Onze vrijheid behoeden om onze Voortreffelijke Herder te volgen
DE HEER Jezus Christus beloofde zijn discipelen: „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.” Alle ware volgelingen van hem zijn door de waarheid van Gods Woord vrijgemaakt. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt. Alleen Jehovah God kan zich in het bezit van een dergelijke vrijheid verheugen. Maar alle dienstknechten van God die getrouw zijn, kunnen een relatieve vrijheid genieten: vrijheid om te doen wat juist is, vrijheid van valse religie, vrijheid van mensenvrees en, onder andere, vrijheid van slavernij aan zondige praktijken. — Joh. 8:31, 32.
Ook moet christelijke vrijheid relatief zijn omdat christenen leden van Gods organisatie zijn. Iedere organisatie heeft bepaalde vereisten waaraan degenen die er deel van uitmaken, moeten voldoen. Anders zou er, in plaats van een gemeenschappelijke evenwichtige krachtsinspanning om het doel van de organisatie te verwezenlijken, verwarring en frustratie van doeleinden zijn. Het is dan ook heel passend dat de bijbel een organisatorisch boek is. De Hebreeuwse Geschriften van de bijbel werden toevertrouwd aan een organisatie, de natie Israël, en de christelijke Griekse Geschriften werden òf rechtstreeks aan de christelijke gemeente òf aan afzonderlijke christenen geschreven.
De christelijke gemeente zelf is een organisatie waarbinnen bepaalde personen, opzieners genaamd, de leiding hebben. Met betrekking tot hen krijgen christenen de raad: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na, lettend op het einde van hun wandel” en „weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen”. — Hebr. 13:7, 17.
Men zou kunnen zeggen dat zij als vertegenwoordigers optreden van de „voortreffelijke herder”, Jezus Christus (Joh. 10:11). Jehovah had door bemiddeling van zijn profeet voorzegd dat hij dergelijke opzieners over zijn volk zou aanstellen, want in Jeremia 23:4 kunnen wij lezen: „Ik wil over hen herders verwekken die hen werkelijk zullen weiden, en zij zullen niet meer bevreesd zijn.”
Alle volgelingen van Christus moeten zich er, nu zij deze vrijheid hebben verworven, met ijver op toeleggen deze vrijheid om onze Voortreffelijke Herder te volgen, te behoeden. Dit betekent dat zij in het bijzonder op hun hoede moeten zijn dat zij niet worden verlokt door de onvolmaakte, zelfzuchtige en zwakke neigingen van het vlees. Hiertoe behoort de liefde voor gemakzucht of luiheid. Tenzij christenen een werkelijke krachtsinspanning in het werk stellen om deze neiging te bestrijden, kan dit gemakkelijk tot een vorm van slavernij worden die hen ervan zal weerhouden op het gebied van persoonlijke studie, vergaderingbezoek en velddienst alles te doen wat zij kunnen en wat zij dienen te doen. Zij moeten zich krachtig inspannen om hun vrijheid op het gebied van ijver te behoeden. — Luk. 13:24.
En dan is er de strik van het materialisme, de liefde voor geld of voor de mooie dingen die men voor geld kan kopen. Iemand kan vreugde scheppen in een mooi huis dat luxueus is ingericht, of in een dure auto, en trots zijn op een dergelijk bezit. Maar indien de aanschaf van dergelijke fijne dingen ons belemmert in onze vrijheid de Voortreffelijke Herder te volgen, zijn deze dingen dan geen vruchten van materialisme?
De apostel Paulus geeft in dit opzicht goede raad, die in onze tijd zeker zo toepasselijk is als in zijn tijd: „Bovendien zeg ik dit, broeders: de overgebleven tijd is kort geworden. Laten voortaan zij . . . die van de wereld gebruik maken, [zijn] als zij die er niet ten volle gebruik van maken; want het toneel van deze wereld is bezig te veranderen” (1 Kor. 7:29, 31). Evenals een hardloper zich van alle onnodige kleding moet ontdoen, wil hij de wedloop winnen, zo dienen christenen in deze tijd zich zo ver mogelijk afzijdig te houden van de lasten van deze materialistische wereld als zij de Voortreffelijke Herder tot in de Nieuwe Ordening willen volgen. — 1 Kor. 9:24-27; 2 Petr. 3:13.
Liefde voor Jehovah en voor onze naaste vereist dat wij „ieder gewicht afleggen” om in alle vrijheid het voorbeeld te volgen dat Jezus Christus heeft gegeven. Zie eens hoe volle-tijd pionierbedienaren, zendelingen en zij die zijn gaan dienen waar de behoefte groter is of die op Bethelhuizen dienen, vaak vele mooie materiële bezittingen achtergelaten hebben om de apostelen te kunnen navolgen, die, zoals Petrus zei, alles achterlieten om Jezus te volgen. En wat een zegeningen en vreugden zijn hun deel wanneer zij aldus dienen! — Hebr. 12:1; Mark. 10:28-30.
Laat iedere opgedragen christen zichzelf dus de vraag stellen: „Behoed ik mijn vrijheid om de Voortreffelijke Herder te volgen?” En: „Kan ik mijzelf voor grotere dienstvoorrechten, zoals de pioniersdienst of Betheldienst, beschikbaar stellen?”