Het bepalen van de bestemming gedurende deze oordeelsperiode
1. Wat is het verloop van de huidige oordeelsperiode geweest?
ONTEGENZEGLIJK gaan wij aan het begin van de tweede tegenwoordigheid van Christus een oordeelsperiode in. Het oordeel begon bij het huis Gods, reinigde het gezalfde overblijfsel van Babylonische bezoedeling, bevrijdde hen uit de Babylonische gevangenschap en stelde hen in staat uit het grotere Babylon te vlieden ten einde er aan te ontkomen in haar plagen te delen. Zij werden bevrijd om te prediken, om de oprichting van het hemelse koninkrijk aan te kondigen, en een waarschuwing te laten weerklinken over het op handen zijnde „volbrachte einde”: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:14, 21, 22; 1 Petr. 4:17, NW). Deze verlichting bracht verantwoordelijkheid met zich en legde een grondslag voor oordeel: „Dit nu is de basis voor oordeel, dat het licht de wereld is ingekomen” (Joh. 3:19-21, NW). Het oordeel dat bij het huis Gods was begonnen, verbreidde zich dus en omvatte alle mensen uit alle natiën, zoals volgens Jezus’ zeggen bij zijn tweede tegenwoordigheid zou geschieden: „Wanneer de Zoon des mensen in zijn heerlijkheid komt en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon gaan zitten. En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkander scheiden, evenals een herder de schapen van de bokken scheidt. En hij zal de schapen aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand.” De schapen, die vriendelijkheid hebben betoond jegens de broeders van de Koning, zullen de zegeningen van de nieuwe wereld beërven, maar de bokken, die hebben geweigerd vriendelijkheid te betonen, gaan „in het eeuwige vuur dat voor de Duivel en zijn engelen is bereid.” Het oordeel van Christus luidt: „Dezen zullen heengaan in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.” De bokken blijven in het grote Babylon en delen in haar plagen; de schapen behoren God toe en ontvangen leven doordat zij acht slaan op het gebod: „Gaat uit van haar, mijn volk.” — Matth. 25:31-46, NW.
2. Met welke bespiegeling komt men voor de dag, en op welke gronden?
2 Deze oordeelsperiode zal gedurende dit geslacht worden voltooid, en wanneer er in Armageddon een begin wordt gemaakt met het voltrekken van het oordeel zal de bestemming van alle mensen die dan leven, zijn bepaald. Dit verontrust enkelen en zij houden bespiegelingen over het bestaan van een derde klasse die niet is gescheiden in de categorie der schapen en die der bokken, en die in het duizendjarige rijk zal worden opgewekt om haar oordeelsperiode te ontvangen. In deze klasse willen zij alle zuigelingen en kinderen onderbrengen, en alle volwassenen die tegen de tijd dat Armageddon losbarst, niet door de Koninkrijksboodschap zijn bereikt. Zij die zulke bespiegelingen houden, kunnen voor hun theorie geen deugdelijke Schriftuurlijke ondersteuning aanvoeren. Deze bespiegeling schijnt óf uit het menselijke gevoel omtrent de redding van schepselen óf uit een negatieve, defaitistische houding omtrent het met succes voltooien van het predikingswerk, te zijn voortgekomen. Of uit beide.
3, 4. Waarom is de theorie over een derde klasse ondeugdelijk?
3 Jehovah’s Woord vermeldt dat de Koninkrijksboodschap „op de gehele bewoonde aarde [zal] worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven.” Zal zijn woord ledig wederkeren? zijn voornemen niet in vervulling gaan? Neen; zelfs de stenen zouden het uitroepen om dat te verhinderen! (Jes. 46:11; 55:11; Luk. 19:40). Het getuigenis dat op de gehele bewoonde aarde aan alle natiën zal worden gegeven, zal voldoende zijn om aan Jehovah’s voornemen te beantwoorden, en het zal worden voltooid voordat het „volbrachte einde” of Armageddon komt. Dit getuigenis zal de basis verschaffen voor het oordeel, waarin de mensen uit alle natiën door Christus Jezus worden gescheiden in de klasse der schapen en die der bokken. Zal Christus, de Rechter, half werk doen? Zal hij in gebreke blijven het werk ten uitvoer te brengen dat voor hem is aangegeven, zodat er een niet voorzegde derde klasse overblijft die hij niet heeft kunnen scheiden? Of zal hij het scheidingswerk dat Jehovah hem heeft toevertrouwd, voltooien en de mensen uit alle natiën precies in de twee voorzegde klassen scheiden, waardoor hij het goddelijke voornemen ten uitvoer brengt en het goddelijke woord in vervulling doet gaan?
4 Deze oordeelsperiode, die zich uitstrekt van 1914 tot Armageddon, is voor dit scheidingswerk terzijde gesteld en vormt een onderdeel van het teken waardoor wordt aangeduid dat wij ons in „de tijd van het einde” bevinden. Zal Christus met het scheidingswerk talmen zodat hij het in een toekomstige oordeelsdag moet besluiten, en zal hij in gebreke blijven dit onderdeel van het teken volledig te verschaffen? Enkelen beweren dat de gelijkenis van de schapen en bokken tot in het duizendjarige rijk van toepassing is. Zij zien het feit over het hoofd dat de scheiding volledig is voordat de schapen de nieuwe-wereld-zegeningen van de duizendjarige regering beërven, en dat deze scheiding geschiedt wanneer hij aankomt, niet eeuwen daarna. Er bestaan natiën; zulke verdelingen langs nationale grenzen zullen er in de nieuwe wereld niet zijn. Het oordeelswerk dat voor deze periode is vastgesteld, moet worden voleindigd voordat er in Armageddon een begin wordt gemaakt met de voltrekking van het oordeel. Het oordeel over het huis Gods werd voleindigd, het bleef niet half afgewerkt liggen; evenzo zal het gedurende dezelfde oordeelsperiode met het oordeel over de natiën zijn.
5. Hoe laten Ezechiëls profetie en Jezus’ woorden geen ruimte over voor een derde klasse?
5 In overeenstemming met de illustratie van de schapen en bokken toont Ezechiël 9:4-6 (OB) aan dat er slechts twee klassen zijn, zij die zijn gekentekend om te blijven leven, en zij die niet zijn gekentekend en voor de vernietiging zijn bestemd. En merk in dit profetische tafereel van de slachting van Armageddon op dat de machten die het oordeel voltrekken, geen individuen sparen op grond van leeftijd of sekse: „Slaat neder, meedoogenloos en zonder verschooning; doodt grijsaards, jongelingen, jonkvrouwen, kleine kinderen en vrouwen, totdat alles verdelgd is. Maar al degenen die . . . geteekend zijn, zult gij ongemoeid laten.” Merk op dat in dit tafereel de gespaarden degenen zijn die ’zuchtten en uitriepen over alle gruwelen’ welke als smaad op Jehovah’s ware aanbidding in het land werden gedaan. In de gelijkenis van de schapen en bokken hadden zij die werden gespaard, vriendelijkheid betoond jegens de broeders van Christus. In beide gevallen bestonden degenen die werden vernietigd, zowel uit mensen die onverschillig of neutraal bleven als uit tegenstanders. Gedurende de oordeelsperiode waarin Christus Jezus op aarde was, legde hij het beginsel vast dat in zulke tijden geldt: „Hij die niet aan mijn zijde staat, is tegen mij, en hij die niet met mij vergadert, verstrooit” (Matth. 12:30, NW). Er blijft geen ruimte over voor een derde klasse.
GEZINSVERANTWOORDELIJKHEID
6. Welk beginsel is van kracht bij het classificeren van kleine kinderen?
6 Daar Ezechiël 9:4-6 aantoont dat er in de klasse van hen die in Armageddon voor eeuwig worden vernietigd, enkele „kleine kinderen” zijn, op welke gronden worden zij dan, gezien het feit dat zij te jong zijn om voor zichzelf verantwoordelijk gesteld te worden, in die klasse geplaatst? De Schrift geeft aan dat er een gezinsverantwoordelijkheid of een gezinsverdienste bestaat waardoor de bestemming wordt bepaald van kinderen die nog niet de verantwoordelijke leeftijd hebben bereikt. Schriftuurlijke voorbeelden van dit beginsel zullen de zachtmoedigen en leerzamen helpen hun gedachten te veranderen zodat ze in overeenstemming komen met Gods zienswijze van deze zaak; die voorbeelden zullen hen helpen er Gods gedachten over te krijgen in plaats dat zij weerspannig aan hun eigen gedachten vasthouden. Hun gedachten zijn niet alleen feilbaar, maar ook onbelangrijk, daar Jehovah’s gedachten de beginselen bepalen waardoor de uitslag van de zaak wordt beslist.
7, 8. Door welke Schriftuurlijke voorbeelden wordt het beginsel bevestigd?
7 Toen Dathan en Abiram in de woestijn tegen Jehovah’s theocratische regeling opstonden, verslond de aarde hen. Maar niet alleen hen, want het verslag toont aan dat „hun vrouwen, en hun zonen, en hun kinderkens” tezamen met hen omkwamen (Num. 16:23-33; Deut. 11:6). Bracht Achan door zijn hebzucht niet de dood zowel over zichzelf als over zijn zonen en dochteren, daar zijn gehele huisgezin en bezittingen met hem werden vernietigd? (Joz. 7:24-26). Had Davids zonde niet de dood van zijn nakomeling tot gevolg? (2 Sam. 12:15-18). De overtreding van Cham bracht een vloek over zijn zoon Kanaän (Gen. 9:22-27). De afstammelingen van koning Saul leden als gevolg van zijn zonden (2 Sam. 21:1-9). De Mozaïsche Wet vermeldde eveneens dat de ongerechtigheden der ouders aan de kinderen zouden worden bezocht tot aan het derde en vierde geslacht.
8 Jezus zeide in een tijd van oordeel: „Indien dan een blinde een blinde leidt, zullen beiden in een kuil vallen” (Matth. 15:14, NW). Dit doelt niet alleen op geestelijke en leek, maar ook op ouder en kind. Wanneer een ouder tegen de heilige geest verkiest te zondigen, met verachting van de eeuwige belangen van zijn nakomelingen, wordt dat de verantwoordelijkheid van de ouder. Wij hebben bemerkt dat de vernietigingen ten tijde van de Vloed en ten tijde van de vurige stortregens op Sodom en Gomorra definitief zijn geweest. Er werden in de ark geen kleine kinderen bewaard; zij moeten door Jehovah zijn gedood. Er moeten in Sodom en Gomorra vele zuigelingen en kleuters zijn geweest, maar zij werden wegens hun jeugdige onschuld niet rechtvaardig gerekend door Jehovah. De aanwezigheid van tien rechtvaardigen zou de steden hebben gespaard. Er waren stellig meer dan tien kinderen die niet voor zichzelf verantwoordelijk waren. Zij werden tezamen met hun onrechtvaardige ouders door Jehovah gedood. — Gen. 18:20-33; 19:1-26.
9. Op welke wijze werkt dit beginsel in het belang van de redding van kinderen?
9 Dit beginsel van gezinsverantwoordelijkheid werkt ook in omgekeerde zin, wat wij gezinsverdienste zouden kunnen noemen. De eerstgeborenen van de Israëlieten werden gespaard omdat de gezinshoofden gehoor gaven aan Jehovah’s bevel, het bloed van het Paschalam op de deurposten te sprenkelen (Ex. 12:7, 13). Mefiboseth werd gespaard omdat hij de zoon van Jonathan was (2 Sam. 21:7). De verstandige handelwijze van Rachab had tot gevolg dat haar gezin werd behouden (Joz. 2:12-14). Het was gedeeltelijk uit genegenheid voor Abraham dat zijn neef Lot werd begunstigd, en de engelen die Sodom bezochten, stonden ter wille van Lot toe dat hij zijn verwanten in veiligheid meenam. Door hun weigering en de daarop volgende vernietiging wordt aangetoond dat er samenwerking met het gezinshoofd moet zijn, wil gezinsverdienste verwezenlijkt worden (Gen. 19:12-14, 29). Van speciaal belang voor ouders in deze laatste dagen zijn Paulus’ woorden: „De ongelovige echtgenoot wordt geheiligd met betrekking tot zijn vrouw, en de ongelovige vrouw wordt geheiligd met betrekking tot de broeder; anders zouden uw kinderen werkelijk onheilig zijn maar nu zijn zij heilig” (1 Kor. 7:14, NW). „Jehovah kent degenen die hem toebehoren,” en dit omvat in Armageddon ook kleine kinderen wier ouders aan Jehovah toebehoren en hen in overeenstemming met Gods Woord trachten op te voeden. — Deut. 6:6, 7; Ef. 6:4; 2 Tim. 2:19, NW.
10. Waarom is een juiste opleiding van kinderen door de ouders zo belangrijk?
10 Deze feiten dienen getuigen van Jehovah die ouders zijn, ernstig te doen nadenken over de theocratische opleiding die zij thans aan hun kinderen geven. Ouders ontvangen de opdracht, hun kinderen in Gods wegen te onderrichten, en wanneer ouders in deze laatste dagen geen acht slaan op de goddelijke instructies, zullen zij wellicht in Armageddon niet alleen over zichzelf maar ook over hun kleine kinderen vernietiging brengen. En wanneer deze kleine kinderen volwassen worden en voor zichzelf verantwoordelijk worden voordat Armageddon losbarst, kan de opleiding door de ouders bepalen of zij de handelwijze die tot het leven of tot de dood leidt, zullen kiezen (Spr. 22:6). Er komt een tijd wanneer de opgroeiende kinderen zelf de verantwoordelijkheid dragen, daar zij de verantwoordelijke leeftijd hebben bereikt en zelf aansprakelijk zijn voor het kiezen van de handelwijze die zij willen volgen. Dan vallen zij niet langer onder gezinsverantwoordelijkheid of -verdienste, maar komen onder het beginsel van persoonlijke verantwoordelijkheid: „Maar wie zondigt, die komt om. Doch de zoon behoeft niet mee te boeten voor de misdaden van zijn vader, evenmin als de vader mee moet boeten voor de misdaden van zijn zoon. Rechtschapenheid bevoordeelt hem alleen die rechtschapen is, zoals schuld alleen drukt op hem die schuldig is.” — Ezech. 18:20, KB.
11. Waarom is Ezechiël 18:20 niet op kinderen van toepassing? Wat wordt er door aangetoond?
11 Enkelen zullen beweren dat deze tekst een weerlegging vormt voor het geloof, dat kleine kinderen aan het einde van oordeelsperioden met hun ouders zullen omkomen. Maar deze tekst is niet op kleine kinderen van toepassing. Uit het verband blijkt duidelijk dat de zoon over wie wordt gesproken, volwassen is en dat hij geen klein kind is. In de voorgaande verzen wordt gezegd dat een man leven zal wanneer hij doet wat wettig en recht is. Wanneer hij een zoon verwekt die wreed en sexueel ontaard is, die de armen en nooddruftigen onderdrukt, een rover en een afgodenaanbidder is, zal die goddeloze zoon voor zijn ongerechtigheid sterven. Indien de zoon al deze zonden mijdt, doet wat recht is, de armen helpt, geen misdaad begaat en Gods wet nakomt, zal die zoon leven, of zijn vader nu goed of goddeloos is. Een ieder staat op zichzelf, daar hij de leeftijd heeft dat hij persoonlijk verantwoordelijk is. Daarna worden al deze dingen in het bovenaangehaalde vers 20 samengevat. De verzen die daarop volgen, tonen aan dat de goddeloze zoon of vader wanneer hij zijn slechte handelwijze opgeeft en doet wat recht is, zal leven, en dat de goede zoon of vader wanneer hij zich tot het kwade keert, daarom sterft. Welke kleuter of welk klein kind nu zou zich aan de sexuele verdorvenheid kunnen overgeven of de misdaden en de religieuze afgoderij kunnen bedrijven die worden vermeld, of welk kind zou de goede werken kunnen doen die worden aangehaald, of in staat zijn zijn handelwijze af te wegen en het besluit te nemen ze te veranderen? Door het verband wordt elke toepassing van Ezechiël 18:20 op kleine kinderen onmogelijk gemaakt. Wanneer kleine kinderen dus gedurende een oordeelsperiode moeten worden geclassificeerd, wordt dit gedaan op grond van ouderlijke verantwoordelijkheid en niet op grond van persoonlijke verantwoordelijkheid.
12. Waarom brengt de tekst vader en zoon op deze wijze met elkaar in verband?
12 Ezechiël 18:20 brengt vader en zoon op deze wijze met elkaar in verband omdat de volwassen zonen in die dagen vaak in het huisgezin van hun vader en onder zijn leiding bleven; soms gebeurde dit zelfs nadat zij waren getrouwd. Zolang zij in het huisgezin van hun vader bleven, erkenden zij zijn leiding, maar in Gods ogen stonden of vielen zij niet op grond van het gedrag van hun vader, zoals dit eens het geval was toen zij klein waren. Hoewel zij nog steeds in zijn huisgezin waren, waren zij voor zichzelf verantwoordelijk. Zij kozen hun eigen handelwijze met betrekking tot goed en kwaad. Bedenk dat bij de opstand in de woestijn de nakomelingen van Dathan en Abiram met hun vaders omkwamen, maar dat de zonen van Korach niet met hem stierven (Num. 26:9-11). Klaarblijkelijk hadden de zonen van Korach de verantwoordelijke leeftijd bereikt en waren zij hun vader niet gevolgd in de opstand.
GEMEENSCHAPSVERANTWOORDELIJKHEID
13. Door welke voorbeelden wordt het beginsel van gemeenschapsverantwoordelijkheid bevestigd?
13 Enkelen zullen, daar de vernietiging van hen die door Jehovah in Armageddon worden gedood, eeuwig is, vragen hoe het zal gaan met hen die de boodschap wellicht niet persoonlijk zullen horen, vooral in sommige landen waar het getuigeniswerk is verboden. De Bijbel toont aan dat er behalve gezinsverantwoordelijkheid, ook een gemeenschapsverantwoordelijkheid bestaat, waar een gemeenschap heersers die Jehovah’s volk vervolgen of die anderszins goddeloos zijn, handhaaft of er mede samenwerkt. Ondergingen de Egyptenaren niet de plagen wegens de hardnekkigheid van Farao? (Ex. 5:1, 2; 9:13-16). Moesten de Amelekieten niet geslachten lang boeten omdat Amelek Israël in de woestijn tegenstond? (Ex. 17:8, 14, 16). Koning Saul bracht jaren na zijn dood moeilijkheden over Israël (2 Sam. 21:1). Davids zonden brachten straf over het volk (2 Sam. 12:10-23; 24:10-17). Sommigen brengen enkele van deze dingen eerder met de bestraffing van een heerser in verband dan met gemeenschapsverantwoordelijkheid, maar er wordt zeer zeker door aangetoond dat de zonden van een enkeling op velen van invloed kunnen zijn. Toen Achan een overtreding beging en Israël een militaire nederlaag deed lijden, was er ongetwijfeld gemeenschapsverantwoordelijkheid bij betrokken (Joz. 7:5, 13-21). Goddeloze mannen waren er de oorzaak van dat de gehele stad Gibea werd vernietigd, en zij die Gibea ondersteunden of zich er alleen maar van onthielden haar te helpen straffen, leden tezamen met haar (Richt. 19:22-30; 20:40; 21:9, 10). Omdat koning Joram van Juda zich van God afkeerde, ging de natie de verkeerde weg op en werd gestraft (2 Kron. 21:11-15). Wanneer zich in een stad in Israël afgodendienst voordeed en de bewoners er door werden verdorven, werd de stad vernietigd. Er zouden nog meer voorbeelden kunnen worden gegeven (Gen. 12:17; 20:9, 17; 26:10; Deut. 13:12-18). In Mattheüs 10:14, 15, 23 wordt aangetoond dat huisgezinnen en steden die de boodschap niet willen aannemen, de oordeelsdag niet zullen doorstaan. Dit beginsel is ook op natiën van toepassing.
14. Waarom kunnen de volkeren der natiën niet klagen wanneer God naar het beginsel van gemeenschapsverantwoordelijkheid te werk gaat?
14 Het volk moet de verantwoordelijkheid aanvaarden voor de daden van de natie. Wanneer de regering hen te veel gaat onderdrukken, verdrijven zij haar, of door middel van een stemming of door geweerkogels. Maar goddeloosheid tegen God tolereren zij rustig. Persoonlijk gemak en persoonlijke vrijheid is hun kostbaarder dan godsvrucht. Zij komen in opstand tegen hardvochtige heersers, maar zij ondersteunen goddeloze heersers. Zij missen de brandende liefde voor rechtvaardigheid en de vernietigende haat tegen goddeloosheid, waardoor de verdorvenheid en de immoraliteit die thans in alle menselijke regeringen aan de orde van de dag is, zou worden verteerd. Regeerders en geregeerden wentelen zich in de modderpoel van een internationale morele ineenstorting (2 Tim. 3:1-5). De natiën gaan volgens het beginsel van gemeenschapsverantwoordelijkheid te werk. De regeerders verklaren wellicht de oorlog, maar de oorlogen worden door het volk gestreden. De vijandelijke natie regent vernietiging op het volk in het algemeen, jong en oud, man en vrouw, en niet op de verdorven regeerders. De natiën zaaien in hun oorlogen dood op de basis van gemeenschapsverantwoordelijkheid. Is het dan niet rechtvaardig dat zij op dezelfde basis in Armageddon de dood oogsten? Hebben zij terecht reden tot klagen wanneer zij oogsten wat zij zaaien, wanneer zij worden geoordeeld zoals zij hebben geoordeeld, wanneer hun dezelfde barmhartigheid wordt betoond als zij hebben betoond? Wanneer het volk actief of passief ondersteunt wat verdorven, immoreel en moorddadig is, draagt het er dan niet een zekere mate van verantwoordelijkheid voor? — Matth. 5:7; 7:1, 2; Gal. 6:7; Jak. 2:13.
15. Waarom moet het volk de verantwoordelijkheid voor de daden van zijn regeerders op zich nemen?
15 Toen de Israëlieten een menselijke koning wilden hebben, werden zij gewaarschuwd voor de verdrukkingen die dit voor hen zou meebrengen (1 Sam. 8:4-22). Maar zij stonden er op een menselijke regering te hebben en terecht droegen zij de verantwoording voor het slechte gedrag van de menselijke koning, daar zij er verantwoordelijk voor waren dat hij in een positie werd geplaatst waar zijn schandelijke zonden op nationale schaal mogelijk waren. Thans brengen de mensen door een stemming politici aan de macht van wie bekend is dat zij verdorven zijn en aldus machtigen zij hen munt te slaan uit boze handelingen. Dat het volk de verantwoordelijkheid voor het aangezicht van God moet dragen, wordt niet alleen getoond in het geval van Israël waarvan hierboven werd gewag gemaakt, maar ook door de raad die Paulus aan Timotheüs gaf over het doen van aanstellingen in de Christelijke gemeente: „Leg iemand nimmer haastig uw handen op; noch wees een deelhebber aan de zonden van anderen; bewaart u zelf rein.” Behalve dat Timotheüs er voor werd gewaarschuwd haastige aanstellingen te doen, werd hem gezegd aan welke eisen zij die in dienstposities werden aangesteld, moesten voldoen (1 Tim. 3:1-13; 5:22; 2 Joh. 10, 11, NW). Waarom al deze voorzorg? Opdat hij zou vermijden „een deelhebber aan de zonden van anderen” te worden. Indien hij onjuiste aanstellingen zou doen, zou hij verantwoordelijk zijn voor de zonden van zulke aangestelden, daar hij hen in de positie heeft geplaatst waarin zij hun zonden bedrijven die de gemeente in Gods ogen benadelen. De mensen die dus door een stemming goddeloze heersers in hun ambt aanstellen of die toestaan dat zij aan de macht blijven, moeten de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de officiële daden en zonden die zulke heersers tegen God en de mensen begaan.
16. Wat ontbreekt thans bij de meerderheid der mensen?
16 In werkelijkheid ontbreekt het de meerderheid der mensen thans aan liefde voor het goede en haat tegen het kwade. Zij weten dat de wereld door en door verdorven is. Toch zijn zij er blijkbaar tevreden mee. Zij blijven althans de wereld trouw en spotten wanneer Jehovah’s getuigen haar aan de kaak stellen. Zij schijnen het ’graag zo te hebben’ (Jer. 5:31; 6:13). De verdorvenheid om hen heen geeft de vrije teugel aan hun wellusten, doodt alle krachteloze protesten uit een zwak geweten en boort alle overblijvende gemoedsbezwaren in de grond. Zij vrezen alleen straf, niet het kwaaddoen: „Daar het vonnis over het werk der slechtheid niet onverwijld voltrokken wordt, daarom hebben de menschenkinderen er het hart vol van om kwaad te doen” (Pred. 8:11, LV). Zij ’zoeken’ niet ijverig ’gerechtigheid’, evenmin ’zuchten’ zij of ’roepen zij uit’ wegens een gekwetst gevoel van rechtvaardigheid, maar alleen wanneer onrechtvaardige dingen het navolgen van hun zelfzuchtige doeleinden beteugelen of er een einde aan maken (Ezech. 9:4; Zef. 2:3). Zij worden door Jehovah’s boodschap afgestoten omdat er door wordt geëist dat zij zich afscheiden van deze verdorven en immorele wereld, die krankzinnig is van zingenot.
17. Op wie gelijken zij niet? Wat zullen oprechte mensen doen zelfs zonder dat zij een speciale boodschap van God ontvangen?
17 Zij zijn niet gelijk Noach want hij werd verstoten door zijn medemensen, wier ’gedachten van het hart alle op het kwade waren gericht’. Zij zijn niet gelijk Lot, want „die rechtvaardige man kwelde door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel wegens hun wetteloze daden”. Zij zijn niet gelijk degenen die worden gekentekend om in Armageddon te worden beschermd en die „zuchten en uitroepen over al die gruwelen, die . . . gedaan worden”. Zij zijn niet gelijk de mensen die jegens God van goede wil zijn en zich met vreugde van deze wereld afscheiden omdat zij niets met haar verdorvenheid gemeen hebben (Gen. 6:5, KB; Ezech. 9:4; Jak. 1:27; 4:4; 2 Petr. 2:8, NW). Zij behoeven niet een speciale boodschap van God te horen om door de goddeloosheid van deze wereld te worden afgestoten; niet wanneer zij het goede liefhebben en het kwade haten. De mensen kunnen, zelfs zonder Gods Woord, van nature en op grond van het geweten opmerken wat goed en kwaad is (Rom. 2:12-16). De mensen die een oprecht hart bezitten, zullen beu worden van deze wereld, en dit te meer wanneer wij Armageddon naderen want tot aan die tijd zullen „goddeloze mensen en bedriegers . . . van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en worden misleid”. — 2 Tim. 3:13, NW.
18. Hoe redeneren enkelen betreffende onwetendheid, en waarom ten onrechte?
18 Enkelen beweren dat onwetendheid een verontschuldiging is waardoor velen die in Armageddon worden gedood, zoals zij die wegens gemeenschapsverantwoordelijkheid omkomen, een opstanding zullen verkrijgen. Zij zullen het geval van Paulus aanhalen. Die vroegere vervolger zeide: „Mij [werd] barmhartigheid betoond, omdat ik onwetend was en in ongeloof handelde.” Maar deze barmhartigheid werd hem gedurende een oordeelsperiode betoond, en hij heeft ze niet met verachting afgewezen. Hij heeft ze gebruikt om zijn onwetendheid op te heffen en zijn geloof op te bouwen. Deze barmhartigheid werd hem ook om een andere reden betoond, namelijk, om de goddelijke lankmoedigheid te demonstreren (1 Tim. 1:12-16, NW). Het is dus onjuist te zeggen dat Paulus werd gered wegens zijn onwetendheid. Omdat hij in onwetendheid handelde, was het mogelijk berouw te tonen. Hij had geen onvergeeflijke zonde begaan tegen beter weten in of tegen de manifestatie van de heilige geest. De wereld is vol met Bijbels, in meer dan 1125 talen, en een blik op zijn bladzijden is al genoeg om het gedrag van de wereld te veroordelen. Maar de grote meerderheid der mensen blijft „overeenkomstig hun wens” onwetend (2 Petr. 3:5, NW). In enkele tijden in het verleden werd onwetendheid door God over het hoofd gezien, maar dit geschiedt niet gedurende een oordeelsperiode, of het nu de oordeelsperiode is in Noachs tijd, Lots tijd, Jezus’ tijd of onze tijd, of gedurende het duizendjarige rijk. Juist dit punt betoogde Paulus toen hij zeide: „God heeft weliswaar de tijden van zulk een onwetendheid voorbijgezien, doch thans zegt hij de mensheid dat zij allen overal berouw dienen te hebben.” Waarom? „Want hij heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen” (Hand. 17:30, 31, NW). Zoals reeds eerder werd gezegd, zal die dag voor de meeste mensen de duizendjarige regering zijn, doch anderen hebben de periode waarin zij worden geoordeeld, voordien gehad of zullen die voordien krijgen. Zulke perioden zijn geen tijd voor onwetendheid maar voor berouw.
WAAROM WIJ THANS GETUIGENIS GEVEN
19. Waarom is de zienswijze dat onwetendheid velen van hen die in Armageddon omkomen, zal verschonen, niet bevorderlijk voor het ijverig getuigenisgeven thans?
19 Wanneer onwetendheid gedurende deze huidige oordeelsperiode een verontschuldiging is en wanneer dit zal betekenen dat onwetende mensen gedurende de duizendjarige regering een opstanding zullen ontvangen, zou het dan niet nuttiger zijn alle mensen in onwetendheid te laten? Wanneer allen tot wie thans niet persoonlijk wordt gepredikt en die door Jehovah in Armageddon worden gedood, in de opstanding van de mensheid terugkeren, welk nut heeft het dan nu nog te prediken? Zelfs zij die het niet eens zijn met de zienswijze dat allen die in Armageddon worden gedood, voor eeuwig dood blijven, zullen toegeven dat degenen die het getuigenis thans wel horen maar niet aanvaarden, in Armageddon voor eeuwig zullen omkomen. Laten wij nu eens ter wille van het verstandelijk spreken met elkaar, een ogenblik aannemen dat hun zienswijze juist is. Nu prediken wij tot duizend mensen van wie er misschien één de waarheid aanvaardt, terwijl alle anderen ze verwerpen en in Armageddon voor eeuwig sterven. Doch wanneer wij zouden nalaten tot deze duizend te prediken, zouden allen in Armageddon sterven en allen in een opstanding terugkeren, daar zij de boodschap niet hebben gehoord. Onze tegenstanders zullen geneigd zijn te denken en te zeggen, dat er stellig veel meer dan een op de duizend zich naar de eisen van de nieuwe wereld zouden schikken wanneer zij zouden terugkeren in die nieuwe wereld, welke dan reeds ver gevorderd is in de richting van de volmaakte paradijstoestand en waarin zij geen verdorven mensen om zich heen zullen zien en de demonische invloed is verdwenen. Misschien zou er slechts één weigeren. Waarom dus nu gepredikt en een uit de duizend gered? Waarom nu niet gezwegen en 999 van de duizend gered?
20, 21. (a) Waarom zou die handelwijze dwaas zijn? (b) Hoe bevestigen Johannes 5:28, 29 en Jeremia 25:33 de zienswijze dat zij die in Armageddon omkomen, dood blijven?
20 Dat zou natuurlijk dwaas zijn. Voor de getuige die zou zwijgen, zou het de eeuwige vernietiging betekenen. Het betekent dat de stenen de waarschuwing zouden uitroepen wanneer de wachterklasse zou nalaten dit te doen (Ezech. 33:7-9; Luk. 19:40). Het evangelie zal op de gehele aarde worden gepredikt, want Jehovah heeft dit te kennen gegeven. De volken van alle natiën zullen in de klasse der „schapen” en in de klasse der „bokken” worden gescheiden, of dit nu op de basis van persoonlijke, gezins-, of gemeenschapsverantwoordelijkheid geschiedt, want Jehovah heeft dit te kennen gegeven. Zij die door hem in Armageddon worden gedood, zullen eeuwig dood blijven, want dit wordt te kennen gegeven door de profetische taferelen welke zijn opgevoerd ten tijde van de Vloed en ten tijde van de vernietiging van Sodom en Gomorra, en eveneens wordt dit te kennen gegeven door de gelijkenis van de schapen en de bokken. Deze zienswijze wordt door Johannes 5:28, 29 (NW) ondersteund: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en zullen uitkomen.”
21 Merk op dat Johannes 5:28, 29 de opstanding beperkt tot hen die zich „in de herinneringsgraven” bevinden. Dit duidt er op dat alleen degenen zullen worden opgewekt wier bestaan Jehovah in zijn herinnering bewaart, welke herinnering wordt aangeduid of zinnebeeldig voorgesteld door de uitdrukking „herinneringsgraven”. Daarom werden misdadigers die onwaardig werden geoordeeld een opstanding te ontvangen, zonder plichtplegingen in de vallei van Hinnom of in Gehenna geworpen, waar hun lichamen werden verteerd, zonder dat ze werden beklaagd, onbegraven, zonder graf dat aan hun vroegere bestaan deed denken of er de herinnering aan bewaarde. Zij die dus niet „in de herinneringsgraven” zijn of zij die niet aldus zinnebeeldig worden voorgesteld als zich bevindend in Gods herinnering, zullen ten tijde van de opstanding niet worden gedacht. Dit betekent voor ons in deze tijd dat zij die thans in deze oordeelsperiode leven en die om de een of andere reden niet hun standpunt aan de zijde van Jehovah innemen, en daarom door hem in de strijd van Armageddon worden gedood, niet in zijn herinnering zullen worden bewaard om een opstanding te verkrijgen. Dat deze groep de meerderheid der mensen zal omvatten die thans op aarde leven, wordt aangetoond door Jeremia 25:33: „En de verslagenen des HEREN zullen te dien dage liggen van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde; zij zullen niet beklaagd, noch opgenomen, noch begraven worden; tot mest op den aardbodem zullen zij zijn.” Men kan moeilijk aannemen dat deze grote menigte, die door Jehovah wordt gedood en die wordt vergeleken met mest welke over de aarde wordt uitgespreid, zich in de „herinneringsgraven” bevindt opdat Christus hen zal gedenken en hen gedurende het Duizendjarige Rijk te voorschijn zal roepen. Hij gedenkt geen mest.
22. Welke doop staat deze wereld te wachten?
22 Jehovah zal deze wereld in Armageddon met vernietigend vuur dopen: „De hemelen en de aarde die nu zijn, [worden] ten vure weggelegd en ze worden bewaard tot de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen. . . . Jehovah’s dag [zal] komen als een dief, in welke de hemelen met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen, intens heet zijnde, zullen worden opgelost, en de aarde en de werken die er in zijn, zullen worden ontdekt. . . . de hemelen, brandend, zullen worden opgelost en de elementen, intens heet zijnde, zullen smelten” (2 Petr. 3:3-13, NW). Merk op dat deze periode van de laatste dagen, waarvan Armageddon het hoogtepunt zal vormen, een „dag van het oordeel en van de vernietiging” wordt genoemd, waarna de beloofde nieuwe wereld van rechtvaardigheid, de duizendjarige regering, komt.
23. Welke andere vuurdopen worden in de Bijbel vermeld?
23 Deze vuurdoop werd voorschaduwd door een vuurdoop uit de oudheid, toen op Sodom ’vuur en zwavel uit de hemel regende en hen allen vernietigde’. Later heeft Jehovah „Jakob verbrand als een vlammend vuur” en had hij „te Zion een vuur aangestoken”, toen hij in 607 v. Chr. Nebukadnezar gebruikte om Jeruzalem en Juda in een vurige doop onder te dompelen wegens de grote zonden die zij hadden bedreven (Klaagl. 2:3, 4, AS; 4:11). Toen Christus op de aarde kwam, sprak Johannes de Doper over de nabijheid van een vuurdoop over de natie van de ongelovige natuurlijke Joden, in welke tijd zij zouden zijn als een boom die wordt „omgehakt en in het vuur geworpen” en als „kaf” dat ’hij [Christus] [hen] zal verbranden met vuur dat niet kan worden uitgeblust [door mensen]’ (Matth. 3:10-12, NW). Deze vuurdoop kwam in 70 n. Chr., toen de keizerlijke legers van Rome Jeruzalem vernietigden en 1.100.000 Joden doodden en 97.000 in gevangenschap wegvoerden. Aan het einde van de duizendjarige regering zal een laatste vuurdoop komen over hen die zich aan de zijde van Satan hebben geschaard: „Vuur [daalde] neder uit de hemel en verslond hen” (Openb. 20:9, NW). Evenals andere vuurdopen komt deze aan het einde van een oordeelsperiode, een oordeelsperiode die duizend jaar duurt. Er is stellig geen opstanding uit die vuurdoop, want hij wordt in nauw verband gebracht met de tweede dood, de poel van vuur en zwavel. Vuur is dus ontegenzeglijk het symbool van de vernietiging die definitief is, of het nu wordt gebruikt in verband met Armageddon of met het einde van de duizendjarige regering.
24. Welke punten dienen personen wier gemoedsrust is verstoord, in gedachten te houden?
24 Zij wier gemoedsrust door deze zienswijze is verstoord, dienen verschillende punten in gedachten te houden. Ten eerste: wanneer Jehovah iedereen zou vernietigen, zou er geen ongerechtigheid bij zijn betrokken, daar niemand door geboorte enig recht heeft op het leven. Ten tweede: het getuigeniswerk zal tot op die hoogte worden verricht, welke hij noodzakelijk acht voor het scheiden van alle mensen en hij zal geen vergissing maken. Wist hij niet voordat Noach ooit had gepredikt of had gebouwd, dat er geen anderen zouden zijn die zich bij Noach en zijn gezin in de ark zouden voegen? Wist hij niet voordat Lot in Sodom predikte of de engelen er wonderen verrichtten, dat daar zelfs geen tien rechtvaardigen waren? Lang voordat wij kunnen bepalen of de geest des mensen overhelt tot zachtmoedigheid of niet, kunnen Jehovah en Christus oordelen en een verdeling maken zonder zich daarbij te vergissen. En zij zijn de Rechters, niet wij. Ten derde: de scheiding is nog niet voltooid, de oordeelsperiode is nog niet voorbij. De onvoltooide scheiding die thans bestaat, geldt niet, maar de voltooide scheiding bij het begin van Armageddon. Hoewel wij in een oordeelsperiode leven, behoeven wij het niet zo te beschouwen, dat allen die wegens verschillende oorzaken vóór de voltrekking van het oordeel in Armageddon sterven, definitief vernietigd zijn. Misschien zullen enkelen die in de wereld van voor de vloed hebben geleefd en voor de vloed zijn gestorven, worden opgewekt; misschien zullen enkele Sodomieten die zijn gestorven voordat er vuur en zwavel van de hemel regende, terugkeren; misschien zullen enkele Joden uit de tijd van Jezus en de apostelen die niet zijn vernietigd door de Romeinse machten welke het oordeel voltrokken, wederom leven. Maar niet zij die in de Vloed, of in de vurige regen op Sodom, of in de oordelen welke in 70 n. Chr. werden voltrokken, door de Heer werden gedood, of gedurende Armageddon door de Heer zullen worden gedood. Gedurende Armageddon zullen er wellicht enkelen sterven die niet door Jehovah worden gedood, zoals enkelen van zijn volk wier physieke organisme het godsgericht misschien niet kan verdragen, maar de grote meerderheid zal tot de „verslagenen des HEREN” behoren die de aarde gelijk mest bedekken. Zij zullen tot in eeuwigheid dood blijven.
25. Wat ligt er, zoals door de Bijbelse profetieën wordt aangetoond, voor de boeg?
25 Bedenk tevens dat de Bijbelse profetieën aanduiden dat mensen en natiën hun aanvallen tegen Jehovah’s volk en tegen het werk dat zij doen, heviger zullen maken. De hoofdstukken 38 en 39 van Ezechiël spreken over door demonen geïnspireerde krachten die tegen Jehovah’s herstelde theocratische organisatie opkomen: „Gij [zult] optrekken, gij zult aankomen als een onstuimige verwoesting, gij zult zijn als een wolk, om het land te bedekken: gij en al uw benden, en vele volken met u. . . . in het laatste der dagen zal het geschieden; dan zal Ik u aanbrengen tegen Mijn land, opdat de heidenen Mij kennen.” Wanneer deze boosaardige aanval geschiedt, zegt Jehovah: ’Mijn grimmigheid zal in mijn neus opkomen.’ Zijn verontwaardiging en vurige gramschap is zo ontzagwekkend en verschrikkelijk, dat alles wat leeft zal beven, bergen zullen neerstorten en steile rotswanden zullen naar omlaag vallen. De mensen worden zo tegen elkaar verward dat de een de ander afslacht en Jehovah voegt er zijn vernietigende krachten aan toe om deze goddeloze wereld volledig weg te vagen. Voordat Jehovah’s woede het punt heeft bereikt dat hij een begin maakt met zijn vernietiging in Armageddon, zullen er ongetwijfeld intensieve vervolgingen over Jehovah’s getuigen komen en samenzweringen tegen hen worden gesmeed.
26. Hoe zal er nog een verdere en scherpere verdeling tot stand worden gebracht, en met welke grotere verantwoordelijkheid voor de mensen?
26 Wat een weergaloze gelegenheid zal door het getrouw verduren van dit alles door Jehovah’s getuigen, aan de zachtmoedigen worden geboden om vriendelijkheid te betonen, en aan hen die op bokken gelijken, om hun onverschilligheid kenbaar te maken! Evenals velen thans onze kolossale vergaderingen zien en zich verwonderen over de wonderbaarlijke eenheid welke door Gods geest mogelijk wordt gemaakt, zullen zij dan meer dan ooit onze onwrikbare onkreukbaarheid zien die wij met de hulp van Jehovah’s geest aan de dag zullen leggen. Het predikingswerk dat nog moet worden gedaan, de toename die nog moet komen, de vervolgingen die wij nog moeten verduren — dit alles zal een verdere manifestatie van Jehovah’s geest zijn die op zijn volk inwerkt, en het zal een verdere, scherpere verdeling van de mensheid tot stand brengen voordat Armageddon losbarst. Niet uit eigen kracht zullen wij werken, in aantal toenemen en geduldig volharden, maar door Gods geest. Zij die strijden tegen Jehovah’s zichtbare organisatie, waarop duidelijk zijn geest rust, zondigen tegen de heilige geest, hetgeen niet kan worden vergeven. Zij die niet aan deze oppositie deelnemen maar ze door de vingers zien of er onverschillig tegenover staan, komen overeen met degenen die in de gelijkenis als bokken worden afgebeeld. Of personen nu actief, passief of onverschillig met deze wereld meegaan in haar aanvallen tegen Jehovah’s getuigen, zij vallen daarvoor onder persoonlijke of onder gemeenschapsverantwoordelijkheid. — Zach. 4:6.
27. Wat dienen wij thans te weten?
27 Laten allen derhalve weten dat deze tijd waarin de natiën worden geoordeeld niet slechts een generale repetitie is van een toekomstig en definitief tweede oordeel dat nog moet komen, waardoor de vernietiging van personen in Armageddon niet voor eeuwig zou zijn. Weet dat allen die ten tijde van Armageddon zullen leven, gedoopt zullen worden, of met vuur tot vernietiging tezamen met de goddelozen, of met redding tot leven tezamen met de theocratische organisatie. Weet dat sentimentaliteit ten aanzien van de redding van schepselen waardoor de aandacht van het juiste wordt afgericht, Gods Woord niet zal veranderen of hem niet van zijn voornemen zal afbrengen. Weet dat zij die zich werkelijk op een praktische wijze om hun medemensen bekommeren, hun tijd niet zullen verspillen door er over te piekeren dat de vernietiging van Armageddon eeuwig is, maar dat zij ijverig zullen prediken om zowel zichzelf als ook anderen te redden (1 Tim. 4:16). Om kort te zijn, weet dat God meende wat hij zeide toen hij de waarschuwing gaf: „Gaat uit van haar, mijn volk.”