De betekenis van de huidige wereldweeën
TEGEN het einde van zijn aardse bediening sprak Jezus Christus over zijn tweede tegenwoordigheid, als hij zijn heerschappij als koning van Gods hemelse koninkrijk zou beginnen. Zijn volgelingen hadden hem gevraagd: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3) Jezus beschreef toen, zowel ten behoeve van hen als van ons, wat er op aarde zou plaatsvinden wanneer hij in de hemel zou beginnen te regeren.
Hoewel de gebeurtenissen in de hemel voor menselijke ogen onzichtbaar zouden zijn, zou er op deze manier toch een zichtbaar bewijs zijn dat Christus uiteindelijk op de troon zat en als koning handelend optrad. Het zou het bewijs vormen dat het goddeloze samenstel van dingen, dat de mensheid eeuwenlang heeft onderdrukt, zijn „laatste dagen” was binnengegaan (2 Tim. 3:1). Hoewel er voorzegd was dat er spotters zouden zijn die zouden trachten de feiten te bagatelliseren, zou het bewijs toch duidelijk zijn. — 2 Petr. 3:3, 4.
Wanneer wij het bewijs samen beschouwen, is het belangrijk te beseffen dat Jezus niet zei dat één bepaalde gebeurtenis, zoals oorlogsdreiging of een verschrikkelijke aardbeving, het bewijs zou zijn dat „het einde” nabij was (Matth. 24:6). Neen, hij zei juist: „Let op de vijgeboom en alle andere bomen: Wanneer ze reeds in knop staan, weet gij voor uzelf, door het gade te slaan, dat nu de zomer nabij is. Zo ook wanneer gij deze dingen ziet geschieden, weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is.” — Luk. 21:29-31.
Als wij zien dat één boom midden in de winter wat bladeren krijgt omdat het een paar dagen warm weer is, dan concluderen wij toch niet dat de zomer is gekomen? Maar als wij zien dat alle bomen knoppen krijgen en dat de dagen langer worden, dan weten wij dat de zomer nabij moet zijn. Zo ook kunnen wij wanneer alle dingen die Jezus beschreven heeft plaatsvinden, zeker weten dat Christus op zijn hemelse troon zit en dat zijn koninkrijk inderdaad actief is gaan regeren. Wanneer dat gebeurt, is bevrijding nabij!
VERVULLING VAN „HET TEKEN”
Waar wees Jezus nu precies op als datgene wat zijn tweede tegenwoordigheid en het „besluit van het samenstel van dingen” zou kenmerken? Hij zei: „Natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen in de ene plaats na de andere voedseltekorten en aardbevingen zijn.” — Matth. 24:7.
Jezus zegt ons hier, uit te zien naar een nieuw soort van oorlogvoering — totale oorlog! De oorlog die in 1914 begon, voldoet aan zijn beschrijving. Er vochten niet alleen legers op de slagvelden; ook de burgerbevolking werd georganiseerd om de oorlog ten volle te ondersteunen. Zoals Jezus had voorzegd, vochten hele natiën en koninkrijken tegen elkaar. Voor het eerst in de geschiedenis was de hele wereld in oorlog. Daarom wordt deze oorlog ook de „Eerste Wereldoorlog” genoemd. Het boek World War I, door H. W. Baldwin, zegt hierover op de bladzijden 1 en 2:
„Wat zijn omvang, zijn gewelddadigheid en, bovenal, zijn totaliteit betreft, vestigde hij een precedent. De Eerste Wereldoorlog heeft de eeuw van de Totale Oorlogvoering ingeluid, ja, van wereldoorlog — en dit voor de eerste maal in de volle zin van het woord.
Vóór 1914-1918 had een oorlog nog nooit zoveel van de totale hulpbronnen van zoveel strijdende partijen gevergd en zich over zo’n groot deel van de aarde uitgestrekt. Nog nooit waren er zoveel natiën bij betrokken geweest. Nooit was de slachting zo veelomvattend en algemeen geweest.”
The World Book Encyclopedia merkte op dat het aantal gedode en gewonde soldaten meer dan 37.000.000 bedroeg, en voegde eraan toe: „Het aantal burger-slachtoffers in streken waar werkelijk oorlog werd gevoerd, bedroeg in totaal ongeveer 5.000.000. Honger, ziekten en ontbering vormden de oorzaak van ongeveer 80 percent van deze sterfgevallen. De Spaanse griep, waarvan sommigen de oorlog de schuld gaven, veroorzaakte de dood van nog eens tientallen miljoenen personen.” — Uitgave van 1966, Deel 20, blz. 377.
Totale oorlogvoering, hongersnood en ook de pestilentie werden alle door Jezus voorzegd. Met elkaar kenmerken deze feiten 1914 als het begin van de „laatste dagen” en het jaar waarin Gods hemelse koninkrijk actief begon te regeren. — Zie ook Lukas 21:10, 11.
Ook heeft na 1914 een serie aardbevingen de aarde geschokt, waardoor grote schade werd aangericht. In 1915 kwamen in Italië bijna 30.000 mensen om. In 1920 stierven er in China 180.000. In 1923 stierven in Japan 143.000 personen. En sinds die tijd hebben er steeds weer grote aardbevingen plaatsgevonden, met een ongekende frequentie. Zoals Jezus voorzei, is ook dit een teken van de „laatste dagen”.
Jezus zei echter dat de gebeurtenissen die het begin van de „laatste dagen” in 1914 kenmerkten, slechts het „begin van weeën der benauwdheid” waren (Matth. 24:8). Er moesten nog grotere moeilijkheden komen. In overeenstemming met deze profetie gebeurde dit ook. The World Book Encyclopedia (1966, Deel 20) zegt hierover op bladzijde 379, onder het kopje „Eerste Wereldoorlog”: „De Eerste Wereldoorlog en de nasleep daarvan leidden in het begin van de dertiger jaren tot de grootste economische depressie in de geschiedenis. De gevolgen van de oorlog en de problemen die het aanpassen aan de vrede met zich meebracht, leidden in bijna elke natie tot onrust.”
Hierdoor werd de weg voor de Tweede Wereldoorlog gebaand. En over die oorlog vermeldt dezelfde encyclopedie, op de bladzijden 380 en 410 onder het kopje „Tweede Wereldoorlog”: „De Tweede Wereldoorlog doodde meer mensen, kostte meer geld, bracht meer schade aan eigendommen toe, trof meer mensen . . . dan enige andere oorlog in de geschiedenis. . . . Naar schatting bedroeg het totale aantal burgers en militairen dat in de oorlog omkwam, meer dan 22.000.000. Het aantal gewonden is op meer dan 34.000.000 geschat.” Waarlijk, de „weeën der benauwdheid” die Jezus voorzei, zijn groter geworden naarmate de „laatste dagen” zich naar hun climax spoeden.
Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog hebben wijdverbreide voedseltekorten de benauwdheid nog vergroot. Kort na de oorlog merkte het tijdschrift Look, in de uitgave van 11 juni 1946, op: „Een vierde van de wereld lijdt thans honger. Morgen zal het nog erger zijn. In het grootste deel van de wereld is de hongersnood thans verschrikkelijker dan de meesten van ons zich kunnen indenken. . . . Er zijn thans meer mensen wanhopig op zoek naar voedsel dan in enige andere tijd in de geschiedenis.”
Van nog recenter datum is dat wat het boek „Famine — 1975!”, door W. en P. Paddock, op de bladzijden 52, 55 en 61 over de huidige voedseltekorten zei: „In land na land, in werelddeel na werelddeel rond de onontwikkelde gordel van tropen en subtropen, grijpt de honger om zich heen. De crisis van thans kan slechts in één richting gaan — naar de catastrofe. Vandaag hongerige natiën; morgen natiën die de hongerdood sterven. . . . Tegen 1975 zullen burgerlijke ongeregeldheden, anarchie, militaire dictaturen, wilde inflatie, verstoringen van het vervoerwezen en chaotische onrust in veel van de hongerende natiën aan de orde van de dag zijn.”
Jezus voorzei ook het „toenemen der wetteloosheid” als een teken van de „laatste dagen” (Matth. 24:12). En God inspireerde de apostel Paulus om eraan toe te voegen: „In de laatste dagen [zullen] de mensen . . . zichzelf liefhebben, . . . ongehoorzaam [zijn] aan ouders, . . . zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, . . . met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, . . . goddeloze mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger voortgaan” (2 Tim. 3:1-5, 13). Dat zijn de toestanden die zich sinds 1914 als een explosie ontwikkeld hebben! U hebt ze toch met eigen ogen gezien?
Kijk alleen maar eens om u heen. Over de hele wereld neemt de wetteloosheid enorm toe. Een van Engelands meest vooraanstaande advocaten, Lord Shawcross, zei: „Bijna overal, met inbegrip van Sowjet-Rusland, schijnt de misdadigheid, en helaas vooral de jeugdmisdadigheid, toe te nemen. . . . Ook zijn onze statistieken niet overdreven. Integendeel, het aantal misdaden dat aan de politie bekend is, vormt waarschijnlijk slechts een klein deel van de misdaden die niet ontdekt zijn of die om de een of andere reden niet aan de politie zijn bericht.”a
Als nog een kenmerk van de „laatste dagen” noemde Jezus grote verwarring en vrees onder de natiën en hun leiders. Hij voorzei: „Op de aarde radeloze angst der natiën, die . . . geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen.” — Luk. 21:25, 26.
De vervulling van deze profetie spreekt wel heel duidelijk uit het nieuws in onze tijd. U.S. News & World Report van 27 november 1967, bladzijde 62, schreef: „Verkeert de wereld in grotere beroering dan vóór de Tweede Wereldoorlog? Ongetwijfeld. Gewapende conflicten komen gemiddeld eens per maand voor. Wanneer wij echte oorlogen, zoals die in Korea en Vietnam, niet meetellen, dan nog geeft het verslag meer dan 300 revoluties, staatsgrepen, opstanden en oproeren te zien die zich sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog over de hele wereld verspreid, hebben afgespeeld.”
Bij al deze dingen komt nog de vrees vernietigd te worden door de enorme voorraad kernwapens die sommige natiën bezitten. Een bekende redacteur, David Lawrence, schreef: „Het feit doet zich voor dat de grootste op zichzelf staande emotie die thans ons leven beheerst, vrees is. Het is vrees voor oorlog, vrees voor een grote slachting als gevolg van een atoomoorlog en vrees voor een onverhoedse aanval, als gevolg waarvan uitgestrekte gebieden van de aarde verwoest zouden worden en bezaaid zouden liggen met miljoenen doden.”b De voormalige Amerikaanse minister van defensie Robert S. McNamara zei: „Meer dan 120 miljoen Amerikanen zouden in het geval van een Russische raketaanval sterven . . . Als de stadscentra eronder zouden vallen, . . . zou de tol aan doden 149 miljoen bedragen.”c Het is precies zoals Jezus voorzegd heeft: de mensheid is bevreesd en de natiën verkeren in angst.
Alle voorzegde kenmerken van de „laatste dagen” zijn er. Ze bewijzen zonder enige twijfel dat wij ons sinds 1914 in de „laatste dagen” bevinden. Daarom was het in dat jaar dat Gods hemelse koninkrijk aan de macht is gekomen! — Openb. 11:17, 18.
Het is waar dat er in vroegere generaties perioden zijn geweest die gekenmerkt werden door geweld en veel immoreel gedrag. Het verval van het Romeinse Rijk is hiervan een voorbeeld. Maar nooit tevoren in de menselijke geschiedenis zijn alle omstandigheden die Jezus zo nauwkeurig heeft genoemd, in hetzelfde geslacht te zien geweest. En nooit tevoren hebben deze omstandigheden tegelijkertijd in elke natie op aarde bestaan. Thans leven wij niet slechts in de laatste dagen van één politiek rijk, maar in de „laatste dagen” van het hele goddeloze, door Satan bestuurde samenstel.
[Voetnoten]
a U.S. News & World Report, 1 november 1965, blz. 80.
b Ibid, 11 oktober 1965, blz. 144.
c New York Times, 19 februari 1965.