Paulus aan Timótheüs: „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten” (1 Tim. 6:9). Rijk zijn is geen zonde, ofschoon rijkdom zijn eigen problemen en verleidingen met zich brengt (Matth. 19:24-26). Het gevaar ligt in het „besloten zijn rijk te worden”. Een ouderling zei bijvoorbeeld: „Het probleem rijst vaak wanneer iemand naar zijn rijke christelijke broeder kijkt en zegt: ’Waarom kan ik niet zo zijn?’”
14 De bijbel geeft de aansporing: „Laat uw levenswijze vrij zijn van de liefde voor geld, en weest tevreden met de tegenwoordige dingen. Want hij heeft gezegd: ’Ik zal u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten’” (Hebr. 13:5). Indien u rijk bent, beschouwt u dat dan als een gave, als iets wat u in Jehovah’s dienst kunt gebruiken? Bij een bepaalde gelegenheid zei Jezus tegen een rijke jongeman dat indien hij hem wilde volgen, hij al zijn rijkdom zou moeten weggeven. Als Jezus dat tegen u had gezegd, zou u dan verkozen hebben uw rijkdom te behouden of zou u Jezus zijn gevolgd? (Matth. 19:20-23) Indien u niet rijk bent, kunt u daar dan tevreden mee zijn? Kunt u de valstrik van begerigheid vermijden? Bent u bereid vertrouwen te stellen in Jehovah’s belofte: „Ik zal u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten”? — Zie ook Spreuken 30:8.
Wees rijk met betrekking tot God
15, 16. (a) Welke illustratie gebruikte Jezus om zijn raad over begerigheid kracht bij te zetten? (b) Wat was eigenlijk het probleem van de man in Jezus’ gelijkenis?
15 Toen Jezus zijn toehoorders waarschuwde ’zich te wachten voor elke soort van hebzucht’, vertelde hij vervolgens over een landbouwer wiens akkers een uitzonderlijk goede oogst hadden opgeleverd. De man „overlegde . . . bij zichzelf en zei: ’Wat zal ik doen, nu ik mijn gewas nergens kan bijeenbrengen?’ Hij zei dan: ’Dit zal ik doen: Ik zal mijn voorraadschuren afbreken en grotere bouwen, en daarin zal ik al mijn graan en al mijn goede dingen bijeenbrengen; en ik zal tot mijn ziel zeggen: „Ziel, gij hebt vele goede dingen opgelegd voor vele jaren; neem uw gemak, eet, drink en wees vrolijk.”’” Diezelfde nacht stierf de man echter. Al die bijeenvergaarde rijkdom hielp hem niets. Jezus besloot met de woorden: „Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is met betrekking tot God.” — Luk. 12:16-21.
16 Maakte de man zich aan de een of andere openlijke zonde schuldig, zoals afpersing of diefstal? De gelijkenis zegt dit niet. Toch had hij een probleem. Hij vertrouwde voor een zekere toekomst op zijn rijkdom en vergat iets belangrijkers, ’rijk te zijn met betrekking tot God’. Juist omdat ware christenen hun verhouding tot God tot het belangrijkste in hun leven maken, kunnen zij de valstrik van hebzucht vermijden en zijn zij aldus geen deel van de wereld. — Joh. 17:16.
17. Hoe beschouwt een evenwichtig christen het probleem om in zijn levensonderhoud te voorzien?
17 Jezus gaf eens de raad: „Weest . . . nooit bezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’ of: ’Wat zullen wij drinken?’ of: ’Wat zullen wij aandoen?’ Want al deze dingen streven de natiën vurig na” (Matth. 6:31, 32). Het is waar dat wij allemaal voor dezelfde problemen staan als „de natiën”. De meesten van ons moeten hard werken om in ons levensonderhoud te voorzien en de dingen te kopen die wij op het gebied van eten, drinken en kleding nodig hebben (2 Thess. 3:10-12). Maar wij weigeren ons ’rijk zijn met betrekking tot God’, door zulke zorgen te laten overschaduwen.
18. Hoe zal vertrouwen in Jehovah ons in staat stellen de strik van hebzucht te vermijden?
18 Jehovah is de bron van alle rijkdom (Hand. 14:15, 17). Hij heeft beloofd speciaal voor zijn dienstknechten te zorgen. Jezus zei: „Uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd” (Matth. 6:32, 33; Ps. 37:25). Gelooft u die belofte? Vertrouwt u erop dat Jehovah zich eraan zal houden? Zult u tevreden zijn met dat wat Jehovah verschaft? Zo ja, dan zult u de strik van hebzucht kunnen vermijden (Kol. 3:5). Uw dienst voor Jehovah en uw verhouding tot hem zullen altijd op de eerste plaats komen en uw hele levenswijze zal een tentoonspreiding van uw geloof in hem zijn.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Van wat voor mensen kan zich hebzucht meester maken?
◻ Hoe kunnen wij ons voor hebzucht hoeden?
◻ Hoe uit hebzucht zich soms?
◻ Welke vragen helpen ons na te gaan of wij al dan niet de strik van hebzucht vermijden?
◻ Wat is een goede bescherming tegen hebzucht?
[Inzet op blz. 19]
Wanneer christenen zakendoen met elkaar, mogen zij nooit bijbelse beginselen aan de kant zetten