-
Predestinatie en Jehovah’s voorkennisDe Wachttoren 1953 | 15 augustus
-
-
overeenstemming is met het feit dat „tijd en toeval aan alle dezen wedervaart”. — Pred. 9:11; Luk. 13:1-5.
13. Waarom kunnen wij niet zeggen dat Jehovah vooruit wist dat de overdekkende cherub en Adam en Eva zouden vallen?
13 Kan er worden gezegd dat Jehovah vooruit wist dat de overdekkende cherub die over Adam en Eva in Eden was geplaatst, een opstandeling zou worden? Of dat Jehovah vooruit wist dat Adam en Eva zouden zwichten voor de verzoekingen van die opstandeling? Deze bewering kan noch Schriftuurlijk noch logisch worden verdedigd. De Bijbel maakt duidelijk dat Jehovah’s voorkennis wordt aangewend met betrekking tot zijn werken, maar de opstand van de cherub en de overtreding van Adam en Eva waren geen werken van Jehovah. Hij drong zijn vermogens van voorkennis niet in de aangelegenheden van deze schepselen in. Hij is geen wantrouwende God, die zijn schepselen altijd verdenkt, die gebreken in hun geest en hart tracht te vinden en op moeilijkheden uit is. Hij wacht en laat toe dat zij hun fouten openbaren. Iemand kan de rechte weg bewandelen totdat hij tegenover een bijzondere beproeving staat, en dan treden onvolkomenheden in zijn rechtschapenheid aan de dag. Zo is het blijkbaar met de cherub geweest. Nadat hem zijn positie was toegewezen en nadat Adam en Eva waren geschapen, werd de situatie een beproeving voor de cherub. Geen beproeving die van Jehovah afkomstig was maar een die voor de cherub zelf werd geschapen door zijn onjuiste gedachten en verlangens (Jak. 1:13-15; 1 Joh. 2:15-17). Hij zag het menselijke paar, was op de hoogte van het vermogen dat zij bezaten om zich te vermenigvuldigen, kende de goddelijke opdracht dat zij dit moesten doen en maakte zich in zijn geest een voorstelling van de aarde die met menselijke schepselen vervuld zou zijn. Hij wilde hun aanbidding, en ging er toe over dit eerste paar van Jehovah’s aanbidding te vervreemden. Maar alles wat Jehovah in deze aangelegenheden vooruit had bepaald, was dat gehoorzaamheid leven zou betekenen en dat ongehoorzaamheid de dood zou betekenen en hiervan stelde hij Adam op de hoogte en door bemiddeling van Adam Eva. — Gen. 2:16, 17.
14. Waarom was het voor Jehovah, opdat hij tegen de opstand opgewassen zou zijn, niet noodzakelijk dat hij van te voren wist dat zij in opstand zouden komen?
14 Op welke basis kan worden geredeneerd dat Jehovah de overtredingen van dit drietal van te voren heeft geweten daar er absoluut geen Schriftuurlijk bewijs voor is? Er bestaat geen deugdelijke basis voor deze redenatie. Ten einde tegen de opstand opgewassen te zijn, behoefde hij niet van te voren te weten dat deze drie in opstand zouden komen. Noch behoeft hij de werken van demonen en mensen in deze tijd van te voren te weten ten einde zijn voornemens te volbrengen. Hij behoeft dit evenmin vooruit te weten als een man die van plan is een stuk grond van onkruid te ontdoen ten einde een tuin te maken, vooruit op de hoogte behoeft te zijn van de daden van insecten die in het oerwoud van onkruid wonen dat hun huis vormt. Wat ook de insecten zouden kunnen doen, zij zouden de man net zo min kunnen verhinderen zijn grond van onkruid te ontdoen als de mens God zou kunnen verhinderen de goddelijke werken te volbrengen. God behoeft ’s mensen vijandige krachtsinspanningen net zo min vooruit te weten als de mens van te voren behoeft te weten wat de insecten gaan doen (Jes. 40:22). In beide gevallen kan het voorgenomen doel tot stand worden gebracht in weerwil van de tegenstand, want in vergelijking met de macht van degene die het doel beoogt, is ze zo zwak. — Jes. 46:11; 55:11.
-
-
Een verstandige keuze doenDe Wachttoren 1953 | 15 augustus
-
-
Een verstandige keuze doen
WAAR zult gij logeren wanneer gij naar Amsterdam komt om de nationale vergadering van Jehovah’s getuigen in 1953 te bezoeken? In een hotel? Of in een kamer in een particulier huis?
Een hotel biedt u ongetwijfeld meer afzondering, maar minder gelegenheden tot getuigenisgeven. Het vriendelijke persoonlijke contact dat men in particuliere woningen ondervindt, kan men niet in hotelkamers vinden. De sfeer in een hotel is niet zo bevorderlijk voor de Koninkrijksprediking. In particuliere huizen daarentegen, wordt het steeds moeilijker geen getuigenis te geven. De verkondiger ontmoet de gastvrouw van aangezicht tot aangezicht, en de Amsterdammers zijn niet alleen een gastvrij maar ook een buitengewoon weetgierig volk. Zij zullen iets willen weten over uw woonplaats, wat u voor de kost doet, hoe u een van Jehovah’s getuigen werd, wat Jehovah’s getuigen geloven, enz. Men kan al maar getuigenis geven.
Vele van deze personen zijn van goede wil, en maken reeds vooruitgang in de waarheid; terwijl anderen hun eerste Christelijke daad doen om Jehovah’s getuigen te leren kennen. Sommigen van hen waren gedurende de vergadering die in 1952 in het Olympisch Stadion werd gehouden, reeds gastvrouwen, en thans zijn zij Koninkrijksverkondigers.
Laten wij de goede naam die wij als een van Jehovah’s getuigen hebben, in gedachten houden door altijd Christelijke consideratie ten aanzien van anderen te betonen, door onze waardering voor de goedgunstigheid en gastvrijheid tot uitdrukking te brengen, door hun op de hoogte te stellen van dag en uur van onze aankomst, en indien het zo is, van de wijziging der plannen. Vaak maken gastvrouwen vele kosten en bezorgen zij zich ongerief om ruimte voor ons te maken. Sommigen laten opnieuw behangen en kopen zelfs nieuw beddegoed. Het zou verkeerd zijn een dergelijke goedgunstigheid niet te aanvaarden vanwege de een of andere persoonlijke, onbeduidende reden. Het zou de bewoners van het huis die goed voor u zijn, verkeerd doen. Terzelfder tijd zou het nadeel berokkenen aan de goede naam van Jehovah en zijn getuigen, het huisvestingscomité en de werkers die vele uren besteedden aan het zoeken naar kamers en behandelen van aanvraagformulieren. Wees verstandig in uw keuze, uw gedrag, en bij uw overwegingen.
-