U wordt uitgenodigd wéér te komen
ELK jaar komen Jehovah’s getuigen en hun vrienden over de hele aarde in gemeenteverband samen om overeenkomstig de oude joodse kalender op 14 Nisan het „avondmaal des Heren” te vieren. Dit jaar werd dat gedachtenismaal op de avond van 25 maart gehouden. Misschien was u daar ook aanwezig.
Heel veel lezers van De Wachttoren bezoeken jaarlijks het Gedachtenisfeest. In 1966 kwamen er bij die plechtige gelegenheid over de hele wereld 1.971.107 personen bij elkaar. Het bericht van dit jaar is nog niet volledig, maar wij hebben alle reden te geloven dat het bezoekersaantal weer bijzonder hoog is geweest. Toch is er iets dat ons zorgen baart: Wij hebben verleden jaar opgemerkt dat ongeveer een miljoen bezoekers van het Gedachtenisfeest helemaal nooit naar een van de andere gemeentevergaderingen zijn gekomen. Deze andere vergaderingen zijn in het leven van een christen net zo belangrijk. De bijbel geeft precies even nadrukkelijk de raad déze vergaderingen bij te wonen als hij ons gelast het „avondmaal des Heren” te vieren (Hebr. 10:23-25). Waarom zijn er dan zovelen die één vergadering bijwonen en de andere vergaderingen verzuimen?
Een verrassend groot aantal mensen denkt blijkbaar dat alles wat van hen als christenen wordt verwacht, is dat zij een enkele keer op een vergadering aanwezig zijn, en dat zij daardoor wel gered zullen worden. Deze personen ontgaat dus een van de belangrijkste punten waarop tijdens het Avondmaal des Heren de nadruk wordt gelegd, namelijk het feit dat het voor christenen noodzakelijk is regelmatig samen te komen.
De noodzaak hiertoe werd sterk benadrukt door wat er onmiddellijk na de eerste viering van het avondmaal des Heren in het jaar 33 van onze gewone tijdrekening gebeurde. Bedenk eens wat de apostelen gemist zouden hebben als zij het bovenvertrek en Jeruzalem die avond verlaten hadden met de gedachte niet weer samen te komen tot het volgend jaar. Zij zouden de opstanding van Jezus Christus hebben gemist, de ontmoeting met hem in Galiléa, zouden hem niet naar de hemel hebben zien opstijgen, de uitstorting van de heilige geest op de pinksterdag niet hebben meegemaakt, evenmin als het wonder van het spreken in vreemde talen. Maar zij die regelmatig voor aanbidding bijeenkwamen, misten deze dingen niet.
Na Jezus’ opstanding kwamen de discipelen van Christus uit vrees voor de joden achter gesloten deuren samen. Zij deden dit ondanks het gevaar voor henzelf, omdat zij de absolute noodzaak en belangrijkheid van het bijeenkomen beseften. Bij een van die gelegenheden bracht de uit de dood opgewekte Jezus hun een onverwachts bezoek en toonde daardoor dat hij goedkeurde wat zij deden. Jezus kwam, zeer tot verbazing van de discipelen, door een gesloten deur binnen. De apostel Thomas miste deze vergadering. Daar hij niet aanwezig was, gingen de broeders hem vertellen wat hij had gemist, namelijk: „Wij hebben de Heer gezien!” Thomas reageerde met ongeloof: ’Ik geloof het niet!’ „Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie en mijn vinger niet in het teken van de nagelen steek en mijn hand niet in zijn zijde steek, zal ik stellig niet geloven.” Thomas’ geloof was kennelijk zwak.
Acht dagen later waren Jezus’ discipelen weer op een vergadering. Ditmaal was Thomas bij hen. Het bijbelverslag zegt: „Ofschoon de deuren op slot waren, kwam Jezus, en hij stond in hun midden en zei: ’Vrede zij u.’ Vervolgens zei hij tot Thomas: ’Leg uw vinger hier, en zie mijn handen, en neem uw hand en steek die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar word gelovig’” (Joh. 20:24-27). Thomas’ geloof was hersteld. Daarvoor zijn vergaderingen, namelijk om het geloof te herstellen, om ons te laten blijven geloven. Wij kunnen nog steeds op Christus’ herstellende macht rekenen om ons te helpen ons ongeloof kwijt te raken, want hij gaf ons deze belofte: „Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden” (Matth. 18:20). Als wij in zijn naam bijeenkomen, is hij in ons midden.
DOEL VAN VERGADERINGEN
Het regelmatig bijwonen van de vergaderingen en het deelnemen daaraan is een uiterlijke daad van geloof. Het is een essentieel onderdeel van het in het openbaar bekendmaken van ons geloof dat Christus de Heer is. De apostel Paulus zegt dat dit gedaan moet worden: „Indien gij dat ’woord in uw eigen mond’, dat Jezus Heer is, in het openbaar bekendmaakt en in uw hart geloof oefent dat God hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij worden gered” (Rom. 10:9, 10). Thomas deed inderdaad een openbare bekendmaking toen hij de opgestane Christus zag. Hij riep uit: „Mijn Heer en mijn God!” Doch Jezus zei tot Thomas: „Omdat gij mij gezien hebt, hebt gij geloofd? Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven” (Joh. 20:28, 29). Ja, gelukkig zijn zij die thans, in geloof, een openbare bekendmaking doen van dit feit dat Jezus Christus de Heer is.
Vergaderingen zijn als waterpoelen waar dorstige zielen samenkomen om te drinken. Christenen vergaderen regelmatig om zich geestelijk te laven en onderricht te ontvangen. Jezus leerde zijn discipelen op vergaderingen vele dingen. Op één vergadering na zijn opstanding gaf hij hun de opdracht: „Vertrekt niet uit Jeruzalem, maar blijft wachten op datgene wat de Vader heeft beloofd . . . gij zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt” (Hand. 1:4, 5). Op een vergadering gaf Jezus hun instructies met betrekking tot hun bedieningswerk: „Gij zult getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Nalatigheid in het bijwonen van die vergaderingen zou het missen van kostbare voorrechten hebben betekend.
Nadat Jezus naar de hemel was opgestegen, bleven zijn discipelen regelmatig bijeenkomen. Zij vergaderden in een bovenzaal waar zij aanhielden in gebed. Op een vergadering werd Matthias uitgekozen om de plaats in te nemen die door Judas Iskáriot was opengevallen. De heilige geest werd op een gemeente van 120 personen uitgestort toen zij op een vergadering bijeen waren. — Hand. 1:12-14, 24-26; 2:1-4, 46, 47; 4:31.
De gedachte, op de avond van het Gedachtenisfeest naar huis te gaan en niet meer onder de broeders te verschijnen tot het volgende Gedachtenisfeest, is dus stellig niet in overeenstemming met wat Christus en de apostelen deden, niet waar?
MISLEIDENDE GEDACHTEN
Behoed u voor de gevaarlijke gedachte dat alles wat er nodig is om Gods goedkeuring en het leven te verkrijgen is, eenmaal per jaar op het avondmaal des Heren te verschijnen. Dit is natuurlijk niet waar. Eén vergadering kan evenmin in al onze geestelijke behoeften voorzien als één maaltijd kan voorzien in al onze lichamelijke behoeften. Jezus maakte dit duidelijk door te zeggen: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt” (Matth. 4:4). Eeuwig leven vereist het regelmatig in zich opnemen van kennis van God en Christus (Joh. 17:3). Door vergaderingen blijven wij met die onafgebroken stroom in contact.
Sommige mensen zeggen: ’Wij hebben onze bijbel en wij kunnen hem in de beslotenheid van ons eigen huis bestuderen zonder naar vergaderingen te hoeven gaan.’ Dit klinkt prachtig, maar is het de hele waarheid? Hoe dikwijls gaan er geen weken overheen zonder dat mensen ook maar één maal de bijbel openslaan of ernstig over de boodschap die erin staat, mediteren! Een mens die tegenwoordig tijd reserveert om de bijbel voor zichzelf te bestuderen en dit regelmatig doet, is werkelijk zeldzaam.
Hoewel persoonlijke huisbijbelstudie aanbevelenswaardig is en niet afgeraden of nagelaten dient te worden, is het misleidend te denken dat het in al onze geestelijke behoeften zal voorzien, ook al houden wij aan een strikt schema vast. Er zijn behoeften waarin alleen door omgang met anderen kan worden voorzien. De tekst in Johannes 5:37 heeft een bijbelonderzoeker bijvoorbeeld jarenlang hoofdbrekens gekost. Op zekere dag werd deze tekst op een vergadering voorgelezen en van commentaar voorzien. Er flitste begrip door zijn geest. Jezus richtte zijn woorden niet tot alle mensen, doch alleen tot degenen die bij hem stonden. ’Zij hadden Gods stem niet gehoord, noch zijn gedaante gezien.’ Deze lichtflits kwam op een vergadering, hetgeen de spreuk in herinnering brengt: „Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens den ander” (Spr. 27:17). Dit onderstreept de belangrijkheid van vergaderingen.
VERGADERINGEN EEN VERPLICHTING
De apostel Paulus gaf ons nog een reden waarom wij regelmatig met onze christelijke broeders dienen te willen vergaderen, namelijk: „Zijt niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben” (Rom. 13:8). Wij zijn onze broeders liefde verschuldigd en wij moeten die schuld betalen. Dit kunnen wij het beste op vergaderingen doen. De nadruk op dit punt leggend, zegt Paulus: „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar elkaar aanmoedigend, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — Hebr. 10:24, 25.
Onze liefde dient ons ertoe te verplichten om, als het ook maar enigszins mogelijk is, regelmatig met onze christelijke broeders te vergaderen. Wat voor liefde zou het zijn als een man en een vrouw weken, maanden en jaren achtereen vrijwillig van elkaar wegbleven? Christus’ liefde blijkt duidelijk uit de volgende woorden: „Ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:20). Onze liefde moet hetzelfde verlangen weerspiegelen, namelijk, daar te zijn waar de broeders samenkomen.
Het Gedachtenisfeest doet ons eraan denken niet zelfzuchtig te zijn, niet alleen aan onszelf te denken, maar in elkaars behoeften te voorzien (Matth. 20:28). Als Christus honger of dorst zou hebben, of een vreemdeling, naakt, ziek, neerslachtig of in de gevangenis zou zijn, zou u dan niet voor hem zorgen? Natuurlijk! Dit kan iemand doen door in de behoeften van zelfs de geringste van deze broeders van hem te voorzien, hetgeen Jezus beschouwt als aan zichzelf gedaan. Door, als het maar enigszins mogelijk is, op vergaderingen te zijn, stelt men zichzelf in de gelegenheid voor de behoeften van anderen te zorgen, en bewijst men aldus een „schaap” of een „bok” te zijn. — Matth. 25:34-46.
Wat onze positie in het leven ook is, het is noodzakelijk hetzelfde verlangen naar de broeders te blijven aankweken dat Paulus had, zich net zo om hen te bekommeren als hij, toen hij zei: „Ik verlang ernaar u te zien om u enige geestelijke gave te kunnen meedelen en u daardoor standvastig te maken; of liever, opdat er onder u een uitwisseling van aanmoediging mag zijn, doordat een ieder wordt aangemoedigd door middel van het geloof van de ander, zowel het uwe als het mijne” (Rom. 1:11, 12). Deze voortreffelijke houding zal voorkomen dat u zich in uzelf terugtrekt, dat u koel of onverschillig wordt jegens hen die uw liefde nodig hebben. Deze christelijke houding zal u veranderen in wat alle mensen dienen te zijn en wat allen die de goddelijke goedkeuring verkrijgen ten slotte ook zullen zijn, namelijk actieve getuigen van God.
Wacht er dus geen jaar mee om weer een vergadering bij te wonen. Wacht er geen week mee. U wordt uitgenodigd deze week weer naar de Koninkrijkszaal te komen.