Tot wie anders zullen wij gaan dan Jezus Christus?
„Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en zijn te weten gekomen dat gij de Heilige Gods zijt.” — Joh. 6:68, 69.
1, 2. (a) Waarom bestaat er met het oog op hetgeen Jezus Christus heeft gezegd, geen onzekerheid over de vraag tot wie christenen moeten gaan? (b) Wat had Jezus voordien over het verwerven van leven gezegd, en door welke twee klassen?
IN DEZE tijd waarin uiterst belangrijke beslissingen genomen moeten worden, bestaat er in de geest van volledig opgedragen christenen geen onzekerheid over de vraag tot wie zij moeten gaan. De weg is duidelijk voor hen aangegeven. Jezus zei tot degenen die in zijn beproevingen bij hem waren gebleven: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij” (Joh. 14:6). Bij diezelfde gelegenheid zei hij ook nog: „Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de bebouwer. . . . Wie in eendracht met mij blijft, en ik in eendracht met hem, die draagt veel vrucht; want afgescheiden van mij kunt gij in het geheel niets doen.” — Joh. 15:1, 5.
2 Hoe waar zijn die woorden van Jezus in het leven van de apostelen en andere vroege discipelen gebleken! Hoewel ze gericht waren tot degenen die in aanmerking kwamen voor een plaats in Gods hemelse koninkrijk, vermelden ze waarheden waarvan al Christus’ ware volgelingen in deze tijd voordeel kunnen trekken. Eerder in zijn bediening had Jezus verklaard: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Joh. 3:16). En deze woorden gelden met evenveel kracht voor alle „schapen” over wie Jezus in Johannes 10:16 sprak: „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren, en zij zullen één kudde, één herder worden.”
3. (a) Wat is één manier waarop Jezus sinds zijn hemelvaart met zijn volgelingen is geweest? (b) Op welke andere manier is hij ook met hen geweest?
3 Door bemiddeling van Jezus Christus heeft Jehovah God ruimschoots voorzieningen getroffen om zijn opgedragen dienstknechten in het progressieve licht der waarheid te leiden, met eeuwig leven in het vooruitzicht. Kort voordat Jezus naar de hemel opsteeg, versterkte hij het geloof van ongeveer 500 van zijn discipelen die in Galiléa bijeen waren, met de woorden: „Ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:20; 1 Kor. 15:6). Hoe is hij met hen geweest? Door middel van zijn heilige geest, maar ook nog op een andere manier. Toen Jezus over zijn tegenwoordigheid en het einde van het samenstel van dingen sprak, gaf hij zijn volgelingen de verzekering dat hij een „getrouwe en beleidvolle slaaf” zou aanstellen die gedurende het gehele christelijke tijdperk zijn belangen zou behartigen en zijn volgelingen met voedsel te rechter tijd zou voeden. Aangezien deze „slaaf”-klasse zich getrouw van haar taak zou kwijten, zou Jezus haar bij zijn tweede komst over al zijn bezittingen aanstellen. Ja, ook door middel van deze „getrouwe en beleidvolle slaaf” is Jezus met zijn volgelingen geweest. — Matth. 24:45-47.
„EEN PILAAR EN ONDERSTEUNING VAN DE WAARHEID”
4. (a) Wat kan er over Jezus’ gemeente worden gezegd, aangezien Jezus zich trouw aan zijn belofte gehouden heeft? (b) Welke aanmoedigende profetie gaat met betrekking tot Jezus’ ware volgelingen in deze tijd in vervulling?
4 Aangezien Jezus Christus met zijn gezalfde volgelingen is geweest, is de christelijke gemeente inderdaad, zoals de apostel Paulus haar beschrijft, „een pilaar en ondersteuning van de waarheid” (1 Tim. 3:15). Ze heeft duidelijk getoond Gods geest te bezitten door de vrucht ervan voort te brengen (Gal. 5:22, 23). In deze en in heel veel andere opzichten steken de christelijke getuigen van Jehovah glansrijk af bij de vele sekten die de christenheid vormen — een geestelijk Israël in naam. Doordat Jezus Christus met hen is, vinden de aanmoedigende woorden in Jesaja 65:13, 14 in hen hun vervulling: „Dit heeft de [Soevereine] Heer Jehovah gezegd: ’Ziet! Míjn knechten zullen eten, maar gíj zult honger lijden. Ziet! Míjn knechten zullen drinken, maar gíj zult dorst lijden. Ziet! Míjn knechten zullen zich verheugen, maar gíj zult beschaamd staan. Ziet! Míjn knechten zullen een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartetoestand, maar gíj zult het uitschreeuwen wegens de hartepijn en gij zult jammeren wegens louter verbreking des geestes.’” — Herziene Engelse uitgave van 1971.
5, 6. (a) Met betrekking tot welke twee grote waarheden heeft de „slaaf”-klasse reeds vroeg haar geloof kenbaar gemaakt? (b) Waarom kunnen degenen in Babylon de Grote de leer van de losprijs niet begrijpen? (c) In welk opzicht was de leer van de Bijbelonderzoekers aangaande Jezus’ tweede komst uniek?
5 Die tegenstelling begon zich in feite vanaf het eerste begin van de moderne geschiedenis van Jehovah’s volk af te tekenen. Zij die optraden namens de „getrouwe en beleidvolle slaaf” onder leiding van Jezus Christus gaven uiting aan hun krachtige geloof in de bijbel — met inbegrip van het Genesisverslag van de schepping — als het geïnspireerde Woord van Jehovah God, evenals Jezus Christus dit had gedaan (Matth. 4:4-10; 19:4-6). Speciale nadruk werd gelegd op de fundamentele leer van de losprijs, die door de offerandelijke dood van Jezus Christus, de Zoon van God, werd verschaft (1 Tim. 2:5, 6). Niemand in Babylon de Grote kan deze leer naar waarde schatten, omdat men vasthoudt aan zulke onschriftuurlijke leerstellingen als de Drieëenheid, de onsterfelijkheid van de ziel en eeuwige pijniging, of omdat men ontkent dat Jezus als de Logos een voormenselijk bestaan heeft gehad en uit een maagd werd geboren. — Matth. 1:23; Joh. 1:1.
6 Nauw verwant aan een duidelijk begrip van de leer van de losprijs is het juiste begrip van het doel en de wijze van Christus’ tweede komst en „tegenwoordigheid”. Die ernstige „Bijbelonderzoekers”, onder welke naam de Getuigen toen bekend stonden, waren de enigen die duidelijk het verschil onderkenden tussen de mens Jezus Christus, die de losprijs heeft verschaft, en de glorierijke, uit de doden opgewekte geestelijke persoon, die onzichtbaar wederkomt om als Koning in Gods koninkrijk te regeren. — Matth. 24:3; 1 Petr. 3:18.
7. Welke schriftplaatsen en argumenten tonen aan dat er twee afzonderlijke bestemmingen zijn voor degenen die voordeel trekken van Christus’ losprijs?
7 Het werd die bijbelonderzoekers ook vroeg in hun hedendaagse geschiedenis duidelijk dat er twee bestemmingen moeten zijn voor degenen die voordeel trekken van Christus’ losprijs, een hemelse en een aardse bestemming. Onder leiding van Jezus Christus konden zij de schriftplaatsen die over een hemelse beloning voor Christus’ volgelingen spreken, in overeenstemming brengen met de schriftplaatsen die de zegeningen van een aards paradijs beschrijven. Geen enkele andere groep die christelijk belijdt te zijn, heeft een duidelijk begrip van deze kwestie; hoe begrijpelijk is dit alles evenwel voor degenen die gedurende de afgelopen 100 jaar door de „getrouwe en beleidvolle slaaf” zijn onderwezen! De bijbel verklaart duidelijk dat Abrahams zaad tot zegen zou zijn — van wie? Niet van zichzelf, maar van alle families der mensheid (Gen. 22:17, 18; Gal. 3:16, 29). De 144.000 die met het Lam op de berg Sion staan, zullen met Christus als koningen en priesters regeren — over wie? Niet over zichzelf, maar over de overigen van de mensheid die op een paradijsaarde zullen leven. — Openb. 14:1; 20:4, 6; 21:4.
WAARDERING VOOR JEHOVAH
8. Wat gingen de vroege Bijbelonderzoekers beseffen over Jehovah’s naam en fundamentele eigenschappen?
8 Doordat Jezus Christus de leden van deze „slaaf”-klasse gebruikte, werd hun begrip van Gods Woord steeds duidelijker en nauwkeuriger. Zij kwamen tot het inzicht dat „Jehovah” de betekenisvolle naam van de ene ware God is en dat deze naam alleen van toepassing is op de Schepper, de Allerhoogste (Ps. 83:18; 100:3). Voor degenen die aan de Athanasiaanse geloofsbelijdenis aangaande de Drieëenheid vasthouden, is het eenvoudig onmogelijk die waarheid te begrijpen. Zij verwierven ook een uniek begrip van de voornaamste of belangrijkste eigenschappen van Jehovah God: wijsheid, macht, gerechtigheid en liefde. De geloofsbelijdenissen van de christenheid die vagevuur en eeuwige pijniging onderwijzen en die leren dat God de wereld tracht te bekeren, zijn lijnrecht in strijd met de erkenning van een God met zulke schitterende eigenschappen. — Rom. 11:33; Gen. 18:14; Deut. 32:4; 1 Joh. 4:8.
9. Wat hebben zij geleerd over de reden waarom God goddeloosheid heeft toegelaten? (Job, hfdst. 1 en 2; Ezech. 23:49)
9 Aangezien het licht op Gods Woord steeds helderder scheen, hetgeen in overeenstemming is met het beginsel dat in Spreuken 4:18 staat opgetekend, begon Jehovah’s volk duidelijker in te zien waarom Jehovah God allerlei kwaad en lijden heeft toegestaan. Geen van alle anderen die belijden christenen te zijn, hebben dit kunnen uitleggen. Waarom heeft Jehovah God deze toestanden toegelaten? Wegens de strijdvraag met betrekking tot de rechtmatigheid van Jehovah’s universele soevereiniteit, en of deze hem wel toekomt, hetgeen door Satans opstand in twijfel werd getrokken; ook wegens de hiermee verband houdende vraag of de mens ondanks alles wat de Duivel zou kunnen doen, zijn rechtschapenheid kan bewaren.
„GEEN DEEL VAN DE WERELD”
10, 11. (a) Hoe is Johannes 17:16 waar gebleken met betrekking tot Gods volk? (b) Welke woorden van Jezus zijn als gevolg van hun neutrale standpunt op unieke wijze op hen van toepassing geweest?
10 Dat Jezus Christus aldoor met zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse is geweest, blijkt verder uit het feit dat zij het grote verschil gingen inzien tussen de organisatie van Jehovah en de organisatie van Satan de Duivel. Geen intergeloof voor Jehovah’s volk! Zij maken geen gemene zaak met valse religie, noch met enig ander deel van Satans wereld (2 Kor. 4:4; 6:14-16). Op hen, en op hen alleen, zijn Jezus’ woorden van toepassing die in Johannes 17:16 staan opgetekend: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” Hun neutraliteit ten aanzien van wereldse conflicten en politiek heeft Jehovah’s Getuigen daarom inderdaad als uniek bestempeld. Dit was vooral zo toen de Tweede Wereldoorlog begon. Ook al heeft hun neutrale standpunt voor velen van onze broeders, zowel in het verleden als het heden, tot hevige vervolging, gevangenschap en zelfs de dood geleid, toch is dit standpunt hun menigmaal goed van pas gekomen en heeft het tot resultaat gehad dat hun leven werd gespaard, zoals in Noord-Ierland, Libanon, Rhodesia en andere door strijd verscheurde landen.
11 Dit neutrale standpunt heeft er zelfs toe gediend de Getuigen tot ware christenen te stempelen. Hoe dat zo? Doordat onder hen, en alleen onder hen, Jezus’ woorden waar bevonden worden die in Johannes 13:34, 35 worden aangetroffen: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat zij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” Omdat zij deze liefde bezitten, wijzen zij alle eisen af om bij strijd tussen stammen, natiën, rassen of politieke partijen betrokken te raken.
12. Welk beginsel heeft christenen in staat gesteld schijnbaar tegenstrijdige schriftplaatsen met betrekking tot onderworpenheid aan caesar met elkaar in overeenstemming te brengen?
12 Aangezien Jehovah’s dienstknechten geen deel van de wereld zijn, handhaven zij onwrikbaar het beginsel dat de apostelen aan de joodse regeerders bekendmaakten: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Hand. 5:29). Terzelfder tijd slaan zij acht op de raad die in Romeinen hoofdstuk 13 wordt gegeven over onderworpenheid aan de superieure autoriteiten. Hoe hebben zij deze schijnbaar tegenstrijdige vereisten met elkaar in overeenstemming kunnen brengen? Door het beginsel van relatieve onderworpenheid toe te passen. Ja, deze christenen gehoorzamen degenen die autoriteit bezitten — of dit nu ouders zijn, zoals in het geval van minderjarige kinderen; echtgenoten, in het geval van gehuwde vrouwen; werkgevers of regeringsfunctionarissen — zolang gehoorzaamheid aan hen niet in strijd is met een van Gods geboden. En wegens hun gehoorzaamheid, niet slechts uit vrees maar ook krachtens hun geweten, zoals hun in Romeinen 13:5 wordt opgedragen, is men hen over de gehele wereld gaan respecteren als vreedzame, ordelievende burgers en als gewetensvolle belastingbetalers. Het is zelfs zo dat er op elk niveau oprechte, uitgebreide en volhardende krachtsinspanningen worden gedaan om in de geest en het hart van allen die met deze christenen verbonden zijn, rechtschapen morele beginselen te prenten. Zulke krachtsinspanningen door Jehovah’s getrouwe getuigen zijn uniek onder groepen die christenen belijden te zijn. Wat telt is kwaliteit, niet kwantiteit.
13. Welk schriftuurlijke standpunt hebben degenen die met de „slaaf”-klasse verbonden zijn, ingenomen met betrekking tot het gebruik van bloed?
13 Wat deze christenen verder kenmerkt als personen die geen deel van de wereld zijn, is hun standpunt met betrekking tot het gebruik van bloed. Deze mensen, die Jehovah’s naam dragen, zijn thans de enigen die een duidelijk begrip hebben van en gehoorzaam zijn aan het uitdrukkelijke schriftuurlijke gebod ’zich te onthouden van bloed’, een gebod waarbij de heiligheid van het leven betrokken is. Hun geestelijke welzijn komt bij hen op de eerste plaats (Gen. 9:4-6; Hand. 15:28, 29). Hun standpunt met betrekking tot bloed heeft hen bij heel wat mensen impopulair gemaakt, want zij houden er zelfs aan vast wanneer hun huidige leven op het spel staat. Vaak heeft hun standpunt hen echter behoed voor de ongunstige bijwerkingen waarvan bloedtransfusies zo vaak vergezeld gaan. Hoe uitdrukkelijk en herhaaldelijk spreekt Gods Woord zich niet over de kwestie uit! Zijn er echter, afgezien van Jehovah’s volk, nog mensen die dit gebod van ganser harte onderschrijven? Neen!
VOORUITZIEN
14. Op welk vooruitzicht houdt de „getrouwe en beleidvolle slaaf” het oog gericht?
14 Als een loyale wachter blijft de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse het oog gericht houden op wat Jehovah God in petto houdt. Vanuit hun gunstige positie hebben zij het groeiende bewijs gezien van de nabijheid van de grote verdrukking, die als een vervulling van Jezus’ profetische woorden in Matthéüs 24 en 25, Markus 13 en Lukas 21 het einde van dit samenstel van dingen zal kenmerken. Wij kunnen er zeker van zijn dat er na de verdrukking, in de nieuwe ordening, grootse zegeningen voor de mensheid zijn weggelegd. Een letterlijk aards paradijs, bevolkt door een mensheid die door Jezus Christus is losgekocht! Wat een groots vooruitzicht! Allen die waarheid en rechtvaardigheid liefhebben, verlangen beslist naar de naderende, onbelemmerde heerschappij van Gods koninkrijk en blijven erom bidden, zoals Jezus ons dit heeft geleerd. — Matth. 6:10; Openb. 20:6; 21:4.
15. (a) Wat heeft de „slaaf”-klasse moeten doen, aangezien ze nooit volmaakt is geweest? (b) Wat hebben daarom degenen moeten doen die met die „slaaf” verbonden waren?
15 Wegens deze hoop heeft de „getrouwe en beleidvolle slaaf” Gods gehele volk opmerkzaam gemaakt op de tekenen des tijds, die op de nabijheid van Gods Koninkrijksheerschappij duiden. In dit verband moet echter worden opgemerkt dat deze „getrouwe en beleidvolle slaaf” nooit geïnspireerd, nooit volmaakt is geweest. De geschriften van bepaalde leden van de „slaaf”-klasse, die samen het christelijke gedeelte van Gods Woord vormen, waren geïnspireerd en onfeilbaar, maar dat geldt niet voor wat nadien geschreven is. Wat in de dagen van Charles Taze Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap, werd gepubliceerd, was niet volmaakt; ook waren de geschriften in de dagen van J. F. Rutherford, de volgende president, niet volmaakt. Tot op de huidige dag hebben het toenemende licht op Gods Woord alsmede de geschiedkundige feiten, het nodig gemaakt dat er bepaalde wijzigingen werden aangebracht. Laten wij echter nooit uit het oog verliezen dat de beweegredenen van deze „slaaf” altijd zuiver en onzelfzuchtig zijn geweest; ze zijn altijd goed bedoeld geweest. Bovendien zijn de woorden die in Romeinen 8:28 worden aangetroffen, ook hier van toepassing: „God [doet] al zijn werken . . . samenwerken ten goede voor hen die God liefhebben, hen die volgens zijn voornemen de geroepenen zijn.” Alle aangebrachte veranderingen in inzicht hebben degenen die door deze „slaaf” werden gediend in werkelijkheid een gelegenheid verschaft hun loyaliteit en liefde te tonen, de soort van liefde die volgens Jezus zijn volgelingen zou kenmerken. (Joh. 13:34, 35; vergelijk 1 Petrus 4:8.) Voor degenen die Gods wet werkelijk liefhebben, is er geen struikelblok. — Ps. 119:165.
DE VERSTANDIGE HANDELWIJZE
16. Tot welke onvermijdelijke conclusie komen wij met het oog op al het voorgaande?
16 Tot welke conclusie komen wij op grond van het voorgaande overzicht van de geschiedenis van Jehovah’s „getrouwe en beleidvolle slaaf”, in vergelijking met de geschiedenis van de christenheid? Deze: dat Jezus Christus zijn belofte is nagekomen. Hij is vanaf de tijd dat hij naar de hemel opsteeg tot de huidige dag met zijn door die „slaaf” vertegenwoordigde christelijke gemeente geweest. Terwijl de „slaaf” en degenen die ermee verbonden zijn, de geboden blijven gehoorzamen om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken, rust Jehovah’s geest werkelijk rijkelijk op hen (Matth. 10:7; 24:14; 28:19, 20). Bij Jezus Christus blijven, betekent bij degenen blijven die hij heeft willen gebruiken. Welke andere organisatie is er buiten de ware christelijke gemeente? Alleen Satans organisatie, bestaande uit zijn politieke „wilde beest” en zijn Babylonische wereldrijk van valse religie. — Openb. 13:1, 14, 15; 17:3-6.
17, 18. (a) Waarom was het dwaas dat sommigen Jezus verlieten wegens hetgeen hij zei over het eten van zijn vlees en het drinken van zijn bloed? (b) Welke verstandige handelwijze dienen wij thans derhalve te volgen?
17 Toen Jezus tot zijn discipelen zei dat zij geen leven in zichzelf zouden hebben als zij zijn vlees niet aten en zijn bloed niet dronken, stonden zij allen ongetwijfeld voor een raadsel. Velen van hen namen aanstoot en wandelden niet langer met Jezus. Alleen door die ene, moeilijk te begrijpen verklaring van Jezus, raakten zij zo geërgerd dat zij hem verlieten. Hoe dwaas! Door zo te handelen, negeerden zij alle schitterende waarheden die Jezus tot op die tijd had uitgesproken. Om nog maar niet te spreken van alle opvallende wonderen die Jezus verrichtte, waardoor werd bewezen dat hij de voorzegde Messías, de Zoon van God, was! — Vergelijk Lukas 7:20-23.
18 Terecht kon Jezus zijn apostelen vragen: „Wilt ook gij niet heengaan?” Petrus had het juiste antwoord: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en zijn te weten gekomen dat gij de Heilige Gods zijt” (Joh. 6:67-69). Met het oog op al het voorgaande volgt men ook thans werkelijk een verstandige handelwijze door met de „getrouwe en beleidvolle slaaf” verbonden te blijven. Enerzijds maakt de „slaaf” de „woorden van eeuwig leven” begrijpelijk voor ons, terwijl hij ons anderzijds helpt die „woorden” tot ons huidige en ons eeuwige welzijn in ons leven toe te passen. Moeten wij Jehovah God en Jezus Christus niet dankbaar zijn dat wij die „slaaf” in ons midden hebben?
19. Op welke verschillende manieren kunnen wij tonen dat wij Jehovah God dankbaar zijn voor de diensten van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”?
19 Hoe kunnen wij uiting geven aan onze dankbaarheid? Op meer dan één manier. Wij kunnen deze tonen door met de ’getrouwe slaaf’ samen te werken in de prediking en het maken van discipelen. Wij kunnen onze dankbaarheid ook tonen door ons gretig te voeden met het geestelijke voedsel waarin deze „slaaf” voorziet in de vorm van boeken en tijdschriften, alsook door de gemeentevergaderingen te bezoeken. Ook moeten wij het voorrecht om te bidden of Jehovah’s geest die „slaaf”-klasse wil leiden en sterken voor het werk dat Hij deze wil laten doen, niet over het hoofd zien. En overeenkomstig onze middelen hebben wij ook het voorrecht in stoffelijk opzicht bij te dragen ten einde de kosten te helpen bestrijden die de wereldomvattende activiteiten van deze „slaaf” nu eenmaal met zich meebrengen. Ja, op al deze manieren kunnen wij tonen dat wij waardering hebben voor de wijze waarop Jehovah God de „getrouwe en beleidvolle slaaf” gebruikt, terwijl wij daardoor ook tonen dat wij een levend, actief geloof bezitten dat kenbaar is aan de werken die wij verrichten. — Jak. 2:17, 26.
[Kader op blz. 24]
BELANGRIJKSTE BIJBELSE LEERSTELLINGEN — beklemtoond door Jehovah’s Getuigen
● Rechtvaardiging van Jehovah’s naam en soevereiniteit
● Christus’ „tegenwoordigheid” in Koninkrijksmacht in „tijd van het einde”
● Jezus’ losprijs opent weg tot opstanding en eeuwig leven
● Vader, Zoon en heilige geest verschillen in identiteit; geen Drieëenheid
● Schepping in plaats van evolutie.
● Menselijke ziel niet onsterfelijk
● Afgescheidenheid van politiek en gewelddaad van wereld
● Respect voor Gods wet betreffende bloed en moraliteit
● Christenheid belangrijkste deel van „Babylon de Grote”
● Aankweken van liefde en christelijke persoonlijkheid
● De verplichting van een christen om te prediken en discipelen te maken
● Doop door algehele onderdompeling in water als symbool van opdracht