Het Koninkrijk en de opstandingshoop
„Ik gelast u plechtig voor het aangezicht van God en Christus Jezus, die de levenden en de doden zal oordelen, en krachtens zijn manifestatie en zijn koninkrijk.” — 2 Tim. 4:1.
1. Waarom is de opstandingshoop zo belangrijk, gezien het aantal mensen dat ooit heeft geleefd, maar welke vragen komen er bij ons op?
DE SCHATTINGEN over het aantal mensen dat ooit op aarde heeft geleefd, variëren van 14 miljard tot 20 miljard. Ongeacht welk cijfer juist is, twee feiten zijn zeker: (1) Jehovah God weet precies hoeveel mensen er ooit hebben geleefd, en hij bezit de macht om iedereen ten aanzien van wie hij dit wil, tot het leven terug te brengen; (2) de huidige weergaloos grote wereldbevolking van ongeveer 4,4 miljard personen vormt klaarblijkelijk slechts een klein deel van het totale aantal mensen dat ooit heeft geleefd. De conclusie is onontkoombaar: verreweg het merendeel der mensen is dood en is voor toekomstig leven van de opstanding afhankelijk. Maar waarom zijn zij gestorven? En welke hoop bestaat er dat zij ooit weer zullen leven?
2. Wat verklaarde Petrus met betrekking tot Christus’ opstanding en welke positie Hij inneemt met betrekking tot de hoop op een opstanding?
2 In het jaar 36 G.T. verklaarde de apostel Petrus: „Ik bemerk zeer zeker dat God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid werkt, aanvaardbaar voor hem. . . . God heeft hem [Jezus Christus] op de derde dag opgewekt en heeft gegeven dat hij openbaar werd, niet aan het gehele volk, maar aan getuigen die door God tevoren waren aangewezen, aan ons, die, nadat hij uit de doden was opgestaan, met hem gegeten en gedronken hebben. Ook heeft hij ons bevolen tot het volk te prediken en een grondig getuigenis te geven dat deze Degene is die door God is verordend tot rechter van de levenden en de doden. Over hem leggen alle profeten getuigenis af dat een ieder die geloof in hem stelt, vergeving van zonden krijgt door middel van zijn naam.” — Hand. 10:34-43.
3. (a) Waarom zijn zoveel miljarden mensen gestorven? (b) Leg uit hoe Christus’ dood en opstanding de basis vormen voor de opstandingshoop.
3 Ja, dat er nu vele miljarden dode mensen in het graf liggen, is een gevolg van zonde, die is overgeërfd van de eerste mens Adam. Het is een feit dat „door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid. . . . Door de overtreding van de ene mens [heeft] de dood als koning . . . geregeerd” (Rom. 5:12, 17). Maar Christus is gestorven en „levend gemaakt in de geest” (1 Petr. 3:18). Door geloof te stellen in zijn vergoten bloed kan „een ieder” van „de levenden en de doden” „vergeving van zonden” krijgen en van de tirannieke heerschappij van koning Dood worden bevrijd. Om dit deelachtig te worden, zullen de meesten van de mensheid een opstanding nodig hebben. Paulus schrijft daarom: „Aangezien de dood door bemiddeling van een mens [Adam] is, is ook de opstanding der doden door bemiddeling van een mens [Jezus]” (1 Kor. 15:21). Christus bevestigde dit toen hij tegenover Martha verklaarde: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen” (Joh. 11:25). Christus’ dood en opstanding vormen de basis voor de opstandingshoop.
De „eerste opstanding”
4, 5. (a) Wat schreef Johannes over de „eerste opstanding”, en welke macht en positie ontvangen degenen die in deze opstanding delen? (b) Wat zei Jezus tot de elf getrouwe apostelen over hun toekomstige positie?
4 De bijbel toont aan dat Christus niet als enige „de levenden en de doden” zal oordelen. Toen de apostel Johannes een geïnspireerd visioen beschreef, zei hij: „Ik zag tronen, en er waren er die daarop gingen zitten, en hun werd macht gegeven om te oordelen. Ja, ik zag de zielen van hen die met de bijl ter dood waren gebracht wegens het getuigenis dat zij hadden afgelegd omtrent Jezus en wegens het spreken over God, en hen die noch het wilde beest [Satans politieke organisatie] noch zijn beeld hadden aanbeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand hadden ontvangen. En zij kwamen tot leven en regeerden als koningen met de Christus, duizend jaren lang. Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; over dezen heeft de tweede dood geen autoriteit, maar zij zullen priesters van God en van de Christus zijn en zullen de duizend jaren met hem als koningen regeren.” — Openb. 20:4, 6.
5 De elf loyale apostelen behoorden tot de eersten van deze toekomstige koningen en rechters die als getrouwe getuigen van Jezus en zijn Vader, Jehovah, zijn gestorven. In Lukas 22:28-30 beschrijft Jezus hen als personen die te zamen met hem in zijn koninkrijk op tronen zitten „om de twaalf stammen Israëls [de niet-priesterlijke stammen, die de rest van de mensheid afbeelden] te oordelen”.
6. Hoeveel mederechters zullen Christus assisteren wanneer hij de levenden en de doden oordeelt, en welke verandering ondergaan zij wanneer zij worden opgewekt?
6 Andere schriftplaatsen tonen aan dat dit unieke voorrecht om medekoningen en -rechters met Christus in zijn koninkrijk te zijn, is beperkt tot een „kleine kudde” van 144.000 getrouwe christenen die „van de aarde zijn gekocht”, „uit het midden van de mensen” (Luk. 12:32; Openb. 14:1-4). Dezen geven de normale en natuurlijke hoop om eeuwig op aarde te leven op ten einde ’één met hem [Christus] te zijn in de gelijkenis van zijn opstanding’ (Rom. 6:5). Paulus schreef ook nog over zulke personen: „Zo is het ook met de opstanding der doden. Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. . . . Het wordt gezaaid als een fysiek lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam. . . . Vlees en bloed [kunnen] Gods koninkrijk niet . . . beërven . . . Dit wat sterfelijk is, moet onsterfelijkheid aandoen.” — 1 Kor. 15:42-53.
7. Wat wordt in een woordenboek verklaard over onsterfelijkheid, en wat schreven Paulus en Petrus over de hemelse hoop?
7 Het is interessant dat in de New International Dictionary of New Testament Theology (Het nieuwe, internationale Nieuwtestamentische theologische woordenboek) de onwaarheid van de onschriftuurlijke gedachte dat iedereen een onsterfelijke ziel heeft, wordt aangetoond. Hierin wordt gezegd: „Onsterfelijkheid is niet het huidige bezit van alle mensen, maar iets wat christenen in de toekomst verwerven. Volgens 1 Kor. 15:42, 52 e.v. is er pas na de opstandingsverandering sprake van dat gelovigen het gewaad van onsterfelijkheid ’aandoen’. . . . er is geen onsterfelijkheid mogelijk zonder een voorafgaande opstanding.” De prijs van onsterfelijkheid wordt in werkelijkheid niet aan alle christenen geschonken, maar alleen aan degenen die delen in „de vroegere opstanding uit de doden”. Voor dezen is „een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis . . . in de hemelen weggelegd”. — Zie Romeinen 8:20-22; Filippenzen 3:10, 11; 1 Petrus 1:3, 4.
De tijd van de „eerste opstanding”
8. (a) Wanneer zou volgens de Schrift de „eerste opstanding” plaatsvinden? (b) Leg de betekenis uit van 1 Thessalonicenzen 4:14-17 en 1 Korinthiërs 15:51, 52.
8 In de Schrift wordt deze „eerste opstanding” met Christus’ „tegenwoordigheid” [Grieks: parousia] in verband gebracht (1 Kor. 15:23). De apostel Paulus schrijft: „De Heer zelf zal uit de hemel neerdalen met een bevelende roep, met de stem van een aartsengel en met Gods trompet, en zij die dood zijn in eendracht met Christus [vanaf de eerste eeuw en tot Christus’ komst tot de geestelijke tempel in 1918] zullen eerst opstaan.” Vervolgens zegt Paulus dat de gezalfde christenen „die in leven blijven tot de tegenwoordigheid [parousia] van de Heer” en die derhalve gedurende de parousia sterven, onmiddellijk opgewekt zullen worden en „in wolken [zullen] worden weggerukt, de Heer tegemoet in de lucht” (1 Thess. 4:14-17). Zij hoeven niet in het graf te „slapen” om op de opstanding te wachten. Wanneer zij sterven, worden zij „veranderd . . ., in een ogenblik, in een oogwenk”. — 1 Kor. 15:51, 52.
9. (a) Wanneer begon Christus’ onzichtbare tegenwoordigheid? (b) Wat zou er gedurende zijn tegenwoordigheid gebeuren, en waarom kunnen gezalfde christenen die gedurende Christus’ tegenwoordigheid sterven, „gelukkig” worden genoemd?
9 De gebeurtenissen die zich als een vervulling van de bijbelse profetieën hebben voorgedaan, geven te kennen dat Christus’ tegenwoordigheid of parousia in het gewichtige jaar 1914 is begonnen (Matth. 24:3, 7-14). Toen is „het koninkrijk der wereld . . . het koninkrijk van onze Heer [Jehovah] en van zijn Christus geworden”. Na deze wereldschokkende gebeurtenis brak „de bestemde tijd om de doden te oordelen” aan. Dit oordelen en het belonen van degenen die waardig gerekend werden, begon vanaf Christus’ komst tot de tempel, toen hij degenen die een gunstig oordeel ontvingen, in de „eerste opstanding” liet delen (Openb. 11:15-18). De gezalfde christenen die na de oprichting van Gods koninkrijk in getrouwheid sterven, worden „gelukkig” genoemd. Waarom? Omdat zij een ogenblikkelijke opstanding ontvangen, waardoor zij in staat worden gesteld onmiddellijk hun nieuwe taken met Christus Jezus in de hemel op zich te nemen. — Openb. 14:13.
10. Om welke redenen wordt de opstanding van de 144.000 de „eerste opstanding” genoemd?
10 De opstanding van het gehele aantal van 144.000 gezalfde christenen die zijn geroepen om te zamen met Christus in de hemel te regeren, wordt terecht de „eerste opstanding” genoemd. Dit is zo omdat ze in tijd voorafgaat aan de opstanding tot leven op aarde van de mensheid in het algemeen, zodat van de 144.000 kan worden gezegd dat zij „eerstelingen voor God en voor het Lam” worden (Openb. 14:1, 4; Jak. 1:18). Hierdoor verkrijgen zij een belangrijke positie, aangezien niemand van de andere mensen „afgescheiden van” deze 144.000 priesters, koningen en rechters „tot volmaaktheid gebracht” kan worden (Hebr. 11:40b; Openb. 22:1, 2). Bovendien is hun opstanding superieur aan elke aardse opstanding, aangezien de 144.000 „in de gelijkheid van [Christus’] opstanding” worden opgewekt tot onverderfelijk, onsterfelijk leven als geestelijke zonen van God. — Rom. 6:5.
De aardse opstanding
11. Welke verdere opstanding wordt in Openbaring hoofdstuk 20 genoemd?
11 Indien er een „eerste opstanding” is, moet er logischerwijs een latere opstanding zijn. Toen de apostel Johannes beschreef wat er zal gebeuren gedurende de duizendjarige oordeelsdag die eerder in hetzelfde hoofdstuk werd genoemd, zei hij:
„En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boekrollen geopend. Maar er werd een andere boekrol geopend; het is de rol des levens. En de doden werden geoordeeld op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven stonden, overeenkomstig hun daden.” — Openb. 20:12.
12, 13. (a) Waarom is het onlogisch te zeggen dat de overigen der doden pas na het millennium zullen worden opgewekt? (b) Wat is derhalve de betekenis van de uitdrukking ’tot leven komen’, die in Openbaring 20:5 wordt gebruikt? (c) Hoe zal worden bepaald wier namen uiteindelijk in „de rol des levens” geschreven zullen worden?
12 Deze „doden” zijn dezelfden als „de overigen der doden” die in 20 vers vijf van hetzelfde hoofdstuk worden genoemd en over wie wordt gezegd dat zij „niet tot leven [kwamen] totdat de duizend jaren geëindigd waren”. Dit kan niet betekenen dat zij pas na de duizendjarige oordeelsdag worden opgewekt, omdat degenen die in de „eerste opstanding” delen, „macht . . . om te oordelen” wordt gegeven en zij „priesters” zullen zijn die „de duizend jaren” met Christus ’als koningen zullen regeren’ (Openb. 20:4-6). Indien „de overigen der doden” pas na het einde van het millennium worden opgewekt, over wie zouden degenen die in de „eerste opstanding” delen, dan het oordeel moeten vellen en als koningen moeten regeren en ten behoeve van wie zouden zij dan als priesters moeten handelen?
13 Daarom moet de uitdrukking ’tot leven komen’ betrekking hebben op de situatie aan het einde van de duizendjarige oordeelsdag. Dat deze personen ’tot leven komen’, betekent dat zij uiteindelijk menselijke volmaaktheid verwerven. Zij zullen in dezelfde volmaakte toestand verkeren als Adam en Eva in de hof van Eden. Hoe zal Jehovah dan bepalen wier namen in „de rol des levens” of „het boek des levens” geschreven zullen worden? Dit zal gebeuren door middel van een laatste beproeving waaraan de mensheid wordt onderworpen (Openb. 20:7-10, 12, 15). Degenen die zich gedurende de laatste beproeving getrouw betonen aan God, zullen door Jehovah zelf ’rechtvaardig worden verklaard’ en „de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” op aarde binnengaan (Rom. 8:21, 33). Zij zullen de goddelijke waarborg ontvangen van eeuwig leven, in tegenstelling tot Adam, die onder de beproeving bezweek, zodat de door God gezonden cherubs beletten dat hij zich toegang verschafte tot de „boom des levens”. — Gen. 2:9; 3:22-24.
14. In welke opzichten zal de opstanding van mensen op aarde gedurende het millennium een „betere opstanding” zijn?
14 Aangezien alle „overigen der doden” die gedurende Christus’ duizendjarige regering worden opgewekt, aldus de gelegenheid zullen hebben zich het voorrecht waardig te betonen dat hun namen blijvend op Jehovah’s „rol des levens” worden geschreven en dat zij eeuwig onder Gods koninkrijk mogen leven, worden er door hun opstanding betere gelegenheden voor hen geopend dan wat de enkele mensen te beurt viel die in bijbelse tijden werden opgewekt maar die weer zijn gestorven (1 Kon. 17:17-24; 2 Kon. 4:17-37; 13:20, 21; Matth. 9:18, 23-26; Luk. 7:11-15; Joh. 11:38-44; Hand. 9:36-41; 20:7-12). Mannen en vrouwen uit de oudheid zijn tot de dood toe getrouw gebleven aan Jehovah ten einde een „betere opstanding” onder het koninkrijk, of de „stad”, van de Messías te verkrijgen. — Hebr. 11:10, 13, 14, 35.
Opstanding en oordeel
15, 16. (a) Moeten wij bevreesd zijn voor de Oordeelsdag? Leg dit uit. (b) Door wie zal het oordeel worden geveld, en op grond waarvan?
15 Wij hebben gezien dat „de overigen der doden” gedurende het millennium worden opgewekt om „geoordeeld” te worden „overeenkomstig hun daden” die zij dan verrichten (Openb. 20:12). De griezelige gedachte aan een dag des oordeels waarin iedereen die ooit heeft geleefd zich voor zijn vroegere zonden zal moeten verantwoorden, is niet op de bijbel gebaseerd. De context toont aan dat er goddelijke „rollen” of wetboeken geopend zullen worden en dat de opgestane doden geoordeeld zullen worden „op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven” staan, „overeenkomstig hun daden”, dat wil zeggen, overeenkomstig hun gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid aan zulke goddelijke instructies.
16 Door wie zal het oordeel worden geveld? De apostel Paulus schreef dat Christus Jezus „de levenden en de doden zal oordelen”, terwijl hij terzelfder tijd over Christus’ „manifestatie en zijn koninkrijk” sprak (2 Tim. 4:1). Te zamen met Christus zullen er gedurende zijn duizendjarige koninkrijk 144.000 mederechters op „tronen” zitten (Luk. 22:28-30; Openb. 20:4, 6). Paulus schreef: „Weet gij niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen?” — 1 Kor. 6:2.
17, 18. (a) Is er sprake van een tegenstrijdigheid tussen Johannes 5:29 en Openbaring 20:12? Leg dit uit. (b) In welk opzicht zullen sommigen ’te voorschijn komen tot een opstanding des oordeels’?
17 Jezus verwees naar hetgeen er zal gebeuren gedurende zijn duizendjarige regering, welke tevens een duizendjarige oordeelsdag zal zijn. Hij zei hierover: „Want de Vader oordeelt volstrekt niemand, maar heeft het gehele oordeel in handen van de Zoon gelegd. . . . Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.” — Joh. 5:22-29.
18 Is dit in tegenspraak met Openbaring 20:12, waar wij lezen dat de doden worden „geoordeeld op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven stonden”, welke boekrollen pas gedurende het millennium „geopend” zullen worden? In het geheel niet. Jezus’ woorden in Johannes hoofdstuk 5 moeten worden begrepen in het licht van zijn latere openbaring aan Johannes (Openb. 1:1). Zowel „zij die goede dingen hebben gedaan” als „zij die verachtelijke dingen hebben beoefend”, zullen tot „de doden” behoren die „ieder afzonderlijk geoordeeld [zullen worden] overeenkomstig hun daden” die zij na hun opstanding verrichten (Openb. 20:13). Toen Jezus de „opstanding des levens” tegenover de „opstanding des oordeels [Grieks: anastasis kriseoos]” stelde, verwees hij naar het eindresultaat van zulke opstandingen. In Thayer’s Greek-English Lexicon wordt anastasis kriseoos gedefinieerd als een opstanding „gevolgd door veroordeling”. De persoon wordt niet opgewekt ten einde automatisch veroordeeld te worden, maar zijn opstanding zal door een veroordeling worden gevolgd indien hij weigert „de dingen die in de boekrollen geschreven stonden” op te volgen, met het gevolg dat zijn naam niet „in het boek des levens geschreven” wordt. Hij zou dan „de tweede dood” sterven, zonder een toekomstige hoop op een opstanding. — Openb. 20:14, 15; 21:8.
19 en voetnoot. (a) Hoe is Johannes 5:29 in een Franse bijbelvertaling vertaald, en pas wanneer zal het duidelijk worden dat iemand een opstanding „des levens” of „des oordeels” heeft ontvangen? (b) Komen de in Handelingen 24:15 genoemde „rechtvaardigen” en „onrechtvaardigen” te voorschijn tot respectievelijk een „opstanding des levens” en een „opstanding des oordeels”? Leg dit uit.
19 Het is interessant op te merken dat Johannes 5:29 in de Franse Traduction œcuménique de la Bible (uitgegeven door een groep katholieke en protestantse geleerden) als volgt wordt weergegeven: „Degenen die goed hebben gehandeld, zullen te voorschijn komen voor de opstanding die tot leven leidt; degenen die kwaad hebben beoefend, voor de opstanding die tot het oordeel leidt.” Pas wanneer het eindresultaat van iemands opstanding duidelijk wordt, zal bekend zijn of zijn opstanding een „opstanding des levens” of een „opstanding des oordeels” is geweest.a
20. (a) Wie zullen het „water des levens” moeten drinken, en waarom? (b) Welke vraag zal in het volgende artikel worden onderzocht?
20 Zowel degenen die uit de doden worden opgewekt als de „grote schare” overlevenden van de ophanden zijnde „grote verdrukking” zullen het „water des levens” moeten drinken, dat wil zeggen, zij zullen een dankbaar gebruik moeten maken van Christus’ loskoopoffer en alle andere voorzieningen die Jehovah treft ten einde de mensheid van zonde en de dood te bevrijden (Openb. 7:9, 10, 14, 17; 22:1, 2). Deze voorzieningen zullen gedurende het duizendjarige Koninkrijk door Christus en zijn 144.000 priesterlijke mederechters worden verschaft. Maar zullen alle doden terugkomen om geoordeeld te worden, met inbegrip van de slachtoffers van de naderende „grote verdrukking”? In het volgende artikel zal hier verder op worden ingegaan.
[Voetnoten]
a Degenen die tot een „opstanding des levens” of een „opstanding des oordeels” worden opgewekt, moeten niet als identiek worden beschouwd met de „rechtvaardigen” en de „onrechtvaardigen” die in Handelingen 24:15 door Paulus worden genoemd. Paulus spreekt over de situatie waarin personen verkeren wanneer zij worden opgewekt, gebaseerd op hun gedrag vóór de dood. De „rechtvaardigen” zullen hun rechtvaardige handelwijze moeten voortzetten door gehoorzaam te zijn aan de dingen die in de „boekrollen” geschreven staan. Anders zou hun opstanding uiteindelijk een „opstanding des oordeels” kunnen blijken te zijn. Indien personen uit de groep van „onrechtvaardigen” daarentegen berouw hebben, Christus’ loskoopoffer aanvaarden en gehoorzaam zijn aan hetgeen in de „boekrollen” geschreven staat, zou hun opstanding een „opstanding des levens” kunnen blijken te zijn.
OVERZICHTSVRAGEN
□ In welk opzicht is Christus „de opstanding en het leven”?
□ Wie delen in de „eerste opstanding”, en in welke activiteiten zullen zij de Koning Jezus Christus assisteren?
□ Waarom is de uitdrukking „eerste opstanding” passend?
□ Hoe komen „de overigen der doden” na het millennium „tot leven”, en in welk opzicht is hun opstanding superieur aan die van mensen die in bijbelse tijden tot leven op aarde werden opgewekt?
□ Op grond waarvan zullen degenen die worden opgewekt, geoordeeld worden, en wat zullen zij nodig hebben om van zonde en dood bevrijd te worden?
[Inzet op blz. 21]
„Onsterfelijkheid is niet het huidige bezit van alle mensen, maar iets wat christenen in de toekomst verwerven. . . . er is geen onsterfelijkheid mogelijk zonder een voorafgaande opstanding.” — The New International Dictionary of New Testament Theology.
[Illustratie op blz. 23]
De bijbel toont aan dat velen een opstanding tot leven op aarde zullen ontvangen