Denkt u redelijk over religie?
1, 2. Welk standpunt nemen sommige personen ten aanzien van religie in?
VELE mensen die in deze tijd over religie worden aangesproken, zeggen: „Ik heb het druk. Ik heb geen tijd om over religie te spreken. Ik heb deze week een godsdienstoefening bijgewoond en dat is voldoende.” Anderen zijn van mening dat iemands religie een strikt persoonlijke aangelegenheid is en dat — alhoewel andere zaken, zelfs politiek, besproken kunnen worden — een gesprek over religie van een slechte smaak getuigt en taboe is.
2 Is dit een redelijk standpunt? Is het praktisch en getuigt het werkelijk van wijsheid? Is religie iets wat wij apart van het leven en het werk van alledag kunnen behartigen, zonder dat ze op onze conversatie van invloed is? Welke houding ten aanzien van religie is redelijk?
3. Welke superioriteit ten opzichte van de dieren heeft de mens ten gevolge van het vermogen om logisch na te denken?
3 De mens bezit het vermogen om logisch na te denken, en daardoor redelijk te zijn. Als gevolg van dit vermogen is hij in staat feiten op een ordelijke wijze bijeen te brengen, inzicht te verwerven, op zijn eigen kennis en de bijeengebrachte kennis van zijn voorvaders voort te bouwen en vorderingen te maken. De lagere dieren bezitten dit vermogen niet. Een koe is wel in staat om alles om haar heen te zien, maar ze kan er slechts een paar — indien enige — conclusies uit trekken. Ze is niet verder gevorderd op het gebied van kennis en inzicht ten aanzien van het universum dan haar voorgeslacht van duizenden jaren geleden.
4. Met het oog waarop dient de mens zijn vermogen om logisch na te denken te gebruiken, en wat is het belangrijkste gebruik ervan?
4 De mens bezit op grond van dit vermogen om logisch na te denken beslist een grote superioriteit. Waarom zou hij dit vermogen dan niet bij alles wat hij onderneemt, gebruiken? De meeste mensen zullen toegeven dat men, om een zaak, vak of beroep tot een succes te maken, er eerst kennis over moet bezitten. Men moet wijsheid en onderscheidingsvermogen hebben, scherpzinnig zijn en voortdurend zijn vermogen om logisch na te denken gebruiken. Hoeveel belangrijker is het dan niet om ten aanzien van aangelegenheden die zowel óns leven, geluk en welzijn als dat van ons gezin betreffen, logisch na te denken! In aangelegenheden die maatstaven en beginselen betreffen en in onze religie moeten wij redelijk, scherpzinnig, schrander en praktisch zijn.
5. Hoe zou iemand, door onredelijk te zijn, hard aan zijn succes kunnen werken en toch onsuccesvol kunnen zijn?
5 Iemand zou een bijzonder succesvolle zakenman kunnen zijn die in de stoffelijke behoeften van zijn gezin kan voorzien en ervoor kan zorgen dat zij van alles het beste krijgen. Hij wijdt veel zorg aan de kwaliteit van datgene wat hij zijn gezin verschaft, terwijl hij bijna al zijn tijd aan zijn werk en aan het verschaffen van deze voorzieningen besteedt. Terzelfder tijd zou hij de opvoeding in de uiterst belangrijke aangelegenheden van geloof, leven en religie — het geestelijke welzijn van zijn gezin — aan anderen kunnen overlaten. Wellicht betaalt hij anderen hiervoor in plaats dat hij er zelf op toeziet. Hij is met al zijn „succes” onredelijk, terwijl hij in werkelijkheid geen succes blijkt te hebben. Stoffelijke dingen, ja, zelfs een wereldlijke opleiding, vormen geen waarborg voor werkelijk succes.
6. Als gevolg van welke onredelijke handelwijze zijn vele gezinnen ongelukkig?
6 Vele ouders hebben hun kinderen, voor wie zij in stoffelijk opzicht en zelfs wat het genieten van onderwijs betreft, goed hebben gezorgd, misdadig zien worden. Deze kinderen zijn geestelijk te gronde gegaan doordat hun ouders zo onredelijk waren om hun geestelijke opvoeding over het hoofd te zien. Sommigen hadden wellicht geen religie. In andere gevallen accepteerden de kinderen, zonder hier logisch over na te denken, de religie van hun ouders, of misschien werd het hun toegestaan zelf een keuze te doen, hoewel er niet over werd nagedacht of deze religie of handelwijze hen er werkelijk toe zou leiden God te aanbidden en rechtvaardige maatstaven te volgen. Deze ouders hebben er niet zo diep over nagedacht dat zij inzagen dat religie iets ernstigs is — iets waarover voortdurend moet worden gesproken en waarin zij hun kinderen voortdurend moeten voorgaan — en dat zij Gods woorden, in overeenstemming met het bijbelse gebod, bij ’hun kinderen dienen in te prenten’ en daarover dienen te spreken, „wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat”. Wanneer zij bij het terugkijken logisch zouden nadenken, zouden zij kunnen inzien dat zij verkeerd hebben gehandeld door hun kinderen niet „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” groot te brengen. — Deut. 6:7; Ef. 6:4, NW.
7. Wat is derhalve de juiste houding ten opzichte van religie, met welk resultaat?
7 Het getuigt derhalve van wijsheid wanneer u redelijk of logisch over uw religie nadenkt, ja, wanneer u voor deze uiterst belangrijke aangelegenheid uw gehele denkvermogen inschakelt. U dient er verlangend naar en verheugd over te zijn er met anderen over te redeneren, niet alleen om u ervan te vergewissen dat u de juiste handelwijze volgt, maar ook opdat u anderen kunt helpen. Door u als een basis voor het opbouwen van uw gedachten tot Gods Woord te wenden en dit met anderen te doen, zult u door God worden gezegend en het respect en de liefde van rechtvaardig gezinde mensen winnen. — Mal. 3:16.
DE OORSPRONG EN HET JUISTE GEBRUIK VAN HET VERMOGEN OM LOGISCH NA TE DENKEN
8. Hoe ontving de mens het vermogen om logisch na te denken? Geef hier een bewijs van.
8 Hoe en uit welke bron ontving de mens het waardevolle vermogen om logisch na te denken? Door hier dit antwoord op te verkrijgen, kan men vaststellen hoe dit vermogen gebruikt dient te worden en waartoe het juiste gebruik ervan zal leiden. Oorspronkelijk heeft de mens het vermogen om logisch na te denken van zijn Schepper ontvangen. Het is niet zo dat de mens na verloop van vele millenniums tot ontwikkeling is gekomen en dat hij dit vermogen geleidelijk aan heeft aangekweekt. Door archeologen gedane ontdekkingen brengen aan het licht dat de oudste bewijzen dat een plaats door mensen werd bewoond, erop duiden dat er een ingewikkelde beschaving was, dus dat de mens van het begin af aan over het vermogen om logisch na te denken, heeft beschikt. ’s Mensen oudste geschiedenisboek, de bijbel, deelt ons mee dat de eerste mens Adam dit vermogen bezat. Dit bericht toont aan dat de mens heerschappij over de lagere dieren zou ontvangen. In overeenstemming hiermee ontving hij het voorrecht om deze dieren gade te slaan, over hun gewoonten en bijzondere eigenschappen na te denken en ze passende namen te geven. Toen hij deze schepselen en de manier waarop zij zich voortplantten, gadesloeg, overwoog hij bij zichzelf dat er tot op die tijd nog geen aanvulling voor hem was gevonden. — Gen. 1:28; 2:18-20.
9. (a) Hoe was een juist gebruik van het vermogen om logisch na te denken, Adam tot nut? (b) Hoe kwam het dan dat dit denkende schepsel tot een rampspoedig einde kwam?
9 Het is dus duidelijk dat Jehovah God, de Schepper, de mens de gave van het vermogen om logisch na te denken heeft geschonken. Hierdoor werd de mens in staat gesteld uit de feiten die hij waarnam, gevolgtrekkingen te maken, ze te vergelijken en de hem door zijn Schepper gegeven inlichtingen te begrijpen en toe te passen. Hij werd erdoor in staat gesteld om op een praktische wijze in het belang van zijn eigen welzijn, gezond verstand te gebruiken. Ook was het hierdoor voor hem mogelijk om duidelijk in te zien in welke verhouding hij tot zijn Schepper, Jehovah God, stond. Dat hij zijn onderworpenheid aan God erkende, blijkt duidelijk uit de nadrukkelijke instructies die hij zijn vrouw Eva over Gods wet met betrekking tot het eten van de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad, gaf (Gen. 2:17; 3:2, 3). Adam bevond zich aldus in een gelukkige toestand van vrede met God en in harmonie met de gehele schepping. Pas later, toen hij de juiste stand van zaken, de feiten, en datgene wat hem door God was geopenbaard, uit het oog verloor, dacht hij niet langer logisch na en werd hij onredelijk, terwijl hij voor een juiste gedachtengang een veeleer uit begeerte dan uit een juiste gedachtengang voortspruitende valse logica in de plaats stelde. — Jak. 1:14, 15.
10. Wat betekent het God met geest en waarheid te aanbidden?
10 Jezus heeft gezegd dat de mens God „met geest en waarheid” dient te aanbidden (Joh. 4:23, 24, NW). Dit betekent dat de mens God niet kan aanbidden door zich met zijn vermogen om logisch na te denken geheel en al op de fysieke, stoffelijke dingen die hij ziet, te concentreren; wanneer hij deze dingen ziet, moet hij echter beseffen dat God bestaat, dat hij onzichtbaar is — niet stoffelijk, maar een geest van een verreweg superieure intelligentie — en dat wij ons als zijn schepselen voor de openbaring van zijn voornemens op hem dienen te verlaten. De ontwikkeling van een juiste gedachtengang dient door God geleid te worden. God ’met waarheid’ aanbidden, betekent ten aanzien van geloof en de beoefening van religie een handelwijze te volgen die niet in strijd, maar in overeenstemming is met de werkelijke stand van zaken, dus niet in overeenstemming met iemands verbeeldingskracht of persoonlijke filosofie. Men dient God dan als de God der waarheid te erkennen en de wetten van de Schepper — zowel de natuurlijke wet als de in de bijbel uiteengezette wet die ’s mensen morele en geestelijke handelwijze beheerst — te erkennen. — Spr. 3:5; 1 Kor. 2:10.
11. Welke feiten en beginselen zullen aan degene worden geopenbaard die zijn vermogen om logisch na te denken op de juiste wijze gebruikt?
11 Degenen die hun vermogen om logisch na te denken, wensen te gebruiken, zullen bemerken dat God in overvloedige bewijzen heeft voorzien om de denker erbij te helpen vast te stellen 1. dat God bestaat en 2. dat zijn voornaamste eigenschappen liefde, gerechtigheid, wijsheid en macht zijn. De denker zal ook aan de aard van alles om hem heen kunnen zien dat hij aan een superieure autoriteit onderdanig is. In de eerste plaats bemerkt hij dat de wetten waardoor de natuurlijke dingen worden beheerst, niet straffeloos verbroken kunnen worden. Hij ontdekt dat er ook morele wetten zijn. Vervolgens ziet hij in dat hij aan een bepaalde orde van dingen onderworpen moet zijn. Hij kan niet absoluut onafhankelijk leven. Er moet een organisatie zijn. In het geval van een organisatie dient er iemand te zijn die de leiding heeft. Er dient een regering te zijn. Het is dus noodzakelijk dat iedereen aan die regering onderworpen is.
12. Hoe beseft de juiste denker de noodzaak van een door de Almachtige God bestuurde regering?
12 Door verder logisch na te denken, zal ook worden vastgesteld dat deze regering met het oog op het grootste welzijn van de mens en het universum een rechtvaardige regering moet zijn die de eigenschappen welke in God worden aangetroffen, tentoonspreidt. Zoals door millenniums van menselijk experimenteren en door het feit dat de mens niet de noodzakelijke macht of het inzicht en de uitnemende positie bezit om op juiste wijze over zijn medemensen te regeren, wordt aangetoond, kan de mens deze soort van regering niet brengen. Bovendien zijn niet alle mensen zo redelijk dat zij een juiste regering willen erkennen. Alleen degenen die bereid zijn om hun handelwijze volledig in overeenstemming te brengen met waarheid, kunnen vreedzaam onder een regering te zamen leven. De denker wordt hierdoor op de noodzaak van een regering door God gewezen. Gedurende het denkproces wordt het duidelijk dat een God van liefde mededeelzaam zou zijn en de mens over zijn voornemens en voorzieningen zou inlichten. Hierdoor wordt de aandacht van de denker op de bijbel, Gods Woord, gevestigd, waarin God op vriendelijke en liefdevolle wijze openbaart dat hij werkelijk in een dergelijke regering heeft voorzien. Deze regering, zo verklaart God, zal alle onredelijke mensen vernietigen en degenen die „met geest en waarheid” aanbidden, over de gehele aarde vrede en geluk brengen. — 2 Petr. 2:12; Dan. 2:44; Jes. 9:5, 6 6, 7.
WERELDSE FILOSOFIE GEEN PRAKTISCHE DENKWIJZE
13, 14. (a) Stel het resultaat van een juiste denkwijze tegenover dat van wereldse filosofie. (b) Hoe alleen kunnen problemen van afzonderlijke personen of groepen van personen op juiste wijze worden opgelost?
13 Door een juiste denkwijze wordt dus geloof bevestigd, want „geloof is de verzekerde verwachting van datgene waarop men hoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die toch niet worden gezien” (Hebr. 11:1, NW). Een onjuiste denkwijze, gebaseerd op onjuiste vooropgezette stellingen of verkeerde vergelijkingen, leidt tot verkeerde conclusies en verlies van geloof. Dit is met de wereldse filosofie, die de leiding van Gods Woord heeft genegeerd, het geval. De wereldse filosofen geloven in ’s mensen onvolmaakte kennis en denkvermogen. Hoewel zij „altijd leren”, kunnen zij „toch nimmer tot een nauwkeurige kennis der waarheid . . . komen”. — 2 Tim. 3:7, NW.
14 Hoe komt het dat „de wijsheid dezer wereld . . . dwaasheid [is] voor God”? Omdat de wereld niet het bijbelse gebod toepast om „geestelijke zaken met geestelijke woorden [te] combineren”. Wanneer zich een probleem voordoet ten aanzien van een aangelegenheid welke het gedrag betreft — of dit nu een afzonderlijke persoon, een gezin, of een gemeenschap geldt of op nationale schaal voorkomt — is dit een geestelijke aangelegenheid waar zowel het leven en het geluk als de verhouding van één persoon of vele personen tot God bij betrokken is. Het kan niet op juiste wijze worden opgelost door filosofie of traditie, en ook niet door vergelijkingen te trekken met de handelwijze van anderen. Ook kan het niet door conferenties van wereldleiders, die de onvolmaakte nakomelingen van de onredelijke Adam zijn, worden opgelost. Alleen de maatstaven van Gods Woord kunnen als een norm of maatstaf worden gebruikt. Daarom dient Gods Woord geraadpleegd te worden. Hierin zullen „geestelijke woorden” worden gevonden die het juiste antwoord bevatten, want dit boek geeft niet alleen afzonderlijke personen raad over de handelwijze die zij in hun leven dienen te volgen, maar bevat tevens raadgevingen voor natiën, aangezien het ook een boek is waarin veel regeringswetten voorkomen. — 1 Kor. 3:19; 2:13, NW.
15, 16. Geef een voorbeeld van de misleidende invloed van wereldse filosofie.
15 Door een paar voorbeelden wordt de nutteloosheid van wereldse filosofie geïllustreerd, terwijl erdoor wordt aangetoond dat ze haar aanhangers van het erkennen van de feiten afhoudt en niet ’met waarheid’ handelt. In een boek getiteld „The Universe and Dr. Einstein” wordt op bladzijde 21 de volgende verklaring afgelegd: „Geleidelijk aan kwamen filosofen en geleerden tot de verrassende conclusie dat — aangezien elk voorwerp eenvoudig de som van zijn eigenschappen is en eigenschappen alleen maar in de geest bestaan — het gehele objectieve universum van materie en energie niet bestaat, behalve dan als een maaksel van het bewuste . . . Het is zoals Berkeley, de aartsvijand van het materialisme, het uitdrukte: ’Het gehele heir des hemels en alles waarmee de aarde is bekleed, in één woord alle lichamen die te zamen het machtige samenstel van de wereld uitmaken, bezitten zonder de geest geen enkele substantie . . . Zolang ze niet werkelijk door mij worden waargenomen of in mijn geest, of in die van een andere geschapen geest, bestaan, moeten ze er óf in het geheel niet zijn óf anders in de gedachte van de een of andere Eeuwige Geest bestaan.’” In het heiligdom van de filosofie verwerpen zij een praktische denkwijze en komen zij tot de conclusie dat alles wat bestaat, er in werkelijkheid wel eens helemaal niet zou kunnen zijn!
16 In deze tijd heeft een dergelijke filosofie haar volgelingen ertoe geleid te denken dat er geen fundamentele of absolute waarheid en dus geen bron van waarheid is. Zelfs beginselen worden om redenen van eigenbelang en opportunisme terzijde geschoven. Een student in de filosofie legde hier in een gesprek met een predikant sterk de nadruk op. Hoewel hij de bijbel nog nooit had gelezen, deed hij niets liever dan dit boek in diskrediet te brengen. De predikant opperde de gedachte dat de bijbel zijn superieure oorsprong aantoonde door de hoge beginselen en maatstaven die erin worden uiteengezet. De student antwoordde: „Och, maatstaven en beginselen zijn afhankelijk van de beschaving waarin men zich bevindt. In sommige plaatsen wordt sodomie bijvoorbeeld als iets gewoons en aanvaardbaars beoefend.” De predikant vroeg: „Zou dit echter de maatstaf zijn die u graag zou willen accepteren of die u gewenst acht” Het antwoord luidde: „Als ik in zo’n gemeenschap zou leven, geloof ik van wel.” Wat een gebrek aan rechtschapenheid op het gebied van beginselen! Wat een onredelijke houding en een onpraktische denkwijze!
17. Hoe kan een juiste denkwijze een bescherming zijn?
17 Een juiste denkwijze, welke door Gods Woord wordt geleid, kan u ervan weerhouden om evenals deze student in de filosofie in een strik van verwarring en tegenspraak ten aanzien van feiten en beginselen te geraken. U zult erdoor worden geholpen praktisch te zijn en volgens opbouwende maatstaven te leven. U zult er zo verstandig door worden dat u de verlagende invloed en verkeerde maatstaven van een verdorven wereld zult vermijden, terwijl u in plaats daarvan datgene zult accepteren en volgen wat het juiste gebruik van uw vermogens en succes en geluk tot resultaat heeft. — Joz. 1:8.
18, 19. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat wij een handelwijze volgen die op een juiste denkwijze is gebaseerd?
18 Christus Jezus, Gods Zoon, is naar de aarde gekomen om deze praktische wijsheid aan ons te openbaren. Door hem te volgen en zijn handelwijze na te streven, geeft men er blijk van over een gezond verstand te beschikken en zal men datgene wat werkelijk begerenswaardig is, te zamen met eeuwig leven, vinden. Als de gepersonifieerde wijsheid nodigt hij ons uit onze verstandelijke vermogens te gebruiken en uit te breiden, wanneer hij zegt: „Ik, de Wijsheid, woon bij de schranderheid en ik verkrijg [de kennis van het denkvermogen]. . . . Ik heb lief wie mij liefhebben, wie mij ijverig zoeken, zullen mij vinden. Rijkdom en eer zijn bij mij, duurzaam goed en gerechtigheid. Mijn vrucht is meer waard dan goud, ja dan gelouterd goud, mijn opbrengst meer dan uitgelezen zilver.” — Spr. 8:12-19, NW.
19 Deze Zoon is Degene die de leiding zal hebben van de Koninkrijksregering waaronder degenen die thans gewillig nadenken ten einde hun geest met Gods wegen in overeenstemming te brengen, in vrede zullen kunnen leven. Dit is de handelwijze die van redelijkheid, ja, van louter gezond verstand, getuigt. — Ef. 1:8-10; Rom. 12:2; Jes. 55:8, 9; 1:18, NW.