-
De handelswereld heeft reden om rouw te bedrijvenDe Wachttoren 1967 | 15 december
-
-
aan beide zijden voor de strijders gebeden hebben, waardoor zij bijdroegen tot het oplaaien van haat. Een Brits officier schreef tijdens de Eerste Wereldoorlog: „De christelijke kerken zijn de beste bloeddorstige herriemakers die wij hebben, en wij hebben er onbelemmerd gebruik van gemaakt” (A Brass Hat in No Man’s Land). De leiders van de wereldpolitiek weten dat deze mannen, die beweren dat zij voor vrede zijn, er niet alleen niet in geslaagd zijn deze oorlogen te doen ophouden, maar er hun goedkeuring aan hebben gehecht. Zo dreef Babylon handel in „menselijke zielen”, in levens. — Openb. 18:13.
HOE TOT HEN TE GAAN BEHOREN DIE ZICH VERHEUGEN
20. (a) Zullen wij de vernietiging van de valse religie vol vrees onder de ogen zien, vanwege de economische situatie die er het gevolg van zal zijn? (b) Hoe kunnen wij onze persoonlijke situatie nu onderzoeken om het grotere geluk te kunnen ontvangen?
20 Zullen wij de vernietiging van Babylon de Grote, die zeker zal plaatsvinden, met verwarring aanschouwen vanwege het geldelijk verlies en de economische crisis die hierdoor wellicht wordt veroorzaakt? Neen, er dient veeleer de meeste spoed betracht te worden om aan de bloedschuld die op Babylon de Grote rust, te ontkomen door ons tot Jehovah God te wenden, ons aan hem op te dragen en deze opdracht zo spoedig mogelijk door middel van de waterdoop te symboliseren, waarbij wij God een verzoek doen om een goed geweten (1 Petr. 3:21). Wanneer wij dan Gods opgedragen dienstknechten zijn, moeten wij er zorgvuldig voor waken niet betrokken te raken in werk voor of financiële ondersteuning van Babylon de Grote, en dienen wij ons verre te houden van elke deelname aan haar religieuze ondernemingen en van elke handel in haar religieuze voorwerpen. Zelfs als het betekent dat u geld zult verliezen of een andere werkkring moet zoeken om in uw levensonderhoud te voorzien, dan is het toch veel beter u onder hen te bevinden die zich volkomen onbesmet van haar bewaren. Het zal een groter geluk schenken blij te zijn over de val van Babylon omdat u aan Jehovah’s zijde staat en eeuwig leven in het vooruitzicht hebt, dan u een korte tijd met haar te verheugen en daarna rouw te bedrijven vanwege het verlies van materiële bezittingen en, wat nog veel ernstiger is, vanwege het verlies van het leven. — Luk. 9:25; Openb. 18:4.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1967 | 15 december
-
-
Vragen van lezers
● Volgens Lukas 22:37 moest Jezus in vervulling van Jesaja 53:12 „onder de wettelozen gerekend” worden. Moeten Jezus’ discipelen als de „wettelozen” beschouwd worden omdat sommigen van hen een zwaard droegen? — A.F., V.S.
Neen, er blijkt niet dat Jezus’ volgelingen, zelfs al hadden zij toen twee zwaarden, de „wettelozen” waren. Dit gedeelte van Jesaja 53:12 werd veeleer vervuld toen hij tussen twee misdadigers in aan de paal werd gehangen. Wanneer wij de context van Jezus’ woorden aan een onderzoek onderwerpen, kunnen wij beter begrijpen waar hij het over had. Lukas 22:35-38 luidt:
„Ook zei hij tot hen: ’Toen ik u uitzond zonder beurs en voedselzak en sandalen, heeft het u toen aan iets ontbroken?’ Zij zeiden: ’Neen!’ Toen zei hij tot hen: ’Laat nu echter degene die een beurs heeft, die nemen, insgelijks ook een voedselzak; en laat degene die geen zwaard heeft, zijn bovenkleed verkopen en er een kopen. Want ik zeg u dat dit wat geschreven staat, in mij volbracht moet worden, namelijk: „En hij werd onder de wettelozen gerekend.” Want dat wat mij aangaat, is zich aan het voltrekken.’ Toen zeiden zij: ’Heer, zie! hier zijn twee zwaarden.’ Hij zei tot hen: ’Het is genoeg.’”
De Heer bracht de laatste avond voor zijn dood samen met zijn discipelen door. Hij besefte dat als hij eenmaal gearresteerd en terechtgesteld zou zijn, de omstandigheden voor hen zouden veranderen. Toen hij hen voordien had uitgezonden, waren zij door de mensen verwelkomd en er was voor hen gezorgd, maar nu zou alles veel moeilijker worden (Mark. 6:7-11). Van nu af aan zouden zij door de meerderheid der mensen niet hartelijk ontvangen worden, maar zouden
-