Een grote verandering nabij — Welke?
HET valt niet te betwijfelen, er is een grote verandering nabij. U hebt onlangs zomaar ineens grote veranderingen zien komen. De recente bevriezing van lonen en prijzen door de Amerikaanse president Nixon is hier een voorbeeld van. „Ik kijk nergens meer vreemd van op”, is een vaak gehoorde uitspraak.
Nu de kerken in een staat van beroering verkeren en het steeds moeilijker wordt orde en wet te handhaven, denkt u misschien dat er van alles kan gebeuren, zelfs in uw eigen buurt. Kunnen wij echter weten wat er werkelijk zal gebeuren? Gods grootste Profeet gaf een illustratie om ons te helpen dit te weten. Ze wordt gevonden in de bijbel, in Lukas 21:29-31.
Zoals deze illustratie aantoont, gaat er niet „van alles” gebeuren. In plaats daarvan worden wij vertroost door de verzekering dat God de aangelegenheid door middel van zijn koninkrijk gaat besturen. Wat er gaat gebeuren, zal voor ons bestwil zijn als wij nu de gelegenheid aangrijpen om te weten te komen wat wij moeten doen. Het gaat zeer snel gebeuren, want Jezus ging verder met te zeggen: „Dit geslacht [dat de toestand van thans meemaakt] zal geenszins voorbijgaan totdat alle dingen geschieden.” Om de waarheidsgetrouwheid van zijn verklaring te beklemtonen, zei hij vervolgens in feite dat het aannemelijker was dat de hemel en aarde zouden verdwijnen dan dat zijn woorden niet zouden uitkomen. — Luk. 21:32, 33
Als men Paulus’ beschrijving van de „laatste dagen” leest, is het bijna net alsof men de laatste krant leest. Paulus schreef: „Weet dit, dat er in de laatste dagen kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, geen natuurlijke genegenheid hebbend, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig.” Dit zou, zo zei Paulus, de situatie onder zogenaamde christenen zijn, onder degenen „die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten”. Beschouw elk van deze slechte trekken eens, en denk dan eens aan de keren dat u persoonlijk geschokt bent geweest als u zag of las dat zogenaamd „christelijke” mensen zich aan deze dingen schuldig maakten. — 2 Tim. 3:1-5.
U bent het er wellicht mee eens dat een grote verandering ophanden en noodzakelijk is, maar u hoort sommigen misschien zeggen: ’Natuurlijk vinden er veranderingen plaats, maar dat bewijst nog niet dat wij in de laatste dagen leven. Neen, wij maken gewoon een cyclus door.’
Dit is nu juist de houding waarover de apostel Petrus sprak. Hij waarschuwde „dat er in de laatste dagen spotters zullen komen met hun spotternij, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan en zeggen: ’Waar is nu de beloofde tegenwoordigheid van hem? Ach wat, van de dag af dat onze voorvaders zijn ontslapen, blijven alle dingen precies zo als sedert het begin der schepping’. (2 Petr. 3:2-4). Het is zeer gevaarlijk zo’n houding aan te nemen. Waarom?
GOD NIET TRAAG
Wel, astronauten hebben vanuit hun positie in de ruimte gezien dat de mens vergeleken met het universum onbeduidend is. De profeet sprak de waarheid toen hij zei: „Er is er Eén die woont boven het rond der aarde — waarvan de bewoners als sprinkhanen zijn” (Jes. 40:22). Mensen, vooral degenen die Jehovah tegenstaan, zijn voor God even onbeduidend als sprinkhanen voor mensen. En wat Gods zienswijze met betrekking tot tijd betreft, ook hiervoor legt God een andere maatstaf aan dan mensen. Petrus, die verder gaat met juist hierover te spreken, zegt dat de spotters, die God traag vinden, het feit over het hoofd zien dat „bij Jehovah een dag als duizend jaren is en duizend jaren als een dag”. — 2 Petr. 3:8.
Aangezien de waarschuwende boodschap gedurende de afgelopen vijftig jaar krachtig in de wereld en vooral in de christenheid is bekendgemaakt, hebben sommigen gezegd: ’Ach, er is al sinds mijn vaders tijd — voordat ik was geboren — gezegd dat wij in de laatste dagen leefden!’ Welnu, is vijftig jaar te lang om de natiën te waarschuwen? Als God zich werkelijk om de mensheid bekommert, zou dit dan op traagheid duiden?
Als een sprinkhaan in een akker de boer kon horen zeggen dat hij de akker ging afbranden, zou hij ook wel kunnen zeggen: ’Ach, hij heeft dat al in mijn vaders tijd gezegd en er is nog niets gebeurd.’ Dit sceptische insekt zou echter het feit over het hoofd zien dat wat twee of drie geslachten voor een sprinkhaan is, maar een korte tijd is voor een mens. Dat neemt niet weg dat die sprinkhaan in zijn eigen ’sprinkhanenleven’ de rampzalige gevolgen van deze spot zou kunnen ondervinden.
EEN VERANDERING OM ’S MENSEN BESTWIL
De boer zou misschien zijn akker afbranden om sprinkhanenplagen kwijt te raken en opdat de gewassen die er volgend jaar op groeien, kunnen gedijen. Zo heeft ook God zich voorgenomen niet de aarde te vernietigen, maar degenen die dingen beoefenen als gevolg waarvan de tijden kritiek zijn en moeilijk om in te leven, en die, door hun zelfzucht „de aarde ruïneren” en verontreinigen. Hij stelt er belang in dat mensen er in de juiste toestand op wonen. Hij verzekerde de Israëlieten dat zij naar hun land zouden terugkeren, waarbij hij over zichzelf sprak als „de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, Degene die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar ter bewoning geformeerd heeft”. Hij zal erop toezien dat de gehele aarde onder de veilige, vredige toestanden van zijn Koninkrijksregering bewoond wordt. — Openb. 11:18; Jes. 45:18.
Ja, God wenst geen mensen die louter „een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten”. Hij begeert mensen die ware godvruchtige toewijding hebben, die nota nemen van zijn Woord en dit opvolgen. De apostel Petrus schrijft: „Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden” (2 Petr. 2:9). De verandering die hij teweeg zal brengen, zal wonderbaarlijk zijn in de ogen van degenen die nu zijn in de bijbel opgetekende woord lezen en begrijpen. Zij zullen zich kunnen verheugen in de „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde [niet een nieuwe planeet, doch een mensenmaatschappij op een gereinigde, tot schoonheid gebrachte aarde], die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petr. 3:13). Door de bijbel te bestuderen, kunt u tot deze mensen gaan behoren.