Heeft Christus iets met het kerstfeest uitstaande?
Zullen de geestelijken er in slagen Christus een bepaalde plaats in de kerstviering te geven? Wat zegt de bijbel over het kerstfeest? Wordt ons daarin verteld wanneer Jezus werd geboren?
„LATEN wij in onze kerstviering weer plaats maken voor Christus!” Zelfs al voordat de populaire evangelist Billy Graham een dergelijk verzoek deed, betwijfelden opmerkzame personen of Christus wel iets uitstaande had met het kerstfeest.
De lezers van de Corpus Christi Caller van 28 december 1956 werden er bijvoorbeeld in een artikel onder het opschrift ’Teveel’ aan herinnerd dat de christelijke geest bij dit feest totaal ontbreekt. Dit blad schreef:
„Wij hebben een vreemde vertoning van Jezus’ geboortefeest gemaakt. Indien wij, Amerikanen, niet te veel drinken, dan overeten wij ons wel, en het is maar de vraag welke van de twee het menselijke lichaam grotere inspanning kost. Er wordt overdadig gedronken en gegeten en van matigheid is geen sprake. Ons kerstfeest wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door uitspattingen — er wordt teveel heen en weer gedraafd, teveel gegeten en gedronken en teveel geld uitgegeven, men komt teveel slaap en rust tekort, kortom, er is een teveel van alles — behalve de ware geest van het kerstfeest, die op de een of andere manier in het rumoer verloren gaat.”
DOOR NIET-CHRISTENEN GEVIERD
Dat er met kerstmis van alles teveel is behalve van het christendom, maakte ons enkele jaren geleden een joodse rabbi duidelijk. Dr. M.N. Eisendrath, president van „The Union of American Hebrew Congregations,” sprak via de radio over het onderwerp „De kijk van een rabbi op het kerstfeest.”
„Is het kerstfeest voor alle mensen gelijk geworden?” vroeg rabbi Eisendrath. „Zijn de specifiek christelijke kenmerken en de leringen van dit feest niet op de achtergrond geraakt? . . . Doen de straatversieringen buiten niet veronderstellen dat hieraan een grotere belangrijkheid wordt toegekend en ze zelfs meer gewicht in de schaal legt dan de boodschap van vrede op aarde voor mensen van goede wil?
Een buitenstaander zou ten minste deze indruk kunnen krijgen. Veel van mijn joodse broeders zijn evenals hun mede-Amerikanen in de ban geraakt van de sfeer van dit jaargetijde en zijn op geen stukken na buitenstaanders. Zij bevinden zich midden in de deinende krioelende menigten en doen eveneens hun kerstinkopen. . . . Dit brengt mij er toe om als rabbi mijn mening over het kerstfeest te geven.
Indien ik een christelijke bedienaar van het evangelie was in plaats van een joodse leraar zou er niets zijn wat ik meer zou betreuren en waarover ik heviger gebelgd zou zijn dan deze algehele verandering waaraan ontelbare christenen, enkele joden en vele niet-gelovigen uit hetzij het joden- of christendom schuldig zijn, . . . door van zulk een heilige dag zulk een heidense feestdag te maken waaraan geen enkele diepere geestelijke betekenis meer is verbonden.”
Zo komt het dat het kerstfeest meer een heidens dan een christelijk feest wordt genoemd. Kan hierin dan geen verandering komen? Kunnen de geestelijken Christus weer een plaats in de kerstviering geven? Het antwoord hierop hangt stellig van Christus’ wil in deze aangelegenheid af. Deze kunnen wij te weten komen wanneer wij ons tot de bijbel wenden en vernemen wat hierin over dit onderwerp staat.
JEZUS’ GEBOORTEDAG NIET 25 DECEMBER
Naar wordt verondersteld, is het kerstfeest het feest van Jezus’ geboortedag. Vele belijdende christenen geloven dat dit 25 december was. Volgens encyclopedieën is deze datum echter niet christelijk maar heidens en werd Mithra, een valse messias, op deze dag geboren. Zoals The Encyclopedia Americana ons vertelt, waren ’de meeste gebruiken die thans met het kerstfeest in verband worden gebracht oorspronkelijk geen kerstfeestgebruiken maar veeleer voor-christelijke en niet-christelijke gebruiken die door de christelijke kerk waren overgenomen.’ Derhalve wordt Christus hierdoor niet geëerd, terwijl bovendien de datum onjuist is.
Wanneer werd Jezus geboren? De bijbel verschaft ons voldoende inlichtingen om te weten dat dit niet op 25 december gebeurde. Om dit te kunnen bepalen, moeten wij iets weten omtrent de bijbelprofetie van de „zeventig weken,” of de „zeventig jaarweken,” zoals deze in de Revised Standard Version, de Petrus Canisius Vertaling (voetnoot) en de Pieter Keur-uitgave van de Statenvertaling (voetnoot) worden genoemd en welke profetie opgetekend staat in de verzen vierentwintig tot en met zevenentwintig van het negende hoofdstuk van het boek Daniël. De engel Gabriël maakte deze profetie aan Daniël bekend: „Vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en twee en zestig weken.” — Dan. 9:25, NBG.
De bijbel vertelt ons op welk vastgestelde tijdstip de Messias zou verschijnen. Dit zou negenenzestig weken zijn nadat het bevel was uitgevaardigd om de muren van Jeruzalem te herbouwen. Deze negenenzestig weken zijn geen uit dagen bestaande weken maar „jaarweken,” hetgeen in overeenstemming is met de bijbelse regel van „elken dag, voor elk jaar,” zoals we dit dikwijls in de bijbelse chronologie tegenkomen. — Ezech. 4:6; Num. 14:34, SV.
Wanneer beginnen deze negenenzestig jaarweken? In 455 v. Chr. In dat jaar, het twintigste jaar van de regering van koning Arthahsasta, vaardigde deze het bevel uit dat Jeruzalem en haar muren herbouwd zouden worden. Dit kunnen wij lezen in Nehemia 2:1-8. Wanneer wij derhalve 455 v. Chr. als uitgangsdatum nemen, zouden de negenenzestig jaarweken, of 483 jaren, in 29 n. Chr. eindigen. In overeenstemming met de profetie verscheen de Messias in dat jaar. Toen Jezus in 29 n. Chr. in de rivier de Jordaan werd gedoopt werd hij doordat hij met Gods heilige geest werd gezalfd, de Gezalfde, de Christus of Messias.
Hoe worden wij door dit alles geholpen Jezus’ geboortedatum vast te stellen? De profetie vertelt ons tevens dat de Messias in het midden van de zeventigste jaarweek „uitgeroeid” of gedood zou worden. Christus’ bediening duurde dus slechts drie en een half jaar. De bijbel licht ons verder in over Jezus’ leeftijd toen hij de bediening begon: ’Jezus was toen hij met zijn werk begon, ongeveer dertig jaar oud.’ Gerekend naar de gewoonte in die dagen is het redelijk aan te nemen dat Jezus zijn werk begon zodra hij de leeftijd van dertig jaar had bereikt. — Luk. 3:23.
Toen Christus na een drie en een half jaar lange bediening aan de martelpaal stierf, was hij drieëndertig en een half jaar oud. Hij stierf in de paschatijd, omstreeks de eerste april in 33 n. Chr. Zes maanden later, of omstreeks 1 oktober, zou hij dus vierendertig zijn geweest. Jezus werd derhalve niet op 25 december maar omstreeks 1 oktober in 2 v. Chr. geboren.
Er is nog een ondersteunend bewijs voor de oktoberdatum. De bijbel vertelt ons dat Johannes de Doper zes maanden ouder dan Jezus was (Luk. 1:26-38). Indien wij dus weten wanneer Johannes werd geboren, weten wij ook omstreeks welke tijd Jezus werd geboren.
Johannes’ vader, Zacharias, diende als priester vlak voordat Johannes werd verwekt. Hij behoorde tot „de afdeling van Abia” (Luk. 1:5, 8-25). In 1 Kronieken 24:7-18 lezen wij dat er vierentwintig priesterafdelingen waren en dat de afdeling voor Abia de achtste was. Van de vierentwintig afdelingen zou de tweede ronde van de achtste afdeling in de vierde joodse maand vallen of, volgens onze kalender, in het laatste gedeelte van juni. Johannes de Doper werd dus in het laatste gedeelte van juni, 3 v. Chr., verwekt en derhalve in het laatste gedeelte van maart, 2 v. Chr., geboren. Aangezien Johannes zes maanden ouder dan Jezus was, werd Jezus omstreeks 1 oktober in 2 v. Chr. geboren.
De bijbel wijst dus niet 25 december aan als de geboortedag van Jezus. De onredelijkheid van deze datum wordt onder onze aandacht gebracht in Joseph Mede’s Works: „Ten tijde van Christus’ geboorte moest iedere vrouw en ieder kind voor belastingdoeleinden naar haar of zijn geboortestad gaan, wat voor sommigen betekende dat ze lange reizen moesten maken; het hartje van de winter was hiervoor niet de geschikte tijd, vooral niet voor kinderen en in verwachting zijnde vrouwen. Christus kan daarom niet in die tijd zijn geboren. Bovendien waren ten tijde van Christus’ geboorte de herders buiten in het veld terwijl zij gedurende de nacht de wacht hielden bij hun kudde; maar dit zou waarschijnlijk niet midden in de winter zijn. Als iemand van mening mocht zijn dat de winterwind in die delen niet koud was, laat hij zich dan Christus’ in het evangelie opgetekende woorden te binnen brengen: ’Bidt dat uw vlucht niet in de winter geschiede.’ Indien de winter zulk een slechte tijd was om te vluchten, moet het eveneens geen geschikte tijd geweest zijn voor herders en voor reizende vrouwen en kinderen.”
GEEN GEBOD OM DE GEBOORTEDAG TE VIEREN
Nergens in de bijbel lezen wij dat de vroege christenen Jezus’ geboorte vierden, zelfs niet op de juiste datum. Christus heeft nimmer het gebod tot zulk een viering gegeven.
Hij heeft ons verteld welke datum wij wél dienen te herdenken, namelijk die van zijn dood. „Blijft dit ter mijner gedachtenis doen.” Vandaar dat zijn volgelingen het Gedachtenisfeest of avondmaal vieren. Betreffende zijn geboorte bestaat er niet zo’n gebod. — Luk. 22:19.
De bijbel zegt over ware christenen dat wij ’in geen enkel opzicht enige reden tot struikelen geven’ en ’ons in elk opzicht als Gods dienaren aanbevelen.’ Op welke wijze doen wij dit? Onder andere „door reinheid” en „door waarheidsgetrouwe woorden.” Wat is rein in verband met het kerstfeest? Wat er van is waarheidsgetrouw? Zou Christus iets uitstaande willen hebben met de onjuiste datum van dit feest, en het feit dat er een valse messias door wordt geëerd? De woorden van Christus’ apostel geven het antwoord: „Wijs de valse verhalen, welke het heilige schenden . . . van de hand.” ’Gebied zekere personen geen andere leer te onderwijzen, noch aandacht te schenken aan onjuiste verhalen en geslachtsregisters, die ten slotte op niets uitlopen, maar die veeleer vragen ter navorsing verschaffen, in plaats dat iets door God wordt uitgedeeld in verband met geloof.’ „Nu gij . . . onwaarheid hebt weggedaan, spreke elk uwer waarheid met zijn naaste.” — 2 Kor. 6:3-7; 1 Tim. 4:7; 1:3, 4; Ef. 4:25.
Wat voor goede bedoelingen er ook achter mogen schuilen, de mensen kunnen een heidense feestdag en heidense gewoonten niet christelijk maken door er Christus’ naam aan te verbinden, het schriftuurlijke beginsel is duidelijk: „Welk deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis? Buitendien, welke overeenstemming bestaat er tussen Christus en Belial?” — 2 Kor. 6:14, 15.
Wat blijkt derhalve? Dat Christus niets met het kerstfeest heeft uit te staan. Ook al zou men de viering van december naar oktober verschuiven en al zou deze niet meer gepaard gaan met braspartijen en drinkgelagen en al zouden grove immoraliteit en misdaad achterwege blijven en de kerken in het middelpunt der belangstelling komen in plaats van zoals nu de warenhuizen, ja, ook al zou dit alles gebeuren — en de mogelijkheid hiertoe bestaat er in de verste verte niet — dan nog zou men Christus niet met dit kerstfeest in verband kunnen brengen omdat hij er nimmer, op geen enkel tijdstip, ooit iets mee uitstaande heeft gehad! Hoe onredelijk en hoe ongerijmd is het dan wanneer zogenaamde christenen, geestelijken of anderen, denken dat mensen Christus een bepaalde plaats bij de kerstviering kunnen geven — het hele beginsel hiervan is in strijd met de Schrift!
Daarom mijden ware christenen het kerstfeest en gehoorzamen aldus het bijbelse bevel: „Houdt er mee op het onreine aan te raken.” — 2 Kor. 6:17.