Redelijkheid maakt het leven aangenamer
JEHOVAH GOD wil dat mensen van het leven genieten. Wat hij tot leiding van ons in zijn Woord, de bijbel, heeft laten optekenen, is ter bevordering van ons eeuwige welzijn bedoeld. Wanneer wij ons derhalve aan dat Woord houden, zal dit er beslist toe bijdragen dat wij het leven zowel voor onszelf als voor anderen aangenamer maken. Dit is zeer zeker waar als wij de bijbelse waarschuwing toepassen: „Uw redelijkheid worde aan alle mensen bekend.” — Fil. 4:5.
Volgens de Schrift is redelijkheid een goddelijke hoedanigheid. In Jakobus 3:17 lezen wij dat „de wijsheid van boven”, onder andere, „redelijk” is. Wat betekent het evenwel redelijk te zijn?
Strikt genomen, betekent het meegaand, eerlijk, gematigd, bedachtzaam en verdraagzaam te zijn. Redelijke mensen zijn evenwichtig en vervallen niet tot uitersten. Zij erkennen de wijsheid van de geïnspireerde woorden: „Word niet al te rechtvaardig . . . Waarom zoudt gij verwoesting over uzelf brengen?” (Pred. 7:16) Degenen die „al te rechtvaardig” zijn, worden zeer bekrompen en onbuigzaam in hun persoonlijke kijk op hetgeen juist of verkeerd is. Als gevolg hiervan kunnen zelfs dingen die op zich niet onjuist zijn, hun heel slecht toeschijnen. Hun geweten is voortdurend verontrust over hetgeen anderen doen of nalaten te doen. In plaats van hun redenatievermogen te gebruiken, wordt hun mening door vooroordeel beïnvloed.
De uitersten waartoe „al te rechtvaardig” zijn kan leiden, komen duidelijk naar voren in de wijze waarop de Farizeeën Jezus Christus bezagen. Naar hun mening maakte hij zich aan een ernstige misdaad schuldig toen hij op de sabbat op wonderbare wijze mensen van hun gebreken en kwalen genas. Zij verloren het werkelijke doel van de sabbatwet uit het oog. De sabbat behoorde geen last voor het volk, maar een zegen voor hen te zijn. Hij voorzag in een dag voor de zo noodzakelijke rust en verkwikking. Jezus Christus zette dit uiteen met de woorden: „De sabbat is ter wille van de mens ontstaan, en niet de mens ter wille van de sabbat” (Mark. 2:27). Bijgevolg was het feit dat Jezus Christus op de sabbat genezingen verrichtte, volledig in overeenstemming met de barmhartige geest van de wet. Maar doordat de Farizeeën onredelijk vasthielden aan de letter van de wet, overeenkomstig hun interpretatie op grond van de overlevering, leidde dit ertoe dat zij een onbarmhartige houding aan de dag legden jegens degenen die in nood verkeerden. — Matth. 23:23.
De onredelijke toepassing van Gods wet waarop de Farizeeën stonden, plaatste een zware last op het volk (Matth. 23:4). Op degenen die niet overeenkomstig de traditionele voorschriften leefden, werd neergekeken. Toen bijvoorbeeld functionarissen, die uitgezonden waren om Jezus te arresteren, met lege handen terugkeerden omdat zij onder de indruk waren gekomen van Jezus’ onderwijs, zeiden zekere Farizeeën kleinerend: „Zijt gij soms ook misleid? Heeft soms een van de Farizeeën geloof in hem gesteld? Maar deze schare die de Wet niet kent, vervloekt zijn zij.” — Joh. 7:47, 48.
De houding van redelijke personen vormt een scherpe tegenstelling met die van de Farizeeën en andere vooraanstaande religieuze leiders van het judaïsme in de eerste eeuw G.T. Redelijke mensen denken niet te veel van zichzelf en ook zien zij niet op anderen neer. Zij zijn niet „moeilijk te behagen” (1 Petr. 2:18). Zij zien er zorgzaam op toe dat niemand zich in hun bijzijn onbekwaam of onwetend voelt.
Een redelijk persoon neemt de beperkingen en omstandigheden van mensen in aanmerking wanneer hij hen aanmoedigt een goed gebruik van hun bekwaamheden te maken. Hij is niet veeleisend en ook verwacht hij niet van anderen dat zij veel meer doen dan waartoe zij in staat zijn. Hij raakt in de omgang met hen dus niet gefrustreerd en geïrriteerd. Waarlijk, iemand die de voortreffelijke eigenschap redelijkheid aan de dag legt, maakt het leven voor zichzelf en voor zijn medemensen aangenamer.
Wanneer wij redelijke mensen met onredelijke personen vergelijken, is het duidelijk dat redelijk zijn grotendeels afhangt van de wijze waarop iemand zichzelf en anderen beziet. Als wij dus als redelijke personen willen bekendstaan, dienen wij ervoor te zorgen dat de mening die wij over onszelf en onze medemensen hebben, in overeenstemming is met Gods Woord. De geïnspireerde apostel Paulus waarschuwde: „Indien iemand denkt dat hij iets is, terwijl hij niets is, dan bedriegt hij zijn eigen geest” (Gal. 6:3). „Ik [zeg] tot een ieder onder u, niet meer van zichzelf te denken dan nodig is, maar met een gezond verstand te denken.” — Rom. 12:3.
In de christelijke gemeente is niemand onmisbaar. Afzonderlijke personen kunnen een fijne bron van aanmoediging voor medegelovigen zijn. Maar noch natuurlijke bekwaamheden noch dynamische persoonlijkheden vormen de aandrijvende kracht achter het werk dat door de christelijke gemeente wordt verricht. Het is niet het werk van een mens of van een groep van mensen. Het is Gods werk. Naar zichzelf en zijn medegelovigen verwijzend, erkende de apostel Paulus: „Wij zijn Gods medewerkers” (1 Kor. 3:9; Hand. 5:38, 39). Door middel van zijn geest zet Jehovah God zijn volk ertoe aan tot lof van Hem het werk te doen dat hij verricht wil zien. Die geest is werkzaam ten aanzien van de gehele gemeenschap van broeders overal ter wereld, en niet slechts ten aanzien van enkelen van hen. Aangezien Gods geest ten aanzien van allen werkzaam is, kunnen wij niet buiten degenen die aan ons verwant zijn in het geloof. — 1 Kor. 12:14-26.
Wanneer toegewijde christenen elkaar als medewerkers en slaven van God en Christus bezien, voorkomen zij dat zij een opgeblazen mening over zichzelf en hun prestaties hebben. Zij slaan acht op de bijbelse waarschuwing „ootmoedigheid des geestes” aan de dag te leggen, „de anderen superieur aan [zichzelf] achtend”. — Fil. 2:3.
Wie deze raad ernstig opvat, erkent dat anderen, in bepaalde bekwaamheden en eigenschappen, superieur aan hemzelf zijn. Sommige christenen kunnen, wanneer het op geestelijke kwesties en het helpen van anderen aankomt, een beter begrip, inzicht en onderscheidingsvermogen dan anderen hebben. Dan zijn er wellicht degenen die in ijver, enthousiasme en energie uitblinken. Weer anderen vallen misschien op door hun bezorgdheid en medegevoel met mensen.
Wanneer iemand erkent dat hij van anderen kan leren en dat kwesties op meer dan één manier bezien kunnen worden, zal hij er veel minder toe geneigd zijn aan zijn eigen manier als de enige juiste vast te houden. Hij zal meegaand, niet halsstarrig zijn. Hij zal de suggesties en adviezen van ervaren mensen niet licht naast zich neerleggen. Evenmin zal hij zichzelf bezien als iemand die geen raad van anderen nodig heeft. Hij beseft dat het nemen van beslissingen op grond van de gezamenlijke kennis van bekwame mensen een kenmerk van ware wijsheid is. Hij handelt derhalve in overeenstemming met de bijbelse spreuk: „In de veelheid van raadgevers komt iets tot stand.” — Spr. 15:22.
Wij dienen beslist redelijke personen te willen zijn. Jehovah God wenst redelijkheid in zijn dienstknechten te zien, aangezien hij weet dat dit ertoe zal bijdragen dat zij aangename betrekkingen met elkaar onderhouden. Moge ons streven om in alle dingen redelijk te zijn het leven derhalve zowel voor onszelf als voor onze medemensen blijven veraangenamen.