„Geef ons meer geloof”
HET geloof neemt in het leven der mensen een belangrijke plaats in. Men heeft het bij bijna alles wat men doet nodig. Hoe zou u in een auto, per trein, per schip of met een vliegtuig kunnen reizen als u geen geloof in deze voertuigen zou stellen? U vertrouwt er op dat ze u veilig naar uw plaats van bestemming zullen brengen. Hetzelfde geloof komt tot uiting wanneer u een gebouw binnenstapt. U stelt geloof in de stevigheid van de structuur en vertrouwt er op dat het niet boven uw hoofd zal instorten. Zou u dit geloof niet bezitten, dan zou het leven een nachtmerrie van angst voor u worden. Daarom is het onzin wanneer iemand beweert dat hij geen geloof heeft. Zonder geloof kan hij niet leven.
Net zo belangrijk is het nu voor de mens in zijn Schepper te geloven. Tenzij hij in het Opperwezen kan geloven, is zijn leven leeg en doelloos. Het is noodzakelijk dat hij op een Macht vertrouwt die boven hem staat. Zijn eeuwig welzijn hangt er van af. Er staat geschreven dat „het zonder geloof onmogelijk [is] zijn welbehagen te winnen, want wie God nadert, moet geloven dat hij bestaat en de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken” (Hebr. 11:6). Het is de moeite waard Jehovah’s welbehagen te zoeken, want het betekent veiligheid, vrede, tevredenheid en eeuwig leven.
Het is in een corrupte, ongelovige wereld waar bedrog en oneerlijkheid de boventoon voeren moeilijk in God of zelfs in andere mensen te geloven. De slechte invloed er van kan iemands geloof ruïneren.
Geloof in God te hebben, betekent op hem te vertrouwen. Dit is echter alleen mogelijk wanneer men iets van hem en zijn handelwijze jegens de mensheid in het verleden wil vernemen. Men moet ook Jehovah Gods rechtvaardige wetten, zijn juiste beginselen en wonderbaarlijke voornemens leren kennen. Men moet vernemen dat God nog nooit een belofte onvervuld heeft gelaten en dat hij nooit gelogen of onrechtvaardig gehandeld heeft. Met deze kennis zal men het niet moeilijk vinden in dat opperste Wezen geloof te oefenen, zelfs al leeft men in een wereld die het geloof vernietigt.
Er is voldoende bewijsmateriaal dat van Gods bestaan getuigt, zoals zijn eigen Woord zegt: „Want zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze uit het geschapene worden begrepen”, (Rom. 1:20). Dit bewijsmateriaal kan u helpen uw geloof op te bouwen indien u het maar wilt inzien.
Christus’ apostelen zagen in dat zij een sterk geloof in God en zijn beloften nodig hadden, want zij zeiden tot Christus: „Geef ons meer geloof”, (Luk. 17:5). Zij wisten dat Christus hun de kennis kon geven waardoor hun geloof opgebouwd en versterkt zou worden.
De hedendaagse christenen leven in dezelfde vijandige wereld als de apostelen en ook zij hebben behoefte aan meer geloof. Zij leven in een wereld die geen belang stelt in gehoorzaamheid aan Gods wetten en degenen die God willen gehoorzamen en dienen, onsympathiek bejegent. Het is een wereld die zich onverschillig tegenover zijn koninkrijk en zijn voornemen de aarde in recht en rechtvaardigheid te laten regeren, betoont. Het wemelt er van mensen die niet eens doen alsof ze in hem geloven. Zo’n omgeving kan een zwak geloof vernietigen of het buitengewoon moeilijk maken een ontluikend geloof in God op te bouwen. Daarom moeten christenen in deze tijd net als de apostelen om meer geloof vragen.
Door middel van Gods geschreven Woord kan men de kennis die voor het opbouwen van een sterk geloof noodzakelijk is verkrijgen. Doet men daarentegen geen poging die kennis tot zich te nemen, hoe kan men dan verwachten dat zijn gebed om meer geloof wordt beantwoord?
De gave des levens wordt niet aan iemand gegeven die het moe wordt in God te geloven en vertrouwen in zijn beloften te stellen, maar alleen aan hen die de beproeving op hun geloof doorstaan. Met het oog hierop zei de apostel Petrus: „Hierin verheugt gij u zeer, ook al zijt gij thans voor een korte tijd, indien het zo moet zijn, door verscheidene beproevingen bedroefd, opdat de beproefde hoedanigheid van uw geloof, welke van veel grotere waarde is dan goud dat vergaat, alhoewel het door vuur wordt gelouterd, een reden tot lof, heerlijkheid en eer moge zijn bij de openbaring van Jezus Christus.” — 1 Petr. 1:6, 7.
Het geloof kan met het schild waarmee een krijgsman uit vroegere tijden zich tegen de spiesen, pijlen en het zwaard van de vijand beschermde, worden vergeleken. Zoals dat schild, beschermt het geloof een christen tegen de voortdurende vloed van leugens waarmee Satan hem bestookt. Het beschermt hem tegen de dwaasheid van menselijke filosofieën en theorieën en tegen de verdorven invloed der valse religie. In Efeze 6:10, 16 wordt het als een beschermend schild beschreven: „Ten slotte, blijft kracht verwerven in de Heer en in de macht zijner sterkte. Neemt bovenal het grote schild des geloofs op, waarmee gij alle brandende projectielen van de goddeloze zult kunnen blussen.”
Wij kunnen geloven wat God ons in de bijbel over de dingen die wij niet kunnen zien vertelt omdat alles wat hij over de dingen die wij wel kunnen zien, heeft gezegd, waar is gebleken. Dit is dus een beproeving op ons geloof. Zijn wij bereid hem in alles wat hij zegt te geloven, zelfs al is het in strijd met de filosofieën en theorieën van deze wereld? Dit absolute vertrouwen in Gods geschreven Woord en in zijn rechtschapenheid moet men voortdurend proberen op te bouwen en te versterken. Het is een beschermend schild dat ons leven zal redden.
Met betrekking tot de mensen uit de oudheid die wegens hun geloof in God terwijl zij in een ongelovige wereld leefden veel beproevingen hebben verdragen en verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt, zegt de bijbel: „Er [werd] ten aanzien van hen door hun geloof getuigenis . . . afgelegd”, (Hebr. 11:39). Hun geloof droeg Gods goedkeuring weg, hetgeen voor hen een opstanding tot eeuwig leven zal betekenen.
Van alle facetten van het menselijk leven waarbij geloof in het algemeen wordt vereist, is het geloof in God ongetwijfeld het belangrijkst. Wij moeten onvoorwaardelijk in hem geloven. Ons geluk, onze veiligheid en ons leven hangen er van af. Terecht moeten wij daarom in deze tijd het verzoek van de apostelen herhalen: „Geef ons meer geloof.”