„Op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen”
DE ROOMS-KATHOLIEKE religieuze organisatie beweert ongeveer vierhonderd miljoen lidmaten te hebben. Een van haar opvallendste leerstellingen is dat Petrus de eerste paus was. Als schriftuurlijk bewijs hiervoor verwijst men ons onmiddellijk naar Jezus’ woorden tot Petrus: „Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen” (Matth. 16:18, PC). Wij zijn hierop reeds ingegaan in De Wachttoren van 1 mei 1958, de bladzijden 264-269, doch er bleven nog enkele punten over welke een nadere beschouwing vergen. Zo rijzen de vragen: Welke kerk heeft Jezus op welk fundament gebouwd? Was Petrus superieur aan de andere apostelen en staat het vast dat hij in Rome is geweest? Wat zijn de feiten?
Laten wij allereerst opmerken dat Christus’ kerk geen letterlijk stenen gebouw is, want, zoals Paulus zei tot de Atheners: God „woont niet in met handen gemaakte tempels” (Hand. 17:24). Het oorspronkelijke Griekse woord in Mattheüs 16:18 voor „kerk,” ecclesia, verwijst niet naar een stenen of houten gebouw maar naar een gemeente of vergadering van mensen. God bezat lang voor Christus’ tijd al een kerk, vergadering of gemeente, want toen Stefanus naar de natie Israël in de woestijn verwees, noemde hij die een ecclesia, kerk of vergadering (Hand. 7:38). Noch is dit woord alleen op religieuze vergaderingen van toepassing. Wanneer Lukas vertelt over het gepeupel dat zich te Efeze in protest tegen Paulus’ prediking vergaderde, noemt hij het een ecclesia of vergadering. — Hand. 19:29-40.
Merk op dat deze kerk of gemeente door Jezus „mijn Kerk” wordt genoemd. Ze is niet de kerk of gemeente van Paulus, Apollos of Petrus, want, zoals Paulus terecht vermeldt, geen van hen is voor de christenen gestorven (1 Kor. 1:12, 13). De kerk is Christus’ lichaam, zijn bruid, en bestaat uit 144.000 leden. Wanneer dezen getrouw tot aan de dood in zijn voetspoor treden, zullen zij in zijn opstanding en heerlijkheid delen. — 1 Kor. 12:12-28; Ef. 1:22, 23; Kol. 1:17, 18, 24; 2 Tim. 2:11, 12; Openb. 14:1, 3.
In een ruimere betekenis van het woord is Christus Jezus echter eveneens een deel van de christelijke gemeente of kerk, en is het Gods kerk of vergadering (1 Kor. 1:1, 2; Gal. 1:13; 1 Thess. 2:14). God bouwt de kerk en plaatst de verscheidene leden er van in hun respectieve posities (Matth. 20:23; 1 Kor. 3:9; 12:18; Ef. 2:10). Daar Christus Jezus in alles met zijn hemelse Vader samenwerkt, kon hij terecht zeggen: „Ik [zal] mijn Kerk bouwen”; evenals wij niet alleen lezen dat „God den hemel en de aarde [schiep]”, maar eveneens dat „zonder Hetzelve [het Woord of de Logos] . . . geen ding [is] gemaakt, dat gemaakt is.” — Gen. 1:1; Joh. 1:3; 5:17, SV.
Derhalve is de kerk de christelijke gemeente welke God en Christus Jezus toebehoort, die bij het bouwen er van samenwerken. Wie of wat is de steenrots of het fundament waarop ze is gebouwd? Volgens de rooms-katholieke theologen de apostel Petrus. Merk in dit verband op dat Jehovah God de „steenrots” wordt genoemd (Deut. 32:4, Lu). Zijn koninkrijk wordt eveneens een steen of steenrots genoemd (Dan. 2:44, 45). Christus Jezus identificeerde zichzelf als de steenrots of hoeksteen die de bouwlieden hadden verworpen, en de apostel Paulus legde een soortgelijk getuigenis af (Matth. 21:42-46; Rom. 9:32, 33; 1 Kor. 10:4). De apostel Petrus toont aan dat christenen levende stenen zijn, die niet op hem, maar op Christus Jezus zijn gebouwd. — 1 Petr. 2:4-6.
Uit het verband van Mattheüs 16:18 blijkt dat Petrus juist getuigd had dat Jezus de Christus, de Zoon van de levende God, was, waarop Jezus de bekende woorden uitsprak. Zie voor de verklaring hiervan De Wachttoren van 1 mei 1958, de bladzijden 264-269. Jezus zei duidelijk dat Hijzelf, degene die door Petrus als de Messias, de Zoon Gods, werd geïdentificeerd, de rotsmassa of het fundament was waarop hij zijn kerk of gemeente zou bouwen.
PETRUS NIET SUPERIEUR
Indien de uitleg der katholieke theologen van deze tekst juist zou zijn, zouden wij moeten bemerken dat de apostelen en de eerste gemeente Petrus nadien een superieure plaats gaven, waardoor te kennen zou worden gegeven dat hij speciaal het fundament van de eerste kerk en Christus Jezus’ stedehouder was. Alle voorhanden zijnde bewijzen wijzen echter duidelijk uit dat Petrus louter doordat Jezus hem uitkoos om hem de sleutels van de kennis betreffende het Koninkrijk te geven, daardoor nog niet boven zijn mede-apostelen werd verheven. Hij was nog steeds slechts een der twaalf apostelen des Lams, slechts een der twaalf fundamentstenen, niet een hoofdhoeksteen: want ’Eén is uw Meester, en gij zijt allen [Petrus inbegrepen] broeders.’ — Matth. 23:8, SV; Luk. 11:52; Openb. 21:14.
DE VROEGE „KERKVADERS” BESCHOUWDEN PETRUS NIET ALS DE STEENROTS
Noch de vroege christelijke gemeente noch de vroege „kerkvaders” waren van mening dat Petrus de rots was waarop de kerk was gebouwd. Dit wordt duidelijk door wat een zekere bisschop Strossmayer uit Bosnië zei in zijn toespraak welke hij in 1870 tijdens het debat over het dogma van de onfeilbaarheid van de paus voor het college van kardinalen hield. Deze bisschop zei die doorluchtige vergadering onder andere het volgende:
„Thans ga ik spreken over het grote argument — hetwelk gij tevoren hebt genoemd — waardoor het primaatschap van de bisschop van Rome door de rots (petra) bevestigd moet worden. Indien dit waar zou zijn, zou de woordenstrijd ten einde zijn; maar onze voorvaders — en zij wisten stellig heel veel — dachten er niet zo over als wij. De H. Cyrillus zegt in zijn vierde boek over de drieëenheid: ’Ik geloof dat men onder de steenrots het onwankelbare geloof der apostelen moet verstaan.’ De H. Hilarius, bisschop van Poitiers, zegt in zijn tweede boek over de drieëenheid: ’De steenrots (petra) is de gezegende en enige steenrots van het geloof dat door de mond van de H. Petrus wordt beleden’; en in het zesde boek van de drieëenheid zegt hij: ’op deze steenrots van de belijdenis des geloofs is de kerk gebouwd.’ De H. Hiëronymus zegt in het zesde boek over de H. Mattheüs: ’God heeft Zijn kerk op deze steenrots gegrondvest en naar deze rots is de apostel Petrus genoemd.’ Na hem zegt de H. Chrystomos in zijn drieënvijftigste preek over de H. Mattheüs: ’Op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen — dat is, op het geloof der belijdenis.’ Wat was nu de belijdenis van de apostel? Het volgende — ’Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ Ambrosius, de heilige aartsbisschop van Milaan (over het tweede hoofdstuk van Efeze), de H. Basilius van Seleucië, en de vaders van het concilie van Chalcedon, onderwijzen precies hetzelfde.” Daarna haalde hij het getuigenis van Augustinus aan, hetwelk staat vermeld in De Wachttoren van 1 mei 1958, blz. 265.
GEEN BISSCHOP VAN ROME
Petrus was evenmin de eerste bisschop van Rome als hij de „steenrots” of de eerste paus was. Vele schriftuurplaatsen tonen aan dat Paulus te Rome is geweest. Waarom zou Paulus het noodzakelijk vinden de Romeinse christenen zoveel raad te geven indien Petrus zich daar bevond en superieur aan Paulus was? In zijn brief aan de Romeinen noemt Paulus 35 christenen met name en zendt groeten aan 26 van hen, doch hij maakt geen gewag van Petrus noch groet hij hem. Indien Petrus de paus of bisschop van Rome zou zijn geweest, zouden wij ons dan kunnen voorstellen dat Paulus hem zo volkomen negeerde? Verder schreef Paulus een aantal van zijn brieven van Rome uit en daarin noemde hij andere Romeinse christenen die bij hem waren of die eveneens groeten zonden, maar hij schreef nooit een woord over Petrus. Waarom die grote zwijgzaamheid indien Petrus zich daar werkelijk in die tijd bevond? En al zou Petrus zichzelf als bisschop van Rome hebben bevestigd, kon hij dan nog steeds de apostel der besnijdenis worden genoemd? Te beweren dat Petrus wanneer hij in zijn eerste zendbrief (5:13) Babylon noemt, op Rome zinspeelt, is slechts erkennen hoe zwak het argument is dat Petrus in Rome is geweest.
Volgens bisschop Strossmayer aarzelde Scaliger (door de Encyclopedie Americana „de stichter van de wetenschap der chronologie” genoemd en daarom geen geringe autoriteit) niet om te zeggen dat ’St. Petrus’ bisdom en residentie te Rome bij de bespottelijke legenden geclassificeerd behoort te worden.’
Aldus zien wij dat zowel de Schrift als de historische feiten eenstemmig getuigen dat de christelijke gemeente op Christus Jezus en niet op de apostel Petrus is gebouwd, dat Petrus niet de eerste paus was en dat er geen bewijs is dat hij ooit in Rome is geweest.